In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Berkel, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door C. Schravezande. Eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die aanvankelijk was afgewezen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na bezwaar werd de aanvraag gegrond verklaard, maar eiser was het niet eens met de hoogte van het vastgestelde dagloon van € 125,41. Eiser stelde dat zijn dagloon lager was dan het Ziektewet-dagloon en dat de berekening niet correct was, waarbij hij een beroep deed op het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het gewijzigde besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vaststelling van het WIA-dagloon correct was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van het Dagloonbesluit in dit geval onredelijk bezwarend maakten. Eiser werd in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.814,-.