ECLI:NL:RBDHA:2025:6364

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
NL25.8272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag van een Moldavische vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser, een Moldavische vreemdeling, tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft op 20 februari 2025 de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft allereerst beoordeeld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft op 21 februari 2025 meegedeeld dat de overdracht van eiser wordt uitgesteld, omdat hij met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 26 februari 2025 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser. De rechtbank concludeert dat, gezien deze omstandigheden, eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland.

Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat eiser geen recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8272

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. Eiser stelt van Moldavische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. De minister heeft op 20 februari 2025 de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL25.8273. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser procesbelang?
2. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft op 21 februari 2025 meegedeeld dat de overdracht wordt uitgesteld, omdat eiser op 21 februari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Op 26 februari 2025 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld geen contact meer te hebben met eiser.
2.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. [1] Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.2.
Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en gezien de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door zijn aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dan ook niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.