In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D.H. Yabasun, heeft zijn aanvraag ingediend op 12 juni 2024. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 12 december 2024. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen, zoals toegestaan onder artikel 42, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor was de ingebrekestelling van 15 februari 2025 prematuur, en voldoet het beroep niet aan de vereisten voor indienen van beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier J. Yedema, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.