ECLI:NL:RBDHA:2025:6361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
SGR 25/2327 en SGR 25/1890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep en verzoek om voorlopige voorziening inzake tegemoetkoming op grond van de Wet maatschappelijke opvang

In deze zaak hebben eisers, wettig vertegenwoordigers van [naam], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. Dit besluit, genomen op 17 januari 2025, verlaagde de aan [naam] toegekende tegemoetkoming op grond van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo) voor het gebruik van de eigen auto van € 165,19 per maand naar € 55,05 per maand. Na bezwaar van eisers heeft verweerder op 5 maart 2024 het bezwaar gegrond verklaard en de volledige tegemoetkoming van € 165,19 per maand toegekend. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2025 behandeld. Tijdens de zitting waren de gemachtigden van zowel eisers als verweerder aanwezig. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen procesbelang meer was voor eisers, aangezien verweerder volledig aan hun bezwaren tegemoet was gekomen door de maximale tegemoetkoming toe te kennen. De stelling van eisers dat hun woonsituatie in de toekomst kan veranderen, wat mogelijk zou leiden tot een nieuwe verlaagde tegemoetkoming, werd niet als voldoende procesbelang gezien. De voorzieningenrechter oordeelde dat een toekomstige situatie pas beoordeeld kan worden op basis van de dan geldende feiten.

Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M. van Paridon op 17 april 2025, in aanwezigheid van griffier W.M. Colpa. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 25/2327 en SGR 25/1890
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 april 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiser] en [eiseres] , wettig vertegenwoordigers van [naam] ( [naam] ), uit [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: R. Woudenberg-Klos),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: A. Bruinse).

Procesverloop

Bij besluit van 17 januari 2025 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan [naam] toegekende tegemoetkoming op grond van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo) voor het gebruik van de eigen auto verlaagd naar een derde van het bedrag van de maximale tegemoetkoming (van € 165,19 per maand naar € 55,05 per maand).
Bij besluit van 5 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eisers tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard en aan [naam] de volledige tegemoetkoming van € 165,19 per maand toegekend.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eisers daartegen. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Volgens vaste rechtspraak [2] is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat bij het bestreden besluit aan [naam] het maximale bedrag aan tegemoetkoming is toegekend. Daarmee is verweerder volledig aan de bezwaren van eisers tegemoet gekomen. Eisers kunnen daarom met haar beroep niet meer kan bereiken dan zij heeft bereikt. Dit betekent dat eisers geen belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De stelling van eisers dat in de toekomst de woonsituatie mogelijk zal wijzigen en dat dan de kans bestaat dat zij wederom de tegemoetkoming voor slechts een derde van het maximumbedrag zal worden toegekend, geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding anders te oordelen. Een toekomstige situatie zal moeten worden beoordeeld aan de hand van de zich dan voordoende feitelijke situatie. In een toekomstig geschil kunnen eisers dan rechtsmiddelen aanwenden tegen een nieuw besluit.
3. Nu er geen procesbelang is, is het beroep is niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, bestaat geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.