ECLI:NL:RBDHA:2025:6416
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van familieleven met minderjarige dochter
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid’. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 24 oktober 2022, en het bezwaar van eiser werd bij besluit van 19 april 2024 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 19 maart 2025 behandeld, maar zowel eiser als zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Eiser, geboren in 1978 en van Indiase nationaliteit, verblijft sinds 2013 in Spanje en heeft een aanvraag ingediend om bij zijn minderjarige dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft, te verblijven. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat eiser niet heeft aangetoond dat er hechte persoonlijke banden bestaan tussen hem en zijn dochter. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het onevenredig hard zouden maken om hem terug te sturen naar India of Spanje. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.