ECLI:NL:RBDHA:2025:6361
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beroep en verzoek om voorlopige voorziening inzake tegemoetkoming op grond van de Wet maatschappelijke opvang
In deze zaak hebben eisers, wettig vertegenwoordigers van [naam], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Dit besluit, genomen op 17 januari 2025, verlaagde de aan [naam] toegekende tegemoetkoming op grond van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo) voor het gebruik van de eigen auto van € 165,19 per maand naar € 55,05 per maand. Na bezwaar van eisers heeft verweerder op 5 maart 2024 het bezwaar gegrond verklaard en de volledige tegemoetkoming van € 165,19 per maand toegekend. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2025 behandeld. Tijdens de zitting waren de gemachtigden van zowel eisers als verweerder aanwezig. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen procesbelang meer was voor eisers, aangezien verweerder volledig aan hun bezwaren tegemoet was gekomen door de maximale tegemoetkoming toe te kennen. De stelling van eisers dat hun woonsituatie in de toekomst kan veranderen, wat mogelijk zou leiden tot een nieuwe verlaagde tegemoetkoming, werd niet als voldoende procesbelang gezien. De voorzieningenrechter oordeelde dat een toekomstige situatie pas beoordeeld kan worden op basis van de dan geldende feiten.
Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M. van Paridon op 17 april 2025, in aanwezigheid van griffier W.M. Colpa. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.