In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Tunesische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 24 januari 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 20 februari 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 3 april 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
Eiser stelt dat hij gevlucht is voor terreur en vreest bij terugkeer naar Tunesië te worden vermoord. Hij heeft echter geen overtuigende bewijsstukken over zijn identiteit en asielmotieven kunnen overleggen. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht is uitgegaan van de gegevens van de Tunesische autoriteiten en dat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft in eerdere procedures verschillende personalia opgegeven en zijn medische omstandigheden zijn niet voldoende onderbouwd om tot een ander besluit te komen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 11 april 2025.