ECLI:NL:RBDHA:2025:6480
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor Turkse onderdaan op basis van mvv-vereiste
In deze zaak heeft eiser, een Turkse onderdaan, op 2 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 22 maart 2023 afgewezen, omdat eiser niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van dit vereiste is vrijgesteld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 9 januari 2025 bevestigde de eerdere afwijzing van de aanvraag.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De zaak is vervolgens zonder zitting behandeld. De rechtbank heeft beoordeeld of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser. Eiser stelt dat dit in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 1 november 2024, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen ongegrond werd verklaard. Eiser heeft in zijn beroepschrift argumenten aangevoerd tegen deze uitspraak, maar de rechtbank oordeelt dat de gronden van eiser identiek zijn aan die in eerdere procedures.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen aanleiding is om af te wijken van de eerdere uitspraak en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ontvangt geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier, en is openbaar gemaakt op 16 april 2025.