ECLI:NL:RBDHA:2025:6755
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- I.S. Pruijn
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2025 wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 10 december 2024 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft eerder beroep aangetekend, waarover op 20 januari 2025 is beslist. De minister van Asiel en Migratie heeft de rechtbank op 28 maart 2025 geïnformeerd over het voortduren van de maatregel, wat door de rechtbank als een nieuw beroep wordt beschouwd, inclusief een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft eiser gevraagd om binnen twee werkdagen te reageren op de overgelegde voortgangsrapportage, waarop eiser heeft gereageerd, zij het buiten de gestelde termijn. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 4 april 2025 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.
De rechtbank toetst of de maatregel van bewaring rechtmatig is. Indien de rechtbank oordeelt dat de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, kan zij het beroep gegrond verklaren en de maatregel opheffen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 14 januari 2025 rechtmatig was. De minister heeft voldoende voortvarend gewerkt aan de uitzetting van eiser, zoals blijkt uit de voortgangsrapportage waarin meerdere rappellen zijn genoemd. De rechtbank oordeelt dat er geen grond is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.