ECLI:NL:RBDHA:2025:9425
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2025, beoordeelt de enkelvoudige kamer het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring, opgelegd op 10 december 2024. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, heeft beroep aangetekend tegen deze maatregel op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder de oplegging van de maatregel getoetst in uitspraken van 20 januari 2025 en 11 april 2025. De minister van Asiel en Migratie heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waarop eiser heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 14 mei 2025 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting zal worden behandeld.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 4 april 2025. Eiser betoogt dat er geen redelijk zicht op uitzetting bestaat naar Algerije of Marokko, wat volgens hem in strijd is met artikel 15, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank oordeelt echter dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar deze landen bestaat en dat er geen aanwijzingen zijn dat de autoriteiten van Algerije of Marokko de aanvraag van eiser voor een laissez-passer hebben afgewezen. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
De rechtbank concludeert dat er geen grond is om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Pruijn, griffier, en is openbaar gemaakt op 28 mei 2025.