ECLI:NL:RBDHA:2025:6821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
09/221224-22, 09/234440-22 en 09/058616-24 (t.t.z. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting van meerdere slachtoffers door verdachte

Op 25 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een complexe zaak van mensenhandel waarbij de verdachte, [verdachte], zich schuldig heeft gemaakt aan de seksuele uitbuiting van vijf slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de kwetsbare posities van deze slachtoffers, die vaak verslaafd waren aan drugs en in een afhankelijke situatie verkeerden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, gezien de kans op recidive. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schadevergoeding voor de slachtoffers heeft erkend. De zaak is behandeld over meerdere zittingen, waarbij de rechtbank de verklaringen van de slachtoffers en de bewijsvoering zorgvuldig heeft gewogen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/221224-22, 09/234440-22 en 09/058616-24 (t.t.z. gev.)
Datum uitspraak: 25 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] ,
locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10, 12, 13, 17, 18, 20, 24, 26 en 27 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 11 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. N. Rose en mr. J.M. Eelman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. D. Bektesevic naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte (hierna: [verdachte] ) is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 09/221224-22 op de terechtzitting van 23 mei 2023 en wijziging van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 09/234440-22 op de terechtzitting van 10 maart 2025 - ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/221224-22 (hierna: dagvaarding 1)
1. deelonderzoek Bosoehoe)
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 augustus 2022 te Hoofddorp en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1),
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en)
heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4),
- heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen
uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde
(sub 9),
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (meermalen)
- aan die [slachtoffer 1] gevraagd om een weekendje weg te gaan om tot rust te kunnen komen
en/of
- een advertentie met (naakt)foto's van die [slachtoffer 1] gemaakt en/of op sekssites geplaatst
en/of
- telefonisch contact onderhouden met prostitutieklanten en/of (een) afspra(a)k(en) met
klanten gemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] geslagen tegen haar hoofd en/of haar lichaam en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd we hadden zoveel geld kunnen verdienen en/of we kunnen het
opnieuw proberen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat er schulden waren die hij/zij niet af konden lossen en/of
(vervolgens) aan die [slachtoffer 1] gevraagd of zij kon helpen en/of
- die [slachtoffer 1] opgehaald uit haar woning en meegenomen naar de woning van verdachte en
of zijn mededader(s) en/of die [slachtoffer 1] in de woning laten verblijven en/of
- ( naakt)foto's en/of (seks)filmpjes van die [slachtoffer 1] gemaakt en/of verspreid en/of gedreigd dat die (seks)filmpjes verspreid zouden worden via de media en/of
- die [slachtoffer 1] belet om te kunnen slapen en/of
- aan die [slachtoffer 1] drugs en/of medicatie verstrekt en/of haar een bedwelmende stof laten
inademen en/of haar (aldus) gedrogeerd en/of bedwelmd en/of
- het identiteitsbewijs en/of het rijbewijs en/of de hond en/of de telefoon van die [slachtoffer 1]
(af)gepakt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat haar partner niet meer om haar gaf en/of zijn kaarten
verstopt en/of zijn telefoontjes weggedrukt en (aldus) die [slachtoffer 1] geïsoleerd en/of
- het door die [slachtoffer 1] verdiende geld en/of de verdovende middelen afgenomen en/of in
ontvangst genomen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij haar zou vermoorden als zij aangifte ging doen en/of dat
zij eraan zou gaan als zij hem zou verraden, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking;
2. ( deelonderzoek Havikuil)
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 25 januari 2023 te ’s-Gravenhage en/of Voorburg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 2] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1),
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en)
heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4),
- heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen
uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde (sub 9),
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (meermalen)
- aan die [slachtoffer 2] gevraagd of zij een account wilde maken op een site voor seksadvertenties en/of klanten te woord wilde staan en/of (daarbij) gezegd dat zij verder niets hoefde te doen en/of
- die [slachtoffer 2] in huis opgesloten en tegen haar gezegd dat zij maar één klant hoefde te
'pakken' en/of
- die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) geslagen en/of gestompt en/of geschopt tegen
haar lichaam en/of gezicht en/of aan haar haren getrokken en/of in haar gezicht gespuugd
en/of
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd door een telefoon onder haar bed te leggen en/of de
prostitutieafspraken op te nemen en/of de kamer van die [slachtoffer 2] te doorzoeken en/of
- die [slachtoffer 2] drugs onthouden en/of haar prostitutiewerk beloond met drugs en/of
- ( een) seksadvertentie(s) voor die [slachtoffer 2] gemaakt en/of
- die [slachtoffer 2] opdracht gegeven/verzocht van klanten geld in ontvangst te nemen zonder
daarvoor een seksuele prestatie te leveren en/of het door die [slachtoffer 2] verdiende geld
afgenomen en/of in ontvangst genomen;
Parketnummer 09/234440-22 (hierna: dagvaarding 2)
1. deelonderzoek Steenuil)
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 14 februari 2023 te ’s-Gravenhage en/of Hoofddorp en/of elders in Nederland, een ander, genaamd [slachtoffer 3] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 1) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of
diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft
ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich
daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de
seksuele handelingen van die [slachtoffer 3] met of voor een derde (sub 9), en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3] (sub 6)
immers heeft hij, verdachte, (meermalen)
- aan die [slachtoffer 3] gevraagd of hij haar foto’s kon gebruiken en tegen haar gezegd dat zij een mooie meid was en/of dat hij twintig jaar geleden al verliefd op haar was en/of dat zij samen een bedrijf en/of sportschool zouden beginnen en/of dat zij in een mooi huis in een dure wijk zouden gaan wonen en/of
- aan die [slachtoffer 3] gevraagd of zij de telefoon op wilde nemen en gezegd dat zij goed kon praten en/of dat die meisjes niet goed Nederlands konden en/of
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd ‘Kijk eens hoeveel mensen er voor je bellen’ en/of ‘Je kan nu
vijfhonderd euro verdienen’ en/of ‘Iedereen wil jou’ en/of ‘Ik blijf m’n hele leven bij je ook al werk je’ en/of ‘Er verandert niks tussen ons, denk aan onze zaak, denk aan de toekomst’ en/of dat hij geen zin meer heeft in een relatie en iemand wil die 100% achter hem staat en/of 'Het is voor een
groot doel, we kunnen er veel geld mee verdienen' en/of
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd 'Ja ik ga wel stelen' en/of vervolgens 'Ja, mij hangt veel boven mijn hoofd, bij jou niet [slachtoffer 3] ' en/of 'Jij doet niks verkeerd' en/of 'Jij bent alleen maar bemiddelaar of speelt de hoer' en/of
- aan die [slachtoffer 3] drugs verstrekt en/of die [slachtoffer 3] misleid door haar heroïne (in een joint) te
verstrekken en/of te laten roken in plaats van hasj en/of tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij meer had gerookt dan zij had verdiend en/of
- seksadvertenties en/of (seks)filmpjes gemaakt en/of geplaatst op (seks)sites en/of verspreid
en/of
- contact onderhouden met prostitutieklanten en/of
- die [slachtoffer 3] vervoerd naar escort afspraken en/of
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij het geld niet op haar kamer mocht houden voor haar veiligheid en/of dat ze het niet afpakken en/of
- ( vervolgens) het door [slachtoffer 3] verdiende geld en/of de verdovende middelen afgenomen en/of in ontvangst genomen;
2. ( deelonderzoek Oeraluil)
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 mei 2022 te ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland, een ander, genaamd [slachtoffer 4] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
criminele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of
diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft
ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4) en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 6)
immers heeft hij, verdachte, (meermalen)
- die [slachtoffer 4] gehuisvest en/of drugs verstrekt en/of
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij nog geld van hem kreeg en/of dat die [slachtoffer 4] een
drugsschuld bij hem had en/of
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd: ‘Nu moet er geld komen’ en/of ‘Tja [slachtoffer 4] , er komt nu niets binnen, dus je moet toch wat gaan doen pik’ en/of ‘Beter ga je wat doen nu, anders gaan er andere dingen gebeuren jongen’ en/of ‘ [slachtoffer 4] , als jij praat met de politie, daar staat de doodstraf op’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 4] (een) (sms)bericht(en) gestuurd met als inhoud: ‘ [slachtoffer 4] ik was net van plan om met je te gaan beginnen je zal heel snel moeten wezen met betalen’ en/of ‘Luister vriend, ik weet niet wanneer je van plan bent om dat te gaan doen, maar je moet echt gaan opschieten [slachtoffer 4] ’ en/of ‘Ik ben bewust nog niet langs je huis gegaan, maar als ik kom is het de laatste keer geweest voor je’ en/of
- die [slachtoffer 4] geslagen en/of
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij diefstallen kon plegen of kon tanken zonder te betalen en/of gezegd: ‘Als je maar gewoon met spullen terugkomt’ en/of
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd: ‘ [slachtoffer 4] die auto hebben we nodig. Ga jij even tanken dan. Want we hebben wel benzine nodig’ en/of ‘Er komt al vanaf jou bijna niets binnen. Er moet wel wat worden in gedaan’ en/of
- de gestolen goederen afgenomen en/of in ontvangst genomen;
Parketnummer 09/058616-24 (hierna: dagvaarding 3)
(deelonderzoek Velduil)
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 augustus 2021 te ’s-Gravenhage en/of Hoofddorp en/of elders in Nederland een ander, genaamd [slachtoffer 5] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1),
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4),
- heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] met of voor een derde (sub 9),
en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 6)
immers heeft hij, verdachte, (meermalen)
- die [slachtoffer 5] beloofd dat ze geld kon verdienen voor een paspoort en vakantie met schoonmaken en opruimen in een woning in Hoofddorp en daar kon verblijven en/of
- die [slachtoffer 5] naar deze woning gebracht en/of
- die [slachtoffer 5] gezegd ‘Shit, hoe gaan we dit nu doen? We moeten geld verdienen’ en/of
- die [slachtoffer 5] gevraagd een profiel aan te maken voor (een) seksadvertentie(s) voor die [slachtoffer 5] , waarop verdachte toezag en/of
- die [slachtoffer 5] gevraagd foto’s te maken voor (een) seksadvertentie(s) voor die [slachtoffer 5] , welke advertentie(s) geplaatst is (zijn) en/of
- die [slachtoffer 5] zelf seksafspraken met klanten laten maken en/of
- contact met klanten onderhouden en/of seksafspraken voor die [slachtoffer 5] gemaakt en/of
- die [slachtoffer 5] klanten laten meenemen naar haar kamer voor een seksafspraak en/of
- het door die [slachtoffer 5] verdiende geld in ontvangst genomen en/of zichzelf toegeëigend en/of
- die [slachtoffer 5] nooit alleen naar buiten laten gaan.

3.De geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat dagvaarding 2, ten aanzien van feit 1, en dagvaarding 3 partieel nietig dienen te worden verklaard. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de dwangmiddelen ‘geweld’ en ‘dreiging met geweld’ onvoldoende feitelijk zijn. Volgens de raadsman voldoet de tenlastelegging niet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) daaraan stelt.
De rechtbank verwerpt het verweer. Het bepaalde in artikel 261 Sv strekt ertoe dat het de verdachte voldoende duidelijk is waarvan hij wordt verdacht, zodat hij zich tegen de verdenking kan verweren. Om te beoordelen of de tenlastelegging voldoende duidelijk is, wordt niet alleen gekeken naar de letterlijke tekst van de tenlastelegging. De tenlastelegging moet worden bezien in samenhang met de inhoud van het dossier. De rechtbank is van oordeel dat het [verdachte] aan de hand van de tenlastelegging en de inhoud van het dossier duidelijk moest zijn waartegen hij zich moest verweren. Dat dit ook het geval is geweest, blijkt uit het verhandelde ter zitting.
De rechtbank volgt de raadsman dus niet in zijn standpunt dat alleen de vermelding van ‘geweld’ en ‘dreiging met geweld’, zonder dat dit nader is verfeitelijkt, onvoldoende is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat ‘misleiding’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’ niet nader behoeven te worden geconcretiseerd in de tenlastelegging, omdat daaraan op zichzelf voldoende feitelijke betekenis toekomt. [1] De rechtbank is van oordeel dat hetzelfde geldt voor de termen ‘geweld’ en ‘dreiging met geweld’.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Inleiding
Op 21 augustus 2021 werd door [naam 1] aangifte gedaan van mishandeling door [verdachte] . Hierbij verklaarde zij dat haar zus [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), onder andere door [verdachte] werd gedwongen tot prostitutie. Naar aanleiding hiervan is op 22 en 24 augustus 2021 gesproken met [slachtoffer 3] . Zij verklaarde onder andere dat zij in de prostitutie werkte en haar verdiende geld afstond aan [verdachte] , omdat hij haar manipuleerde.
In 2021 is onderzoek Blafuil opgestart naar aanleiding van de hiervoor genoemde verklaringen. Tijdens dit onderzoek is [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) eveneens naar voren gekomen als mogelijk slachtoffer van mensenhandel. Op 20 oktober 2021 werd met haar een informatief gesprek mensenhandel gehouden. [slachtoffer 2] verklaarde dat zij vrijwillig in de prostitutie werkte. Uiteindelijk is door de officier van justitie besloten het onderzoek te stoppen.
Op 5 januari en 13 juni 2022 vond een informatief gesprek mensenhandel plaats met [naam 2] . [naam 2] verklaarde over een netwerk dat diverse vormen van criminaliteit pleegde, waaronder gedwongen prostitutie en drugs- en vermogenscriminaliteit. Een kickbokser uit Den Haag (vermoedelijk [verdachte] ) stond aan het hoofd. Zijn vriendin (vermoedelijk [slachtoffer 3] ) maakte deel uit van het netwerk. [naam 2] verklaarde dat zij door deze groep werd gedwongen tot prostitutie, maar geen aangifte wilde doen, omdat zij bang was voor represailles.
Op 28 januari 2022 vond een informatief gesprek mensenhandel plaats met [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] gaf aan dat zij in het verleden voor [verdachte] in de prostitutie had gewerkt, maar dat zij daar verder niets mee wilde doen. Op 5 april 2022 ontvluchtte [slachtoffer 1] woning aan de [adres] in Den Haag, omdat zij door de bewoner met een vuurwapen zou worden bedreigd. Ter plaatse werden in de woning [verdachte] en [slachtoffer 3] aangetroffen. Naar aanleiding van dit incident heeft een informatief gesprek plaatsgevonden met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] verklaarde dat [verdachte] maar één ding van haar wilde en dat was geld verdienen in de prostitutie en dat zij al het verdiende geld aan [verdachte] moest geven. [slachtoffer 1] gaf aan nu wel aangifte te willen doen.
Op 4 mei 2022 werd een groot strafrechtelijk onderzoek ter zake van mensenhandel gestart onder de naam Kuiftok, waarbij meerdere verdachten in beeld zijn gekomen. Het onderzoek Kuiftok bestaat uit negen deelonderzoeken. Elk deelonderzoek richt zich op één slachtoffer.
De verdachte wordt verweten dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] (deelonderzoek Bosoehoe; dagvaarding 1, feit 1), [slachtoffer 2] (deelonderzoek Havikuil; dagvaarding 1, feit 2), [slachtoffer 3] (deelonderzoek Steenuil; dagvaarding 2, feit 1), [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) (deelonderzoek Oeraluil; dagvaarding 2, feit 2) en [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) (deelonderzoek Velduil; dagvaarding 3). Ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] betreft het verwijt mensenhandel door middel van seksuele uitbuiting en ten aanzien van [slachtoffer 4] betreft het verwijt mensenhandel door middel van criminele uitbuiting.
4.2.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Op specifieke standpunten wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van dagvaarding 2, feit 1 (deelonderzoek Steenuil). Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman partiële vrijspraken bepleit. Op specifieke standpunten wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
4.4.
Juridisch kader mensenhandel
Aan [verdachte] is (meerdere malen) het delict mensenhandel ten laste gelegd. Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 273f (oud) Sr en de jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid.
De tenlastelegging is telkens opgesplitst in specifieke verwijten die worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 Sr. De delictsomschrijving in sub 1 ziet op het werven, overbrengen/vervoeren of huisvesten/opnemen van een ander, om die ander in een uitbuitingssituatie te brengen. Daarbij is vereist dat de verdachte het oogmerk van uitbuiting heeft. Het verwijt in sub 4 ziet op het verrichten van handelingen waardoor een ander zich beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard. Uitbuiting van het slachtoffer is daarbij een impliciet bestanddeel. Het verwijt in sub 9 heeft betrekking op het zich laten bevoordelen uit de opbrengst van die diensten van seksuele aard door een ander. Ook hier wordt de uitbuiting als impliciet bestanddeel verondersteld. De in sub 1, 4 en 9 strafbaar gestelde vormen van mensenhandel vereisen steeds het gebruik van één of meer dwangmiddelen, zoals genoemd in artikel 273f , lid 1, sub 1 Sr. Dit geldt niet voor het verwijt in sub 6, dat betrekking heeft op het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander.
Dwangmiddelen
De in deze zaak aan de orde zijnde dwangmiddelen betreffen dwang, geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
Het begrip ‘dwang’ moet ruim worden uitgelegd en worden bekeken in de context waarin de handelingen van de verdachte plaatsvinden. Het slachtoffer zal door aanwending van dwang tegen zijn of haar zin in een situatie van uitbuiting zijn gebracht, waarin hij of zij, als hij of zij daartoe weerstand had kunnen bieden, niet terecht zou zijn gekomen. Het slachtoffer moet het dwangmiddel dus hebben opgemerkt en het moet bij hem of haar vrees hebben opgeleverd. Daarbij doet het niet ter zake dat de dwang op een ander in het algemeen geen indruk zou maken. Het is subjectief.
Het dwangmiddel ‘misleiding’ heeft een feitelijke betekenis. Bij dit dwangmiddel wordt doelbewust een foute voorstelling van zaken gegeven. Iemand wordt overtuigd van iets dat niet waar is, waardoor iemand iets gaat doen dat hij of zij anders niet zou hebben gedaan. Ook dit dwangmiddel is subjectief.
De dwangmiddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’, die objectief moeten worden vastgesteld, kunnen elkaar deels overlappen. Deze misbruikdwangmiddelen kunnen veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. De verdachte moet zich wel bewust zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeide of verondersteld wordt voort te hebben gevloeid, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer. De Hoge Raad heeft daarbij overwogen dat niet is vereist dat doelbewust misbruik is gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer.
Ook wordt voor het bewijs van het misbruik geen verdergaand initiatief en actief handelen van de verdachte vereist dan tot uitdrukking komt in de termen die in de wet staan (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen). Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad is het niet een zelfstandig vereiste dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan en ook niet dat het slachtoffer door de verdachte in een uitbuitingssituatie is gebracht. De omstandigheid dat een slachtoffer tevoren al op een of meer andere plaatsen in de prostitutie had gewerkt, behoeft geen aanwijzing te zijn voor vrijwilligheid en het ontbreken van een uitbuitingssituatie. [2]
Bij het misbruik maken van (1) een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is er sprake van een relationele ongelijkheid of van het brengen in een dergelijke situatie van ongelijkheid, waardoor de keuzevrijheid van het slachtoffer is beperkt. Daarbij merkt de rechtbank op dat ‘beperkt’ niet inhoudt dat er sprake moet zijn van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was; de beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van prostitutie aan te nemen. Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat de wetgever bij prostituees stelt dat hiervan sprake is als ze verkeren of komen te verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Het criterium ‘de gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ omvat in ieder geval dat zij zelf bepaalt waar, wanneer, met wie, onder welke omstandigheden en tegen welke opbrengsten zij werkt. Ten aanzien van het misbruik maken van (2) een ‘kwetsbare positie’ geeft artikel 273f, zesde lid, Sr een minimumdefinitie van dit begrip: hieronder wordt mede begrepen een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.
Oogmerk van uitbuiting
Het (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid van artikel 273f Sr door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie.
De vraag of sprake is van uitbuiting laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. [3]
Van uitbuiting in de prostitutie kan, zoals hiervoor overwogen, worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de ‘gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ verkeert. Op grond van vaste jurisprudentie zal in het geval van prostitutiewerkzaamheden – gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit – in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Wanneer gebruik is gemaakt van een dwangmiddel is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant. Evenmin is de omstandigheid dat het slachtoffer voorafgaand aan de uitbuitingssituatie reeds werkzaam was als prostituee een beletsel voor een bewezenverklaring. Een beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer als gevolg van de gebruikte dwangmiddelen is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie aan te nemen.
4.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
4.6.
Bewijsoverwegingen
4.6.1
De betrouwbaarheid van de verklaringen
De aangeefsters en slachtoffers in de onderhavige zaak hebben ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris een of meerdere verklaringen afgelegd. De verklaringen die zijn afgelegd bevatten ontegenzeggelijk inconsistenties. Op punten is wisselend en soms tegenstrijdig ten opzichte van andere verklaringen verklaard. Dat roept de vraag op in hoeverre de verklaringen betrouwbaar zijn en gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
Zoals door de raadsman is onderkend, strekt het naar het oordeel van de rechtbank te ver om aan deze inconsistenties de conclusie te verbinden dat de verklaringen in hun geheel onbetrouwbaar zijn en van het bewijs moeten worden uitgesloten. Inconsistenties kunnen immers te wijten zijn aan vele factoren, zoals tijdverloop en de feilbaarheid van het menselijk geheugen. In deze zaak speelt verder het drugsgebruik van de slachtoffers gedurende de ten laste gelegde periode een belangrijke rol, wat ook van invloed kan zijn geweest op de afgelegde verklaringen.
Het gaat uiteindelijk om de totale indruk die de verklaringen maken.
Over de inhoud van de verklaringen van de slachtoffers overweegt de rechtbank dat hieruit, ook al zijn die verklaringen niet altijd hetzelfde, een duidelijke rode lijn kan worden gedistilleerd. Wat betreft de kern van het verwijt is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen een eenduidig beeld laten zien. Indien de verschillende verklaringen in hun onderling verband worden bekeken, is er geen sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de (kern van de) verklaringen aantasten. Dat laat onverlet dat de rechtbank bij de beoordeling van de verklaringen – en bij de beslissing om die verklaringen of gedeelten daarvan voor het bewijs te gebruiken – kritisch beziet in hoeverre die verklaringen steun vinden in het dossier.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters en slachtoffers – hoewel deze kritisch dienen te worden bekeken – bruikbaar zijn voor het bewijs, waar deze al dan niet gedeeltelijk worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals weergegeven in de bijlage bij dit vonnis.
4.6.2
Deelonderzoek Bosoehoe; [slachtoffer 1] (dagvaarding 1, feit 1)
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] . Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 1] door [verdachte] en de medeverdachten werd uitgebuit. [slachtoffer 1] heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, gaat het met name om misbruik van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer 1] had. Dit heeft erin geresulteerd dat [verdachte] zich ten koste van [slachtoffer 1] heeft bevoordeeld. Anders dan de officieren van justitie hebben beargumenteerd, staat voor de rechtbank onvoldoende vast dat [verdachte] [slachtoffer 1] ook heeft gedwongen tot prostitutie door geweld of door dreiging met geweld. Ook dat wordt hieronder nader toegelicht.
Dwangmiddelen
Misbruik van kwetsbare positie en overwicht
[slachtoffer 1] kampte met zware psychische problemen. Zowel [slachtoffer 1] als haar ex-partner [naam 3] (hierna: [naam 3] ) hebben verklaard dat zij een borderline-stoornis heeft. Uit politieregistraties en de eigen verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat [slachtoffer 1] suïcidale gedachtes had en meerdere betrokkenen verklaren over de stemmingswisselingen en beïnvloedbaarheid van [slachtoffer 1] . Daar komt bij dat [slachtoffer 1] zwaar verslaafd was aan drugs. Zij rookte cocaïne (crack) en kon zonder drugs te gebruiken niet functioneren.
[verdachte] moet zich bewust zijn geweest van deze kwetsbaarheid. [verdachte] heeft meerdere keren verklaard over het drugsgebruik van [slachtoffer 1] en over haar geestestoestand (‘labiel’ en ‘zo gek als een deur’). [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij op verzoek van [verdachte] meeging naar Hoofddorp om [slachtoffer 1] ‘goed te houden’. Ook blijkt uit het dossier dat pogingen om een seksadvertentie voor [slachtoffer 1] aan te maken, mislukten, omdat [slachtoffer 1] volgens de betreffende website, zoals [verdachte] het verwoordde, ‘niet capabel’ was. Relevant is verder dat [verdachte] zelf verslaafd was aan drugs en wist dat een verslaving aan crack een continue zucht naar het opnieuw gebruiken met zich bracht.
Hoe berekenend [verdachte] was als het ging om de verslaving van een sekswerker blijkt onder meer uit de verklaring van [slachtoffer 3] . Zij heeft [verdachte] horen zeggen: ‘het beste wat er is, is dat je een temeijer (de rechtbank begrijpt: een prostituee) hebt die rookt, want die blijft dubbel en dwars bij je binnenkomen’. De rechtbank maakt hieruit op dat [verdachte] wist dat een verslaving aan en afhankelijkheid van drugs kon worden gebruikt om een sekswerker aan zich te binden. Uit het dossier blijkt ook veelvuldig dat [verdachte] het al dan niet verstrekken van drugs instrumenteel gebruikte. Ten aanzien van het sekswerk door [slachtoffer 1] heeft [slachtoffer 5] verklaard dat wanneer [slachtoffer 1] niet meer wilde werken, [verdachte] haar drugs aanbood in plaats van haar serieus te nemen (‘ah joh, neem nog een trekje’). [slachtoffer 5] verklaarde tevens dat het krijgen van drugs afhankelijk werd gesteld van het verrichten van sekswerk (‘maar jij hebt nog niets verdiend vandaag’). Hoe meer klanten er werden ontvangen, hoe meer drugs je kreeg, aldus [slachtoffer 5] . Ook [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij werd aangemoedigd om sekswerk te verrichten om daarna ‘beloond’ te worden met drugs.
[verdachte] had ook overwicht op [slachtoffer 1] . Dat overwicht vloeide naast wat hiervoor is genoemd voort uit het volgende. Hoewel de rechtbank – zoals hierna wordt overwogen – niet bewezen acht dat [verdachte] geweld gebruikte tegen [slachtoffer 1] , blijkt uit het dossier dat [verdachte] wel geweld gebruikte tegen anderen, met name mannen. Ook blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 1] daarvan getuige is geweest of daar in ieder geval van op de hoogte was. Van betekenis is verder dat algemeen bekend was dat [verdachte] een voormalig kickbokser is, die op hoog niveau heeft gevochten. [verdachte] stond dus te boek als een imponerende man, die in staat was om fors geweld te gebruiken. Vele betrokkenen in het dossier verklaren dat ze erg onder de indruk waren van zulke geweldsuitbarstingen, met angst voor [verdachte] tot gevolg. [slachtoffer 5] , die met [slachtoffer 1] in dezelfde woning in Hoofddorp verbleef, heeft eveneens verklaard dat zij bang was voor [verdachte] .
In het dossier worden verder meerdere incidenten beschreven die bijdragen aan het overwicht dat [verdachte] had op [slachtoffer 1] . Het gaat dan om het feit dat [verdachte] en zijn mededader(s) de beschikking hadden over het rijbewijs van [slachtoffer 1] , haar identiteitskaart en haar hond(en). Dat [verdachte] en [slachtoffer 3] als mededader hierover de beschikking hadden, volgt niet alleen uit de verklaring van [slachtoffer 1] . Het rijbewijs van [slachtoffer 1] is aangetroffen bij de insluitingsfouillering van [slachtoffer 3] . Foto’s van het rijbewijs en het identiteitsbewijs van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen op een onder [slachtoffer 3] in beslag genomen telefoon. Ook is met een Snapchat-account dat gekoppeld kan worden aan [slachtoffer 3] geprobeerd een advertentie te uploaden, waarin de ‘hond van barbie’ de koop werd aangeboden. In een videobestand, waarin [verdachte] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] te horen zijn, zegt [slachtoffer 3] dat zij weet waar de hond is en dat deze nog leeft, maar dat zij niet gaat zeggen waar de hond is. Naar het oordeel van de rechtbank draagt de beschikkingsmacht over persoonlijke documenten, persoonlijke informatie en huisdieren die [slachtoffer 1] dierbaar zijn, bij aan het overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer 1] had.
In dit verband is tot slot van belang dat de verdachten veel (seksueel) beeldmateriaal van [slachtoffer 1] hadden. De beschikking over dergelijke filmpjes draagt uiteraard bij aan overwicht op [slachtoffer 1] . Anders dan de officieren van justitie naar voren hebben gebracht, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat [verdachte] zou hebben gedreigd dit beeldmateriaal te verspreiden. Er zijn geen verklaringen of berichten die duidelijk maken dat [verdachte] beeldmateriaal naar tv-zenders en -programma’s wilde sturen. Dat er regelmatig werd verwezen naar het televisieverleden van [slachtoffer 1] , maakt dat niet anders.
Misleiding
- Hoofddorp zomer 2021
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van de ten laste gelegde misleiding van [slachtoffer 1] ten aanzien van de periode in (aanloop naar) Hoofddorp. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in de veronderstelling was dat zij met [verdachte] , [naam 3] en [slachtoffer 5] een weekendje weg zou gaan; zij kwam er vervolgens pas in Hoofddorp achter dat het de bedoeling was dat zij sekswerk zou gaan verrichten.
[verdachte] heeft daarentegen verklaard dat al vooraf was besproken dat er in Hoofddorp sekswerk zou worden verricht. Deze verklaring van [verdachte] wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 5] . Volgens [slachtoffer 5] was onderweg naar Hoofddorp het regelen van klanten en het verdienen van geld onderwerp van gesprek; [slachtoffer 1] praatte daarover mee. Verder heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij voorafgaand aan het vertrek naar Hoofddorp in de woning van [verdachte] aan de [straatnaam 1] (in Den Haag) is geweest en daar, terwijl zij onder invloed van drugs was, foto’s van haar zijn gemaakt en er een Kinky-account is aangemaakt. De rechtbank is er gelet hierop onvoldoende van overtuigd dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft misleid. Dat [naam 3] evenals [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [verdachte] een weekendje weg in het vooruitzicht had gesteld, maakt dat niet anders. De verklaring van [naam 3] is in juni 2023 afgelegd, geruime tijd nadat de andere betrokkenen, onder wie [slachtoffer 1] , zijn gehoord. Daar komt bij dat [naam 3] er belang bij heeft om zijn rol in het geheel zo klein mogelijk te houden. De rechtbank houdt er rekening mee dat zijn verklaring in ieder geval deels is ingegeven door eigenbelang. Gelet hierop legt de verklaring van [naam 3] in deze context onvoldoende gewicht in de schaal.
- Den Haag juli 2022
De rechtbank acht wel bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft misleid in juli 2022. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [verdachte] en [slachtoffer 3] aan haar hadden gevraagd of zij naar hun woning wilde komen om uit te praten wat eerder was voorgevallen. Ter plaatse werd echter op haar ingepraat en werd [slachtoffer 1] verteld dat [verdachte] schulden had. Aan [slachtoffer 1] werd gevraagd of zij niet van voor af aan wilde beginnen om verloren tijd en geld in te halen. In de woning werden aan [slachtoffer 1] ook drugs verstrekt en werden beelden van haar opgenomen om op een sekssite te zetten.
Deze verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door bewijsmiddelen waaruit blijkt dat er in juli 2022 opnames zijn gemaakt van [slachtoffer 1] en dat er naar tientallen contacten berichten zijn gestuurd, waarin stond dat seks met ‘ [bijnaam slachtoffer 1] ’ mogelijk was. Ook strookt de werkwijze met overige bevindingen in het dossier: in november 2022 hebben [verdachte] en [slachtoffer 3] ook contact gezocht met [slachtoffer 1] met de vraag of zij naar hun woning wilde komen met het kennelijke doel om weer geld te verdienen met sekswerk.
In dit verband wil de rechtbank niet onvermeld laten dat uit het dossier duidelijk naar voren komt dat [verdachte] – om aan geld en drugs te kunnen komen – bijzonder manipulatief gedrag vertoonde. Meerdere betrokkenen verklaren dat [verdachte] op hen inpraatte om zijn zin te krijgen. [verdachte] was hier bedreven in. Zo verklaarde [naam 4] dat [verdachte] ‘nog een grasmaaier op vijf hoog kan verkopen’ en [slachtoffer 5] heeft verklaard dat [verdachte] haar om zijn vinger had gewonden en haar – door haar om te praten – kon beletten weg te gaan. Tijdens zijn verklaring bij de politie heeft [verdachte] erkend dat hij door drugs manipulatief gedrag vertoont. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij veelvuldig heeft gelogen en bedrogen – ook ten aanzien van naaste familie – om aan geld en drugs te kunnen komen.
Vrijspraak geweld en dreiging met geweld
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft gedwongen of bewogen sekswerk te verrichten door gebruik te maken van geweld of dreiging met geweld.
[slachtoffer 1] heeft meerdere keren verklaard dat [verdachte] haar heeft mishandeld. [verdachte] heeft dit stellig en consistent betwist. Voor de verklaringen van [slachtoffer 1] ziet de rechtbank onvoldoende steunbewijs. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij door [verdachte] in Hoofddorp is geslagen. Zij heeft ook gezegd dat ‘de andere twee meiden’ ook werden geslagen. [slachtoffer 1] noemt de namen niet, maar de rechtbank gaat ervan uit dat hiermee [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] worden bedoeld. Door [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] wordt echter verklaard dat er geen geweld tegen hen is gebruikt; ook hebben ze niet verklaard dat ze geweld ten opzichte van [slachtoffer 1] hebben gezien. Steun voor de verklaring van [slachtoffer 1] zou gevonden kunnen worden in de verklaring van [naam 3] . Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] huilend en trillend had opgehaald bij [verdachte] . Hij heeft echter zelf geen geweld gezien, waardoor de verklaring van [naam 3] – in het licht van het voorgaande – onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van de dwangmiddelen ‘geweld’ en ‘dreiging met geweld’ te komen.
Op 5 april 2022 heeft [slachtoffer 1] bij de politie verklaard dat zij is geslagen door [verdachte] . Zij heeft verklaard dat zij op 2 april 2022 naar [verdachte] toe is gegaan en dat [verdachte] haar dat weekend pijn heeft gedaan. Zij heeft de politie bloeduitstortingen op haar bovenbenen laten zien. Op de onder [slachtoffer 1] in beslag genomen telefoon is een drietal foto’s aangetroffen van een lichaamsdeel (vermoedelijk een been) waarop een verkleuring van de huid te zien is; aannemelijk is dat het om een bloeduitstorting gaat. Er bestaat echter te veel onduidelijkheid over de herkomst van deze foto’s. In het dossier is verwoord dat de afbeeldingen met het letsel ‘eind maart’ zijn aangemaakt of op die telefoon zijn gezet. Daarmee hebben de foto’s een aanmaakdatum voorafgaand aan de door [slachtoffer 1] gestelde mishandeling en zijn de foto’s om die reden al niet geschikt om als steunbewijs te gebruiken.
Verder is in de onder [slachtoffer 1] in beslag genomen telefoon een chatconversatie met ene ‘ [naam 8] ’ aangetroffen. [slachtoffer 1] stuurt [naam 8] op 15 mei 2022 berichten met de strekking dat zij drie weken geleden (de rechtbank begrijpt: eind april 2022) is mishandeld door haar ouwe pooier, genaamd [slachtoffer 4] en zij deelt daarbij een afbeelding van een lichaamsdeel (vermoedelijk een been) waarop een verkleuring van de huid te zien is. Deze foto, die uitvergroot in het dossier zit, lijkt overeen te komen met de drie hiervoor genoemde foto’s.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over door [verdachte] toegebracht letsel, het moment waarop dat zou hebben plaatsgevonden en de aanmaakdatum van de in haar telefoon aangetroffen foto’s, te veel vragen oproepen.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat onvoldoende bewijs voorhanden is voor het gebruik van geweld.
(Oogmerk van) uitbuiting
De positie van [slachtoffer 1] was niet die van een mondige prostituee, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij geconfronteerd werd met klanten met wie zonder haar medeweten vergaande seksuele handelingen waren besproken. Deze verklaring vindt meer dan voldoende steun in het dossier. In de seksadvertenties die voor [slachtoffer 1] werden gemaakt, werden deze vergaande seksuele handelingen aangeboden. Overeenkomstig de verklaring van [slachtoffer 1] , heeft ook [slachtoffer 3] verklaard dat [verdachte] deze handelingen als mogelijkheden in de advertenties presenteerde om zoveel mogelijk klanten te lokken. De rechtbank kan niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat [slachtoffer 1] vervolgens daadwerkelijk deze extreme seksuele handelingen moest verrichten. Daarbij weegt de rechtbank mee dat andere betrokkenen die sekswerk hebben verricht, verklaren dat ze die handelingen uiteindelijk niet deden, ook al vroeg de klant daar om. Het gaat om verklaringen van zowel [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] . Het staat echter wel vast dat [verdachte] [slachtoffer 1] aan vergaande verwachtingen van klanten – met nare situaties tot gevolg – heeft blootgesteld.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat de hygiënische omstandigheden slecht waren. [slachtoffer 1] heeft verklaard over een ‘ranzige’ omgeving met ongedierte. Deze verklaring wordt ondersteund door bevindingen in het dossier. Bij de prostitutiecontrole van augustus 2021 in Hoofddorp lagen uitwerpselen op de vloer van de woning. Toen [slachtoffer 1] werd aangetroffen in de [straatnaam 2] in augustus 2022 constateerden de verbalisanten dat sprake was van een zwaar vervuilde woning met rommel, etensresten en peuken. [slachtoffer 1] liep op blote voeten op een zwaar vervuilde vloer waar hondendrollen lagen. [slachtoffer 1] droeg een blonde pruik die vol met klitten zat en een deel van haar nepnagels was afgebroken.
De rechtbank stelt verder op basis van het dossier vast dat [slachtoffer 1] , terwijl zij dat niet wilde, veel en lang moest werken. De verklaringen van [slachtoffer 1] vinden steun in de verklaringen van [slachtoffer 5] . Zij heeft verklaard dat alle klanten voor [slachtoffer 1] kwamen, [slachtoffer 1] non-stop werkte, helemaal op was en een zenuwinzinking kreeg. Hoewel [slachtoffer 1] volgens [slachtoffer 5] op sommige momenten het werk leek te willen doen, was het op andere momenten heel duidelijk dat dat niet het geval was. [slachtoffer 1] werd op die momenten emotioneel en gaf aan niet meer door te willen gaan. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] door [verdachte] en door [naam 3] werd aangemoedigd om toch door te gaan met werken. [verdachte] had volgens [slachtoffer 5] geen boodschap aan [slachtoffer 1] wanneer zij aangaf niet meer te willen werken. Ondersteunend voor de verklaringen van [slachtoffer 1] zijn verder de reeds benoemde videobeelden die zijn aangetroffen. Het gaat om meer dan 20 pogingen om een filmpje op te nemen met [slachtoffer 1] ; ten aanzien van deze beelden is geverbaliseerd dat [slachtoffer 1] warrig en vermoeiend overkomt. Zij komt niet uit haar woorden. Dat onder die omstandigheden toch werd geprobeerd om beeldopnames te maken, is veelzeggend en illustratief voor het overschrijden van de grenzen van [slachtoffer 1] . Verder is op basis van het dossier aannemelijk dat [verdachte] aan televisieoptredens van [slachtoffer 1] (als ‘ [bijnaam slachtoffer 1] ’) refereerde om zoveel mogelijk klanten te werven.
Tot slot staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] niet de beschikking had over haar verdiensten. De klanten betaalden voor sekswerk, maar het geld werd afgestaan aan met name [verdachte] . [slachtoffer 1] kreeg het geld ook daarna niet, zodat zij niet zelf kon bepalen wat zij met het door haar verdiende geld deed. Dat [slachtoffer 1] het geld moest afstaan, vindt ondersteuning in de verklaring van [slachtoffer 5] . Zij heeft verklaard dat al het geld naar [verdachte] ging en [slachtoffer 1] alleen drugs kreeg en geen geld.
Op basis van al hetgeen hierboven is overwogen kan worden vastgesteld dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Het oogmerk van uitbuiting kan onder die omstandigheden worden verondersteld.
Voordeel trekken
Zoals hiervoor is overwogen, stond [slachtoffer 1] het geld dat een klant aan haar betaalde af aan [verdachte] . Dat dit een juiste voorstelling van zaken was, wordt onder meer bevestigd door een bericht van 11 juli 2022, waarin [slachtoffer 1] aan [verdachte] laat weten dat zij wel wat aan het werk wil overhouden en niet steeds met lege handen de deur uit wil gaan. [verdachte] heeft ter terechtzitting de gang van zaken – waarbij het geld dat de klant aan de prostituee overhandigde aan hem werd afgestaan – onderschreven. Daarmee beschikte [verdachte] over het geld dat werd verdiend.
[verdachte] heeft verder over zijn betrokkenheid bij de prostitutie verklaard dat hij er zelf ‘ook iets aan over wilde houden’. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat er met [slachtoffer 1] volgens [verdachte] een hoop geld kon worden verdiend; hij had het over [slachtoffer 1] als een ‘goudmijntje’.
Dat [verdachte] geld aan [slachtoffer 1] wilde verdienen, kan ook worden afgeleid uit zijn handelen. [verdachte] heeft naar tientallen contacten een bericht gestuurd waarin stond dat seks met ‘ [bijnaam slachtoffer 1] ’ mogelijk was. Dat kan niet anders worden begrepen dan dat [verdachte] klanten wilde werven om op die manier geld te verdienen aan [slachtoffer 1] .
Dat [verdachte] daadwerkelijk geld heeft verdiend, blijkt uit het feit dat hij in staat was om drugs te kopen en substantiële bedragen naar zijn zoon over te maken.
De verdediging heeft in dit verband aangevoerd dat [slachtoffer 1] en andere aanwezigen heel veel drugs gebruikten. Dat roept de vraag op hoeveel [verdachte] dan heeft overgehouden aan het verrichte sekswerk. Dat er grote hoeveelheden drugs werden gekocht en gebruikt, neemt de rechtbank als vaststaand aan. Dat in ieder geval een substantieel deel van de verdiensten daaraan is besteed, is aannemelijk. Dat laat echter onverlet dat [verdachte] – zoals hij zelf ook bij de politie en ter terechtzitting heeft verklaard – heeft geprofiteerd van de situatie door verdovende middelen te gebruiken die gekocht waren van het geld dat de slachtoffers hadden verdiend. Of [verdachte] het geld nu besteedde aan luxegoederen of aan drugs, maakt in zoverre geen verschil. Dat [slachtoffer 1] zelf meer drugs heeft gebruikt dan er werd verdiend, waardoor [verdachte] per saldo geen voordeel genoot, wordt naar het oordeel van de rechtbank weersproken door de gebruikte bewijsmiddelen. Zoals vermeld was [verdachte] in staat om ook drugs voor zichzelf en anderen te kopen en kon hij daarnaast substantiële bedragen aan zijn zoon geven. Ook blijkt duidelijk uit het dossier dat [verdachte] op meerdere momenten toenadering zocht tot [slachtoffer 1] met het overduidelijke doel om haar weer sekswerk te laten verrichten. Niet valt in te zien waarom [verdachte] dat zou doen als [slachtoffer 1] hem meer geld zou kosten dan zij hem zou opleveren.
Handelingen
De rechtbank acht ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen bewezen dat hij [slachtoffer 1] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, en gehuisvest.
De rechtbank overweegt tot slot dat tijdens het proces meerdere malen naar voren is gekomen dat [slachtoffer 1] (ook) vrijwillig prostitutiewerk verrichtte of uit eigen beweging naar [verdachte] is gegaan. De rechtbank ziet, zoals is aangevoerd vanuit de verdediging, in het dossier enige steun voor de stelling dat [slachtoffer 1] ook zelf akkoord ging met sekswerk en dat er momenten zijn geweest waarop [slachtoffer 1] het sekswerk tot op zekere hoogte vrijwillig verrichtte. Dit blijkt bijvoorbeeld uit haar bericht van juli 2022 waaruit kan worden afgeleid dat zij ervoor open staat om weer met [verdachte] in zee te gaan en sekswerk te gaan verrichten. Ook [slachtoffer 5] heeft over de eerdere periode in Hoofddorp verklaard dat [slachtoffer 1] het werk soms vrijwillig deed. [slachtoffer 5] heeft daarover verklaard dat [slachtoffer 1] wel eens heeft gevraagd ‘waar blijven de klanten dan, heb je nog steeds niks geregeld?’.
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat voor het bewijs van misbruik in de zin van artikel 273f Sr geen verdergaand initiatief en actief handelen van de verdachte is vereist dan tot uitdrukking is gebracht in de termen die in de wet staan en hiervoor zijn genoemd (in dit geval: werven, vervoeren, overbrengen en huisvesten). Ook heeft de Hoge Raad overwogen dat niet is vereist dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan en ook is niet vereist dat het slachtoffer door de verdachte in die uitbuitingssituatie is gebracht.
Nog daargelaten dat het initiatief op basis van het dossier wel degelijk meerdere keren bij [verdachte] lag door contact met [slachtoffer 1] op te nemen, staat het bestaan van de omgekeerde situatie, waarbij [slachtoffer 1] het initiatief heeft genomen, niet in de weg aan een bewezenverklaring. En dat [slachtoffer 1] het werk óók vrijwillig heeft gedaan, wil vanzelfsprekend niet zeggen dat dit steeds het geval is geweest. Dat dit niet zo was, blijkt genoegzaam uit het dossier.
Eveneens is ter terechtzitting geregeld benoemd dat [slachtoffer 1] vaker prostitutiewerk verricht(te). In dat kader is vaak gewezen op videobeelden waarop te zien en te horen is dat [slachtoffer 1] met [naam 4] op weg is naar een klant. Dat [slachtoffer 1] ook op andere momenten (voor, na, maar ook tijdens de ten laste gelegde periode) prostitutiewerk heeft verricht, staat aan een bewezenverklaring voor mensenhandel echter niet in de weg. In dat verband wijst de rechtbank op overwegingen van de Hoge Raad, die erop neerkomen dat de omstandigheid dat het slachtoffer al eerder of op andere plaatsen prostitutiewerk heeft verricht, geen aanwijzing hoeft te zijn voor het ontbreken van een uitbuitingssituatie. Dat laatste geldt naar het oordeel van de rechtbank eveneens in het geval van [slachtoffer 1] .
Het vorenstaande, aangaande het initiatief en de vrijwilligheid aan de zijde van [slachtoffer 1] , staan dus niet in de weg aan een bewezenverklaring. Uiteraard betrekt de rechtbank de bevindingen wel bij de strafmaat.
Periode
Voor wat betreft de periode waarin [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank gaat op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij na haar verjaardag (die valt op 28 juli) met [naam 3] naar de [straatnaam 1] ging en op basis van het bericht van [verdachte] naar ‘ [bijnaam 3] ’ van 1 augustus 2021, waarin [verdachte] aangeeft dat [slachtoffer 1] in Hoofddorp zit, uit van 1 augustus 2021 als beginmoment. Voor wat betreft het einde van de bewezen verklaarde periode gaat de rechtbank uit van 12 augustus 2022, zijnde de datum waarop de in de telefoon van [verdachte] aangetroffen verificatiefoto van [slachtoffer 1] met een krant in haar handen, is gemaakt. De rechtbank gaat er op basis van de bewijsmiddelen van uit dat [verdachte] niet gedurende de gehele periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 augustus 2022 zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 1] en zal dit gegeven meenemen in de straftoemeting.
4.6.3
Deelonderzoek Havikuil; [slachtoffer 2] (dagvaarding 1, feit 2)
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] . Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 2] door [verdachte] en de medeverdachten werd uitgebuit. [slachtoffer 2] heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, gaat het om misbruik van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer 2] en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer 2] had. Dit heeft erin geresulteerd dat [verdachte] en zijn medeverdachten zich ten koste van [slachtoffer 2] hebben bevoordeeld. Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank ook bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 2] heeft misleid en heeft gedwongen tot prostitutie door geweld en door dreiging met geweld.
Dwangmiddelen
Misbruik van kwetsbare positieUit het dossier komt [slachtoffer 2] naar voren als een kwetsbare vrouw. Zo blijkt uit politiemutaties dat zij in de jaren voorafgaand aan 2021 in instellingen heeft verbleven vanwege haar beperkte verstandelijke vermogens en behandelingen heeft ondergaan vanwege haar verslavingsproblematiek. Er waren zorgen over haar drugsgebruik, haar omgang met mannen en haar beïnvloedbaarheid.
Dat [verdachte] wetenschap had van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 2] verkeerde, staat buiten kijf. Zo heeft [verdachte] verklaard dat [slachtoffer 2] ernstig verslaafd was aan heroïne en cocaïne (‘Als ze het niet had, dan was het huis te klein. Dan was er echt een probleem’). De chatgesprekken die zijn aangetroffen op de telefoon die bij [verdachte] en [slachtoffer 3] in gebruik was, bevestigen de ernst van de verslaving van [slachtoffer 2] . In de periode mei/juni 2022, wanneer [slachtoffer 2] met haar toenmalige partner [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) bij [verdachte] verblijft, vraagt zij [verdachte] veelvuldig en op smekende wijze om drugs (‘ [voornaam] mag ik alsjeblieft beetje koffie van jou voor klein plofje ik voel mij echt niet lekker trillen en sheken…!! IK VOEL ME ECHT NIET LEKKER’). Ook wist [verdachte] dat [slachtoffer 2] geen woonruimte had toen zij in het voorjaar van 2022 met [slachtoffer 4] bij hem aanklopte voor onderdak.
Evenmin is in geschil dat [verdachte] misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 2] . Hij heeft de zwaar verslaafde [slachtoffer 2] opgenomen in zijn woning en haar sekswerk laten verrichten in ruil voor onderdak en drugs. Dat [slachtoffer 2] in het voorjaar van 2022 zelf heeft besloten om, met [slachtoffer 4] , terug te gaan naar [verdachte] , maakt dat niet anders. Zoals volgt uit de verklaring van [slachtoffer 4] was dat besluit ingegeven door de afhankelijkheid van heroïne (‘We waren ziek van de bruin, omdat we die niet hadden. Toen zei [slachtoffer 2] dat we naar [slachtoffer 4] toe konden gaan. Ze zei dat hij sowieso drugs heeft. Als je ziek bent dan wil je gebruiken.’) en het gebrek aan woonruimte. [slachtoffer 2] heeft deze verklaring bevestigd in het getuigenverhoor van 19 maart 2025.
Misbruik van overwicht
Daarnaast had [verdachte] ook overwicht op [slachtoffer 2] . Los van het hiervoor besproken overwicht dat [verdachte] had op [slachtoffer 2] vanwege beschikbare drugs en woonruimte, volgt uit de verklaringen van [slachtoffer 2] dat zij bang was voor [verdachte] vanwege zijn fysieke voorkomen en zijn heftige gedrag. Zij benoemt dat [verdachte] ‘de baas’ is, hij kickbokser is, dat hij heftig naar haar reageerde, boos was en schreeuwde. Zoals volgt uit de bewijsmiddelen en zoals ook al is overwogen in het kader van de uitbuiting van [slachtoffer 1] , komt [verdachte] in het dossier naar voren als een agressieve en intimiderende man. Illustrerend in dit verband is een telefoongesprek van 25 september 2021 waarin [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) [naam 5] , een ex-partner van [slachtoffer 2] , langdurig onder druk zetten en dreigen met geweld, omdat [naam 5] drugs heeft gekocht voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] die bij hem waren met volgens [verdachte] en [medeverdachte] ‘gepikt’ geld. Dat [verdachte] heftig reageerde op [slachtoffer 2] , vindt bovendien steun in een getapt telefoongesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte] , waarin [verdachte] over [slachtoffer 2] zegt: ‘Breng die kankerhoer ergens heen want ik sla der kankertanden eruit, snap je. Echt waar’.
Dat [slachtoffer 2] bang was voor [verdachte] blijkt onder meer uit een gebeurtenis op 2 oktober 2021. [slachtoffer 2] heeft daarover verklaard dat zij een keer zelf ‘handel’ (de rechtbank begrijpt: drugs) had gekocht bij dealer [naam 6] nadat zij een klant had gehad. Zij deed dit stiekem terwijl [verdachte] en [medeverdachte] lagen te slapen. Zij vroeg dealer [naam 6] om snel te komen en wachtte hem buiten op omdat zij bang was voor [verdachte] en [medeverdachte] . Deze verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door meerdere tapgesprekken, onder meer tussen haar en dealer [naam 6] . Ook heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij [verdachte] anderen heeft zien slaan. Zij verklaart specifiek over een incident waarbij [verdachte] ‘ [naam 9] ’ bewusteloos heeft geslagen vanwege een ruzie. [verdachte] heeft bekend ‘ [naam 9] ’ te hebben geslagen en deze verklaring van [slachtoffer 2] vindt ook elders in het dossier steun.
Dat [verdachte] misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op [slachtoffer 2] door een sfeer van angst en intimidatie te creëren, hetgeen dienstig was aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] , staat naar het oordeel van de rechtbank vast.
Dwang, geweld en dreiging met geweld
Door [slachtoffer 2] is verder verklaard dat zij zelf door [verdachte] is geslagen. Door de verdediging is betoogd dat dit niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld. Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer 2] heeft verklaard over specifieke incidenten waarbij zij door [verdachte] is geslagen. Zo verklaart zij dat zij in de [straatnaam 1] door [verdachte] is geslagen, nadat ‘[bijnaam 4]’ tegen [verdachte] had gezegd dat [slachtoffer 2] een klant had gehad en geld had verdiend en zij [verdachte] dit niet had gemeld. [slachtoffer 2] verklaart dat [verdachte] dit geloofde en zij klappen kreeg op haar gezicht en haar hele lichaam. Ook verklaart zij dat [slachtoffer 4] toen is geslagen door [verdachte] . De verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door [slachtoffer 4] die ook verklaart dat [slachtoffer 2] en hij klappen hebben gekregen van [verdachte] vanwege een incident met ‘Moes vinger’. Verder vindt de rechtbank ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 2] in een tekstbericht dat is aangetroffen op de telefoon die bij [verdachte] en [slachtoffer 3] in gebruik was. Uit het volgens [slachtoffer 4] door hem aan [verdachte] gestuurde bericht volgt, dat [verdachte] [slachtoffer 4] (en [slachtoffer 2] ) heeft aangesproken naar aanleiding van een klant en geld dat zou zijn weggenomen en dat [slachtoffer 4] (en [slachtoffer 2] ) daar erg door zijn geraakt. Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard over een incident in de [straatnaam 2] waarbij [verdachte] haar en [slachtoffer 4] had geslagen, omdat ze in het bed van [slachtoffer 3] en [verdachte] hadden geslapen. [slachtoffer 2] verklaart dat er overal bloed was. Ook [slachtoffer 4] verklaart over een geweldsincident dat plaatsvond in de [straatnaam 2] waarbij [verdachte] hem zo hard had geslagen dat er bloed uit zijn neus kwam.
Daarnaast heeft [slachtoffer 3] in het studioverhoor verklaard dat zij ‘één keer of twee keer’ heeft gezien dat [verdachte] [slachtoffer 2] ‘met de platte hand’ heeft geslagen, omdat [slachtoffer 2] maar doorging met stelen. Ook [slachtoffer 4] heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat hij heeft gezien dat [verdachte] [slachtoffer 2] ‘met een platte hand in haar gezicht’ sloeg. Dat [slachtoffer 2] dingen stal om aan geld te komen, wordt door haarzelf bevestigd.
Hoewel [verdachte] in zijn verhoren steeds nadrukkelijk heeft ontkend [slachtoffer 2] te hebben geslagen, is hij daar ter terechtzitting minder stellig over. Hij verklaart 2 à 3 keer ‘echt woest’ op [slachtoffer 2] te zijn geweest, maar dat hij haar heeft geslagen, kan hij zich niet herinneren. Als hij haar wel een tik heeft gegeven, dan schaamt hij zich daarvoor, aldus [verdachte] .
Uit het voorgaande volgt dat de verklaringen van [slachtoffer 2] dat [verdachte] meerdere keren geweld tegen haar heeft gebruikt, bevestiging vinden in andere bronnen dan [slachtoffer 2] . Dat hoogstens sprake is geweest van een enkele tik (zoals [verdachte] heeft verklaard) of een draai om de oren (zoals de verdediging heeft betoogd), volgt de rechtbank dan ook niet. De dwangmiddelen dwang, geweld en dreiging met geweld kunnen dan ook wettig en overtuigend worden bewezen. Dat daarmee een sfeer van angst en intimidatie werd gecreëerd die dienstig was aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] , staat naar het oordeel van de rechtbank ook vast. Wel constateert de rechtbank met de verdediging dat het door [medeverdachte] uitgeoefende geweld jegens [slachtoffer 2] frequenter en gewelddadiger van aard was en meer op zichzelf stond. De rechtbank zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
MisleidingAnders dan de verdediging acht de rechtbank ook bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 2] heeft misleid met het doel om haar sekswerk te laten verrichten. [slachtoffer 2] heeft daarover verklaard dat [verdachte] haar vroeg een account (de rechtbank begrijpt: op een sekssite) aan te maken en dat zij verder niets hoefde te doen. Vervolgens vroeg hij haar de telefoon op te nemen als er op de advertentie werd gebeld. En tenslotte vroeg hij haar om ‘gewoon deze klant alleen maar’ te pakken. Zij mocht het geld dan houden. Uiteindelijk verklaart [slachtoffer 2] dat zij vaker en vaker klanten moest aannemen en zij van het door haar verdiende geld niets terug zag. Ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer 2] ziet de rechtbank in het eerder vastgestelde manipulatieve gedrag van [verdachte] . Ook is van belang dat [slachtoffer 5] heeft verklaard over een soortgelijke handelswijze van [verdachte] . Zij moest een profiel van [verdachte] aanmaken, daar foto’s van [slachtoffer 1] tussen zetten en toen heeft hij haar overgehaald om in te vallen toen [slachtoffer 1] niet meer werkte. Zij kon daar geen nee op zeggen, omdat zij het zielig vond. Dat [verdachte] dergelijke misleidende uitlatingen deed over het alleen aanmaken van een account, vindt ten slotte steun in een door [verdachte] verstuurd Facebook-bericht, dat is aangetroffen in een telefoon die in gebruik was bij [verdachte] en [slachtoffer 3] . De tekst daarvan luidt: '
Ze hoef niet op kinky aleen account aanmake’.
Dat uit het dossier aanwijzingen blijken dat [slachtoffer 2] zich in het verleden ook heeft beziggehouden met sekswerk, doet aan het voorgaande niet af. Daaruit volgt immers niet dat [slachtoffer 2] niet misleid kan zijn met betrekking tot het doel van het aanmaken van het account.
Vrijspraak overige dwangmiddelenVan de in de tenlastelegging opgenomen dwangmiddelen afpersing en fraude zal de rechtbank [verdachte] , conform de standpunten van de officieren van justitie en de verdediging, vrijspreken, omdat er geen aanwijzingen zijn dat deze dwangmiddelen door [verdachte] en de medeverdachten zijn ingezet.
(Oogmerk van) uitbuiting
Ook ten aanzien van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat haar positie niet die van een mondige prostituee was, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
Zo heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij altijd moest werken, ook als zij een dag niet wilde of ongesteld was. Dit laatste wordt ondersteund door een geluidsfragment van een klantcontact dat is aangetroffen op de onder [slachtoffer 2] in beslag genomen telefoon. In het fragment zegt [slachtoffer 2] tegen een klant dat zij ongesteld is, waarna de klant niet meer verder wil. Verderop in het fragment is te horen dat [slachtoffer 3] aan [slachtoffer 2] vraagt waarom zij tegen de klant heeft gezegd dat zij ongesteld is en dat zij toch ‘een spons in moet doen’. Uit het fragment volgt verder dat [verdachte] en [slachtoffer 3] zich met de (financiële) afwikkeling van deze afspraak hebben beziggehouden. Dat [slachtoffer 2] niet altijd wilde werken, blijkt ook uit de omstandigheid dat zij meerdere keren heeft verklaard dat zij snel haar werk wilde doen, om – zo begrijpt de rechtbank – ervan af te zijn. ‘Zo snel mogelijk mijn werk doen, zo snel mogelijk en dan sodemieter op’, aldus [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] heeft ook verklaard dat zij bepaalde seksuele handelingen niet wilde verrichten, zoals seks zonder condoom, maar daar wel mee werd geadverteerd. Dit wordt ondersteund door de advertenties van ‘ [bijnaam 1] ’ en ‘ [bijnaam 2] ’, namen waaronder [slachtoffer 2] heeft gewerkt, op de sekssite Kinky.nl. In die advertenties wordt met veel verschillende (extreme) seksuele handelingen geadverteerd, waaronder seks zonder condoom. In verschillende op de telefoon van [slachtoffer 2] aangetroffen geluidsfragmenten van klantcontacten is te horen dat [slachtoffer 2] aangeeft geen seks zonder condoom te willen. In één van de geluidsfragmenten zegt de klant, nadat [slachtoffer 2] dit heeft gemeld, dat in de advertentie staat dat ‘alles zonder’ is, waarop [slachtoffer 2] antwoordt dat dat niet haar advertentie is. Ter terechtzitting heeft [verdachte] ten aanzien van seksadvertenties voor [slachtoffer 3] verklaard dat bij het aanmaken van de seksadvertenties alle seksuele handelingen werden aangevinkt, zodat zoveel mogelijk klanten kwamen. Dat dit het beoogde effect had, blijkt wel uit een verklaring van een klant over de advertentie waar hij op had gereageerd: ‘Er waren best wel veel extra diensten die andere prostituees niet doen. Je kon bijna alles’. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen dat uitsluitend [verdachte] bepaalde met welke handelingen er werd geadverteerd, blijkt uit het dossier wel dat [verdachte] daarbij een flinke vinger in de pap had. Zo heeft [slachtoffer 3] verklaard dat als [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] niet zelf de advertenties opstelden, [verdachte] dat deed. Ook blijkt uit een chatgesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] , waarbij [slachtoffer 2] vraagt om de inloggegevens van het account van ‘ [bijnaam 1] ’, dat [verdachte] de toegang tot dat account beheerde.
Uit het dossier volgt verder dat [verdachte] afspraken regelde met klanten en dat hij daarbij besprak welke seksuele handelingen zouden worden verricht, tegen welke prijs en voor welke duur, terwijl niet is gebleken dat [slachtoffer 2] daarin werd gekend. Zo bevat het dossier sms-contact tussen [verdachte] en een klant over ‘ [bijnaam 2] ’ (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ), waarin [verdachte] bevestigend antwoordt als de klant vraagt of [bijnaam 2] ‘een gehoorzaam lusthoertje is die alles doet wat ik zeg behalve anaal?’ en of het “ok is als hij blinddoek en handboeien bij haar omdoet en zij gedurende twee uur lang alles doet wat hij zegt”. [verdachte] antwoordt daarop: ‘Ja, is allemaal goed. Kom’.
Net als bij [slachtoffer 1] kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat [slachtoffer 2] vervolgens daadwerkelijk seks zonder condoom of andere door haar niet gewilde seksuele handelingen moest verrichten. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] , maar ook die van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] , blijkt namelijk dat ze die handelingen uiteindelijk niet deden, ook al vroeg de klant daar om. Het staat echter wel vast dat [verdachte] en de medeverdachte(n) [slachtoffer 2] aan vergaande verwachtingen van klanten – met nare situaties tot gevolg – hebben blootgesteld.
Hoewel [slachtoffer 2] wisselend heeft verklaard over het aantal klanten dat zij per dag had, blijkt uit haar verklaringen wel dat de frequentie aanzienlijk was, vooral in de weekenden wanneer het druk was. Dit wordt ondersteund door getapte telefoongesprekken tussen [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer 3] in de periode eind september/begin oktober 2021 waaruit blijkt dat er veel klanten voor [slachtoffer 2] waren. Uit die gesprekken, evenals uit de verklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [verdachte] , blijkt bovendien dat [slachtoffer 2] zowel thuiswerk deed als escorts. Illustratief voor de hoeveelheid werk in die periode is een gesprek op 23 september 2021, waarin [verdachte] tegen [medeverdachte] zegt dat het ‘echt druk is’ en ‘de telefoon blijft gaan’, waarna [medeverdachte] zegt dat er een klant is voor [slachtoffer 2] . [slachtoffer 3] verklaart dat [verdachte] zoveel mogelijk klanten voor haar en [slachtoffer 2] liet komen en dan viel er altijd wel een af, maar soms stonden ze te wachten voor de deur in een rij, aldus [slachtoffer 3] . Dat de bedoeling was dat er veel werd gewerkt, volgt ook wel uit de omstandigheid dat ‘ [bijnaam 1] ’ en ‘ [bijnaam 2] ’ blijkens voornoemde advertenties nagenoeg de hele week beschikbaar waren voor sekswerk.
De rechtbank stelt verder op basis van het dossier vast dat de omstandigheden waaronder [slachtoffer 2] moest werken, slecht waren. Verwezen wordt naar hetgeen over de hygiëne in de verschillende panden is overwogen ten aanzien van [slachtoffer 1] . Met betrekking tot [slachtoffer 2] acht de rechtbank verder van belang dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] zwanger was en een miskraam heeft gehad in de periode dat zij met [slachtoffer 4] bij [verdachte] en [slachtoffer 3] op de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] verbleef. [slachtoffer 2] heeft daar zelf over verklaard en in een opgenomen klantcontact is te horen dat zij tijdens een seksafspraak tegen een klant zegt dat hij haar pijn doet en dat zij in verwachting is. Ook [slachtoffer 3] verklaart over [slachtoffer 2] die met haar dikke buik nog steeds aan de heroïne zat. Uit een tekstbericht tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] blijkt dat [slachtoffer 2] aangeeft naar de spoedeisende hulp te willen omdat zij pijn heeft aan haar baarmoeder en onderrug. Zij zegt dat dit mogelijk te maken heeft met haar miskraam of met ongesteldheid. Zij zegt ‘na die klant pas’ te gaan. [verdachte] zegt ‘oke is goed’. Ook is [slachtoffer 2] in die periode op initiatief van Brijder uit de [straatnaam 1] opgehaald en meegegaan voor een beoordeling van haar gezondheid, omdat zij volgens de informatie van Brijder ‘zwanger en verslaafd’ was. Zowel [verdachte] als [slachtoffer 3] waren op dat moment in de woning aanwezig. Hieruit blijkt dat [verdachte] en [slachtoffer 3] wisten van de gezondheidssituatie van [slachtoffer 2] , maar ze toch toestonden dat [slachtoffer 2] ondanks die omstandigheden werkte. Kennelijk vonden ze de inkomsten die [slachtoffer 2] genereerde belangrijker dan haar gezondheid.
Tot slot staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] , net als [slachtoffer 1] , niet zelf kon bepalen wat zij met het door haar verdiende geld deed, maar dat zij haar verdiensten moest afstaan aan [verdachte] of aan één van de medeverdachten. Illustratief in dit verband is een (eerdergenoemd) geluidsfragment, aangetroffen op [slachtoffer 2] ’s telefoon, waarin [slachtoffer 2] een klant om extra geld vraagt en uitlegt dat zij 50 euro aan ‘de eigenaar’ moet betalen, dus als zij 50 euro krijgt, zij niets heeft. [slachtoffer 2] ’s verklaringen hierover worden verder ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] , waaruit ook blijkt dat ze het door hen verdiende geld moesten afstaan aan [verdachte] of een medeverdachte en daar niets van terug zagen behalve in de vorm van drugs.
Op basis van al hetgeen hierboven is overwogen, kan worden vastgesteld dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Het oogmerk van uitbuiting kan onder die omstandigheden worden verondersteld.
Voordeel trekken
Zoals hiervoor is overwogen, stond [slachtoffer 2] het geld dat een klant aan haar betaalde af aan [verdachte] of aan een van de medeverdachten. Zoals [verdachte] ter terechtzitting heeft bevestigd, kochten hij of een van de medeverdachten met dat geld drugs die weer werden verdeeld onder de aanwezigen. [verdachte] beschikte daarmee niet alleen over het geld dat werd verdiend, maar heeft daar ook daadwerkelijk van geprofiteerd door mee te roken van de opbrengsten. Ook blijkt uit het dossier dat [verdachte] substantiële bedragen naar zijn zoon heeft overgemaakt.
Dat [verdachte] geld wilde verdienen aan het sekswerk van [slachtoffer 2] kan bovendien worden afgeleid uit zijn handelen zoals hiervoor omschreven (het adverteren met veel verschillende seksuele handelingen, de ruime beschikbaarheid van de prostituees in de advertenties en de rol van [verdachte] bij het klantcontact en het regelen van seksafspraken). Dat het dossier ook aanwijzingen bevat dat [verdachte] [slachtoffer 2] soms liever kwijt dan rijk was, zoals door de verdediging is benoemd, doet er niet aan af dat [verdachte] in de periodes dat [slachtoffer 2] aanwezig was in de woning(en) en werkte, aan haar heeft verdiend en dat dit ook zijn bedoeling was.
Ten aanzien van de stelling van de verdediging dat [slachtoffer 2] (en [slachtoffer 4] ) veel drugs gebruikte(n) en het verdiende geld helemaal oprookte(n) en zelfs meer dan dat, verwijst de rechtbank naar de overwegingen hierover met betrekking tot [slachtoffer 1] . Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat [verdachte] geen voordeel heeft getrokken van het door [slachtoffer 2] uitgevoerde sekswerk, gaat de rechtbank hierin niet mee.
Handelingen
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 2] heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest. De rechtbank zal [verdachte] , anders dan de officieren van justitie hebben betoogd, vrijspreken van het ten laste gelegde werven van [slachtoffer 2] , omdat daarvan onvoldoende is gebleken.
De rechtbank overweegt verder dat het dossier aanwijzingen bevat dat [slachtoffer 2] (ook) vrijwillig prostitutiewerk verrichtte. Zo lijkt uit sommige getapte telefoongesprekken in de periode eind september en begin oktober 2021 te volgen dat [slachtoffer 2] zich meewerkend opstelt ten aanzien van het verrichten van sekswerk. Ook verklaart [naam 10] dat [slachtoffer 2] het prostitutiewerk bij [verdachte] thuis vrijwillig deed. Dit staat evenwel niet in de weg aan een bewezenverklaring van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] door [verdachte] . De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover is overwogen met betrekking tot [slachtoffer 1] . De rechtbank zal deze bevindingen wel bij de strafmaat betrekken.
Periode
De rechtbank is verder, overeenkomstig het standpunt van de officieren van justitie, van oordeel dat de pleegperiode ten aanzien van [verdachte] kan worden beperkt tot de periode van 1 september 2021 tot en met 2 juli 2022. In een onder [slachtoffer 3] in beslag genomen telefoon is een chatgesprek aangetroffen van laatstgenoemde datum, waarin door [slachtoffer 2] wordt aangegeven dat zij geen contact meer wil en zij samen met [slachtoffer 4] in een kliniek buiten Den Haag zit. Niet gebleken is dat er daarna nog contact is geweest tussen [verdachte] en/of [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van het medeplegen van mensenhandel in de periode van 3 juli 2022 tot en met 25 januari 2023.
Verder overweegt de rechtbank dat in de bewezen verklaarde periode niet voortdurend sprake is geweest van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] door [verdachte] en de medeverdachte(n). De rechtbank sluit aan bij de door de officieren van justitie genoemde twee uitbuitingsperiodes, waarbij de eerste periode in ieder geval de maand september 2021 (sekswerk vanuit de [straatnaam 1] ) betrof en de tweede periode (sekswerk vanuit de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] ) omstreeks begin april 2022 is begonnen en in ieder geval op 2 juli 2022 eindigde. Uiteraard betrekt de rechtbank de bevindingen met betrekking tot de periode waarin de uitbuiting plaatsvond bij de strafmaat.
4.6.4
Deelonderzoek Steenuil; [slachtoffer 3] (dagvaarding 2, feit 1)
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 3] . Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 3] door [verdachte] werd uitgebuit. Zij heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid alsook lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, is sprake geweest van misleiding, misbruik van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 3] zich bevond en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiende overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer 3] had. Dit heeft ertoe geleid dat [verdachte] zich heeft bevoordeeld ten koste van [slachtoffer 3] . In tegenstelling tot hetgeen door de officieren van justitie is beargumenteerd, staat voor de rechtbank onvoldoende vast dat [verdachte] door middel van geweld of door dreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen om sekswerk te verrichten. Dit zal eveneens nader worden toegelicht.
Dwangmiddelen
Misbruik van kwetsbare positie en overwicht
[slachtoffer 3] had gedurende de ten laste gelegde periode verschillende problemen die ervoor zorgden dat zij zich in een kwetsbare positie bevond. Zij heeft zelf verklaard te kampen met trekken van borderline en ADHD. Haar dochter woonde niet bij haar, omdat [slachtoffer 3] niet meer voor haar kon zorgen. Verder had [slachtoffer 3] schulden en stond zij onder bewindvoering. Bovendien was [slachtoffer 3] verslaafd aan verdovende middelen. Zij gebruikte alcohol, GHB en cocaïne. Later, gedurende haar relatie met [verdachte] , raakte zij verslaafd aan crack en heroïne.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat [verdachte] zich bewust was van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 3] . Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij vanaf de zomer van 2021 een relatie had met [slachtoffer 3] . Deze relatie heeft de gehele ten laste gelegde periode – met enkele korte onderbrekingen – standgehouden. [verdachte] wist dat [slachtoffer 3] op het moment dat ze een relatie kregen, verslaafd was aan cocaïne, GHB en alcohol. [verdachte] was er ook van op de hoogte dat [slachtoffer 3] onder bewindvoering stond en dus over weinig geld beschikte om drugs mee te kopen. In zijn eerdere verklaringen heeft [verdachte] verklaard dat hij wist dat de ex-man van [slachtoffer 3] crisisopvang zocht voor haar, omdat het niet goed met haar ging. Ook heeft [slachtoffer 3] aan [verdachte] verteld dat het niet goed met haar ging sinds haar moeder was komen te overlijden.
Niet alleen had [verdachte] kennis van de kwetsbare positie van [slachtoffer 3] , hij had ook overwicht op haar. Ten aanzien van andere aangeefsters is reeds overwogen dat [verdachte] wist dat een verslaving aan en afhankelijkheid van drugs kon worden gebruikt om een sekswerker aan zich te binden en dat hij het al dan niet verstrekken van drugs instrumenteel gebruikte. Dit geldt eveneens met betrekking tot [slachtoffer 3] . Blijkens haar verklaringen kreeg zij pas drugs van [verdachte] nadat zij sekswerk had verricht. Hierbij zou het gaan om kleine beetjes tegelijk waar zij elke keer om moest vragen. [verdachte] zei tegen haar ‘als je terugkomt, dan heb ik een trekkie voor je’. [slachtoffer 3] verklaarde daarover dat zij werd beloond als een hond die een koekje krijgt. Dat [verdachte] bepaalde wanneer en hoeveel drugs [slachtoffer 3] kon gebruiken, volgt niet alleen uit de verklaringen van [slachtoffer 3] zelf, maar wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 4] dat [verdachte] kwaad is geworden op [slachtoffer 3] , omdat zij drugs van hem had gepakt. Bovendien volgt uit het dossier dat [slachtoffer 3] geld moest stelen van [verdachte] om zelf drugs te kunnen kopen. De verklaring van [verdachte] dat [slachtoffer 3] alle drugs kon pakken die zij wilde en dat hij alles met haar heeft gedeeld omdat zij zijn vriendin was, schuift de rechtbank gelet op het voorgaande als ongeloofwaardig terzijde.
Reeds is overwogen dat [verdachte] bekend stond als kickbokser, dat hij geweld gebruikte tegen derden en dat vele betrokkenen in het dossier angst voor hem hadden. [slachtoffer 3] is getuige geweest van dergelijk geweld van [verdachte] tegen mannen en heeft meermaals verklaard angstig te zijn geweest voor [verdachte] , met name op de momenten dat de drugs op waren. Dit vindt bevestiging in het dossier en ondersteuning in de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting dat er paniek ontstond als er geen drugs waren.
[slachtoffer 3] stond het door haar verdiende geld direct af aan [verdachte] . [verdachte] verklaart hierover dat dit was voor haar veiligheid. [slachtoffer 3] bevestigt dat zij het geld afstond onder het mom van veiligheid, maar verklaart ook dat zij uiteindelijk geen beschikking meer kreeg over het geld. Dit geld werd grotendeels direct uitgegeven aan drugs, hetgeen wordt ondersteund door het dossier, alsook door de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting dat ‘95% van het verdiende geld opging aan drugs’. De drugs werden vervolgens door [verdachte] verdeeld over de personen die in de woning aanwezig waren. Bovendien werd het geld dat [slachtoffer 3] verdiende door hem gecontroleerd. Zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] verklaren over een incident waarbij [verdachte] er gelijk achter kwam toen [slachtoffer 3] een keer probeerde om 50 euro zelf te houden.
De rechtbank acht verder van belang dat [verdachte] overwicht op [slachtoffer 3] had, doordat zij verliefd op hem was en een relatie met hem had. Een relatie waarin sprake was van jaloezie, controle en manipulatie. [slachtoffer 3] heeft meermaals verklaard dat zij bang was om [verdachte] kwijt te raken als zij niet deed wat hij wilde. [slachtoffer 3] verklaart dat het achteraf voelt alsof [verdachte] haar heeft gehypnotiseerd. De verklaring van [verdachte] dat hij ook smoorverliefd was op [slachtoffer 3] , doet niets af aan het misbruik dat hij heeft gemaakt van haar gevoelens voor hem. Illustratief hiertoe is het gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 3] op 25 september 2021, waarin [slachtoffer 3] aangeeft niet te kunnen werken, waar zij zich voor verontschuldigt en aangeeft te hopen dat hij niet boos wordt. In het telefoongesprek dat hierop volgt geeft [verdachte] in eerste instantie aan dat dit geen probleem is en [slachtoffer 3] de volgende dag weer kan gaan werken. Vervolgens zegt hij geen zin meer te hebben in een relatie met [slachtoffer 3] en iemand te willen die 100% achter hem staat. Uit een tapgesprek van 25 september 2021 blijkt dat [slachtoffer 3] toch contact heeft met een klant, ook al heeft zij eerder duidelijk te kennen gegeven die dag niet te willen werken.
Verder heeft [verdachte] [slachtoffer 3] gemanipuleerd door haar toekomstplannen in het vooruitzicht te stellen, waaronder het beginnen van een bedrijf, verhuizen naar een mooie woning en het maken van reizen. Geen enkel plan is uiteindelijk gerealiseerd. Om [slachtoffer 3] zover te krijgen dat zij sekswerk ging doen, hield [verdachte] haar voor dat als er niet genoeg drugs was hij zou moeten gaan stelen, maar dat hem een voorwaardelijke straf boven het hoofd hing en haar niet. Dit terwijl [slachtoffer 3] niets verkeerd zou doen door bemiddelaar te zijn of zelf sekswerk te verrichten volgens [verdachte] . Hiermee oefende [verdachte] druk op [slachtoffer 3] uit en praatte hij haar een schuldgevoel aan.
Misleiding
[verdachte] heeft [slachtoffer 3] in eerste instantie alleen gevraagd om foto’s voor seksadvertenties van anderen, waar zij mee instemde. Later werd haar gevraagd om ook de telefoons te beantwoorden en afspraken te maken met klanten, omdat de vrouwen die bij [verdachte] werkten geen of niet goed Nederlands spraken. Op deze wijze raakte [slachtoffer 3] steeds meer betrokken bij de prostitutie die plaatsvond in de woning van [verdachte] . Klanten vroegen eenmaal in de woning naar de vrouw die zij aan de telefoon hadden gesproken en hadden gezien op de foto’s in de advertentie, te weten [slachtoffer 3] . De rechtbank ziet hierin een bewuste werkwijze. [verdachte] spiegelde [slachtoffer 3] voor dat haar rol beperkt zou blijven (tot foto’s en de telefoon aannemen), terwijl het zijn bedoeling was dat ook zij op den duur sekswerk zou gaan verrichten.
De rechtbank ziet onvoldoende bewijs voor het misleiden van [slachtoffer 3] door haar joints te laten roken waar zonder dat zij het wist heroïne in zat. Hoewel uit het dossier blijkt dat in de woning waar [verdachte] en [slachtoffer 3] verbleven joints met heroïne lagen, volgt daaruit nog niet dat het [verdachte] zijn bedoeling was dat [slachtoffer 3] die joints zou roken en daardoor verslaafd zou raken aan heroïne. Dat kan de rechtbank dan ook niet buiten gerede twijfel vaststellen.
Vrijspraak geweld en dreiging met geweld
De rechtbank acht evenmin bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 3] heeft gedwongen of bewogen sekswerk te verrichten door gebruik te maken van geweld of dreiging met geweld.
Hoewel in het dossier enige verklaringen zijn te vinden over geweld van [verdachte] tegen [slachtoffer 3] , zijn deze naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overtuigend om tot een bewezenverklaring van dit dwangmiddel te komen. Daarbij speelt mee dat [slachtoffer 3] zelf wisselend en niet overtuigend over geweld door [verdachte] heeft verklaard.
(Oogmerk van) uitbuiting
De positie van [slachtoffer 3] was niet die van een mondige prostituee, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [verdachte] seksafspraken voor haar maakte. Hij sprak de klanten en maakte afspraken over onder andere het tijdstip, de seksuele handelingen, de duur van de afspraak en de prijzen. In de seksadvertenties waarop [slachtoffer 3] werkte, werden op verzoek van [verdachte] vergaande seksuele handelingen aangeboden. Dit leidde er volgens [slachtoffer 3] toe dat zij meermaals in discussie moest met een klant over welke handelingen zij wel en niet wilde verrichten. Op de in beslag genomen telefoons die onder andere door [verdachte] en [slachtoffer 3] werden gebruikt, is een grote hoeveelheid gesprekken aangetroffen die betrekking hebben op seksafspraken voor, onder andere, ‘ [bijnaam 1] ’. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij onder deze naam heeft gewerkt. Ook de tapgesprekken bevestigen de verklaringen van [slachtoffer 3] over de wijze waarop de seksafspraken tot stand kwamen. Het dossier geeft derhalve voldoende ondersteuning aan de verklaringen van [slachtoffer 3] hierover.
Voorts stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 3] onvoldoende zeggenschap had over de momenten waarop zij werkte. Uit de berichten en het hiervoor genoemde gesprek van 25 september 2021 blijkt duidelijk dat [slachtoffer 3] niet wilde werken en dat zij zich bezwaard voelde om dat tegen [verdachte] te zeggen. Uit het gesprek blijkt ook dat [verdachte] haar weerzin om te gaan werken niet respecteert. In plaats daarvan probeert hij haar met manipulatief gedrag zo ver te krijgen dat zij toch gaat werken. Zoals vermeld blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 3] de dag waarop zij aangaf niet te willen werken toch klantcontact had.
Reeds is overwogen dat [slachtoffer 3] haar geld aan [verdachte] gaf zodra de klanten aan de deur hadden betaald voor de seksafspraak en daarna het geld ook niet kreeg. Zij kon dus niet zelf bepalen wat zij met het door haar verdiende geld deed.
Op basis van hetgeen hierboven is overwogen, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Het oogmerk van uitbuiting kan onder die omstandigheden worden verondersteld.
Voordeel trekken
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 3] het geld dat een klant aan haar betaalde aan hem gaf. In een eerder verhoor heeft hij bovendien verklaard dat [slachtoffer 3] en hij van het prostitutiewerk van [slachtoffer 3] leefden. Hij heeft ter terechtzitting ook verklaard dat gelijk drugs werden gehaald van het verdiende geld. Hieruit blijkt duidelijk dat [verdachte] voordeel heeft getrokken uit het sekswerk van [slachtoffer 3] .
Dat [verdachte] geld wilde verdienen aan het sekswerk van [slachtoffer 3] kan bovendien worden afgeleid uit zijn handelen. Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat bij het aanmaken van de seksadvertenties alle seksuele handelingen werden aangevinkt, zodat zoveel mogelijk klanten kwamen. In de advertentie waarop [slachtoffer 3] werkte, stond ook dat zij zeven dagen in de week beschikbaar was. Reeds is overwogen dat het dossier vele gesprekken met betrekking tot seksafspraken bevat waar [verdachte] een rol bij speelde. Op een in beslag genomen telefoon is daarnaast een videobestand aangetroffen, waarin [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] intieme seksuele handelingen bij elkaar verrichten. In die video worden aanwijzingen gegeven door een man. [slachtoffer 3] heeft over deze beelden verklaard dat [verdachte] de video had gemaakt met als doel om klanten te werven. Dit kan niet anders worden begrepen dan dat [verdachte] zo veel mogelijk geld wilde verdienen aan [slachtoffer 3] .
Dat [verdachte] daadwerkelijk geld heeft verdiend, blijkt uit het feit dat hij in staat was om drugs te kopen en substantiële bedragen naar zijn zoon over te maken.
Handelingen
De rechtbank acht ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 3] heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest.
Tot slot overweegt de rechtbank dat door [verdachte] meermaals naar voren is gebracht dat hij liever niet wilde dat [slachtoffer 3] sekswerk verrichtte, maar dat het [slachtoffer 3] was die sekswerk wilde verrichten. Deze stelling vindt enige steun in het dossier. Zo heeft [slachtoffer 2] verklaard dat [slachtoffer 3] niet mocht werken van [verdachte] . Uit het dossier volgt echter ook een ander beeld, zoals hiervoor is besproken. Dat [verdachte] op sommige momenten [slachtoffer 3] heeft weerhouden sekswerk te verrichten, maakt niet dat hem gedurende de gehele ten laste gelegde periode geen verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] op andere momenten [slachtoffer 3] wel heeft bewogen sekswerk te verrichten en zich daarbij kennelijk heeft laten leiden door eigenbelang ten koste van [slachtoffer 3] .
Hetzelfde geldt voor de vrijwilligheid van [slachtoffer 3] . Ook hiervoor bestaan aanknopingspunten in het dossier. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een tapgesprek van 22 oktober 2022, waarin [slachtoffer 3] aangeeft op dat moment toch wel te willen werken. Bovendien volgt uit verklaringen van [slachtoffer 3] zelf dat zij zich wel eens stoer voordeed, waardoor de indruk gewekt kon worden dat zij vrijwillig sekswerk verrichte. Dat [slachtoffer 3] op momenten positiever stond of leek te staan tegenover het sekswerk, wil echter niet zeggen dat dit steeds het geval is geweest. Dit blijkt ook duidelijk uit het dossier.
Periode
De rechtbank overweegt met betrekking tot de bewezen verklaarde periode het volgende. [verdachte] was tot 18 april 2021 gedetineerd. Ongeveer vijf weken na zijn detentie kregen [slachtoffer 3] en [verdachte] volgens hem een relatie. Dit was ongeveer op 20 mei 2021. Op 10 juni 2021 is [slachtoffer 3] opgenomen in een kliniek. Hieraan voorafgaand waren reeds door [verdachte] foto’s gemaakt van [slachtoffer 3] ten behoeve van seksadvertenties, hetgeen onderdeel uitmaakt van de werving van [slachtoffer 3] voor sekswerk. Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat de uitbuiting in de periode vanaf 20 mei 2021 heeft plaatsgevonden.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij ongeveer acht maanden voor haar arrestatie gestopt is met het verrichten van sekswerk. Uit een politieregistratie van 26 juli 2022 volgt dat een man op die datum seks heeft gehad tegen betaling in het huis van [slachtoffer 3] met een vrouw. De omschrijving die deze man gaf, komt overeen met het uiterlijk van [slachtoffer 3] . Uit de politieregistraties blijkt daarnaast dat in deze periode [verdachte] en [slachtoffer 3] samen in de woning van [slachtoffer 3] verbleven. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 3] op die datum seks tegen betaling heeft verricht. De rechtbank is gelet op het vorengenoemde van oordeel dat de uitbuiting van [slachtoffer 3] plaatsvond tot eind juli 2022.
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring tot en met 13 februari 2023 gelet op de verklaringen van [slachtoffer 3] dat zij vlak voor haar aanhouding nog een klant heeft ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat toen sprake was van een uitbuitingssituatie. De bewezen verklaarde periode zal dus worden beperkt tot en met 31 juli 2022.
Tot slot overweegt de rechtbank dat niet gedurende de gehele bewezen verklaarde periode sprake is geweest van een uitbuitingssituatie. In deze periode zaten zowel [verdachte] als [slachtoffer 3] meermaals gedetineerd. Ook volgt uit het dossier dat [slachtoffer 3] vanaf oktober 2021 minder sekswerk heeft verricht en zij en [verdachte] vanaf die periode veel klanten hebben opgelicht. Dit zal de rechtbank bij de strafmaat betrekken.
4.6.5
Deelonderzoek Oeraluil; [slachtoffer 4] (dagvaarding 2, feit 2)
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ). De rechtbank is er op grond van de bewijsmiddelen van overtuigd dat [slachtoffer 4] door [verdachte] crimineel werd uitgebuit.
Hieronder wordt uiteengezet dat sprake is geweest van geweld en dreiging met geweld, misbruik van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 4] zich bevond en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer 4] had. Dit heeft als gevolg gehad dat [verdachte] zich heeft bevoordeeld ten koste van [slachtoffer 4] .
Dwangmiddelen
Misbruik van kwetsbare positie en overwicht
[slachtoffer 4] was in de ten laste gelegde periode verslaafd aan heroïne en cocaïne. Hij had geen vaste baan of woonplek. Voorafgaand aan de periode dat hij samen met [slachtoffer 2] in de woning van [verdachte] verbleef, waren hij en [slachtoffer 2] ziek in verband met een gebrek aan verdovende middelen.
Door bij [verdachte] te verblijven kreeg [slachtoffer 4] zowel onderdak als verdovende middelen van [verdachte] , waardoor [slachtoffer 4] afhankelijk was van [verdachte] . Uit de verklaringen van [verdachte] blijkt dat hij wist dat [slachtoffer 4] verslaafd was.
Hiervoor is al overwogen dat [verdachte] in staat was om fors geweld te gebruiken en een reputatie had als voormalig kickbokser. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 4] getuige is geweest van door [verdachte] gepleegd geweld tegen derden. Volgens de verklaring van [slachtoffer 4] had dit tot gevolg dat hij in de veronderstelling was dat hij moest doen wat [verdachte] wilde, aangezien anders geweld tegen hem zou worden gebruikt. [slachtoffer 4] was niet opgewassen tegen [verdachte] en dat wist [verdachte] . Ter terechtzitting verklaarde [verdachte] over [slachtoffer 4] : ‘Ik kan mij voorstellen dat hij een beetje bang was’. Verder omschreef [verdachte] [slachtoffer 4] als een persoon ‘waar weinig in zit’, die niet zelfstandig is en verslaafd.
De rechtbank overweegt dat [verdachte] zich niet alleen bewust was van de kwetsbare positie van [slachtoffer 4] en zijn overwicht op hem, maar dat hij hier ook misbruik van heeft gemaakt. Uit de verklaringen van [slachtoffer 4] volgt dat [verdachte] aangaf dat [slachtoffer 4] een schuld bij hem had vanwege de door hem verstrekte drugs. [verdachte] heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij drugs gaf aan [slachtoffer 4] en dat hij van mening was dat [slachtoffer 4] er te veel van uitging dat hij zomaar drugs zou krijgen. Ook heeft hij verklaard dat het klopt dat hij op een gegeven moment wilde dat [slachtoffer 4] iets ging doen: ‘Ik zal gezegd hebben dat hij eens wat moest gaan doen. Dat zal niet heel vriendelijk zijn geweest’. Hierover heeft [verdachte] ook verklaard: ‘Ik weet wel dat hij dan iets crimineels gaat doen’.
Geweld en dreiging met geweld
Uit verschillende opmerkingen en berichten blijkt dat [verdachte] [slachtoffer 4] op een dreigende toon aanspoorde om diefstallen te plegen. Uit de verklaringen van [slachtoffer 4] blijkt dat [verdachte] hem de optie gaf om winkeldiefstallen te plegen of om te tanken zonder te betalen. Deed hij dit niet dan ‘gaan er andere dingen gebeuren’, aldus [slachtoffer 4] . Deze dreigende toon blijkt ook uit de tapgesprekken en berichten. Illustratief is het bericht dat [verdachte] op 24 oktober 2021 aan [slachtoffer 4] stuurde: ‘Ik zou er echt mee gaan opschieten. Ik ben bewust nog niet langs je huis gegaan, maar als ik kom, is het de laatste keer geweest voor je’. Over een ander bericht dat op dezelfde datum door [verdachte] aan [slachtoffer 4] is verstuurd, waarin staat dat [verdachte] net van plan was om ‘met [slachtoffer 4] te beginnen’, heeft [verdachte] ter terechtzitting verklaard dat daar een (onder) toon van bedreiging in zal hebben gezeten.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 4] volgt dat [verdachte] ook daadwerkelijk geweld heeft gebruikt door hem meermalen te slaan. Zoals reeds eerder is vermeld, verklaren zowel [slachtoffer 4] als [slachtoffer 2] over een incident waarbij [slachtoffer 4] klappen had gehad van [verdachte] waarna zijn neus bloedde. Volgens [slachtoffer 4] was de aanleiding voor dit geweld dat er geen verdovende middelen meer waren; [verdachte] vond dat er op dat moment geld moest komen. Uit zijn verklaring volgt bovendien dat [slachtoffer 4] naast een bloedneus ook een blauw oog en pijn aan zijn ribben heeft overgehouden aan dit incident. Het geweld zou blijkens de verklaring van [slachtoffer 4] ook plaatsvinden als [verdachte] dacht dat hij tegen hem loog. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [slachtoffer 3] . De rechtbank stelt gelet op het voorstaande vast dat [verdachte] geweld en bedreiging met geweld heeft toegepast om [slachtoffer 4] te bewegen diefstallen te plegen.
Vrijspraak overige dwangmiddelen
De rechtbank komt tot de conclusie dat het dossier onvoldoende steun bevat voor een bewezenverklaring van fraude, afpersing en misleiding van [slachtoffer 4] door [verdachte] en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
(Oogmerk van) uitbuitingOp basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 4] meermalen strafbare feiten heeft gepleegd gedurende de periodes waarin hij bij [verdachte] verbleef. Het gaat dan om winkeldiefstallen en tanken zonder te betalen/diefstal van brandstof. Het plegen van deze diefstallen vond plaats op verzoek van [verdachte] . Een verzoek wat door [slachtoffer 4] niet geweigerd kon worden, gelet op zijn afhankelijkheid van [verdachte] voor drugs en onderdak en gelet op de angst dat hij het slachtoffer zou worden van geweld.
Gelet op de bewijsmiddelen en de door [verdachte] toegepaste dwangmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 4] deze strafbare feiten niet uit eigen beweging heeft gepleegd. Zijn wil om zelf te bepalen of en, zo ja welke strafbare feiten hij zou gaan plegen en wat hij vervolgens zou gaan doen met de daaruit voortvloeiende opbrengsten, was immers als gevolg van de door [verdachte] toegepaste dwangmiddelen zwaar beperkt.
Gelet op het voorgaande was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een uitbuitingssituatie, waardoor het oogmerk van uitbuiting kan worden verondersteld.
Voordeel trekken
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] voordeel heeft getrokken uit en door de strafbare feiten die [slachtoffer 4] heeft gepleegd. De goederen die door [slachtoffer 4] werden gestolen, gaf hij aan [verdachte] . De diefstal van brandstof, door te tanken zonder te betalen, werd gepleegd met een auto waar [verdachte] gebruik van maakte.
Handelingen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer 4] gedurende twee periodes in de woning van [verdachte] heeft verbleven en acht derhalve ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 4] heeft gehuisvest.
Periode
Wat betreft de periode waarin [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, overweegt de rechtbank het volgende. Zowel [verdachte] als [slachtoffer 4] verklaren over twee periodes waarin [slachtoffer 4] in de woning van [verdachte] verbleef. Volgens [slachtoffer 4] ving de eerste periode eind mei 2021 aan. Hij verbleef toen ongeveer een week in de woning van [verdachte] . De tweede periode waarin [slachtoffer 4] samen met [slachtoffer 2] bij [verdachte] verbleef en uitbuiting plaatsvond, wordt door [slachtoffer 4] gerelateerd aan een tijdelijk huisverbod ten aanzien van de Van Baerlestraat waardoor hij op dat moment geen verblijfplaats had. Dit tijdelijke huisverbod is opgelegd met ingang van 1 april 2022. [slachtoffer 4] heeft verklaard ongeveer twee maanden bij [verdachte] te hebben verbleven gedurende die tweede periode. In de maand mei 2022 is [slachtoffer 4] blijkens de politieregistraties enkele keren aangetroffen in de woningen van [verdachte] en [slachtoffer 3] . De laatste datum waarop ze zijn aangetroffen was 28 mei 2022, bij de woning van [slachtoffer 3] waar zij op dat moment samen met [verdachte] verbleef. Uit de bewijsmiddelen volgt bovendien dat het sekswerk van [slachtoffer 2] , en daarmee het verblijf van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] bij [verdachte] , tussen 2 juni 2022 en 2 juli 2022 is geëindigd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de criminele uitbuiting van [slachtoffer 4] door [verdachte] in de ten laste gelegde periode plaatsvond. Evenwel is tijdens die periode geen sprake geweest van voortdurende uitbuiting. Dit betrekt de rechtbank bij de strafmaat.
4.6.6
Deelonderzoek Velduil; [slachtoffer 5] (dagvaarding 3)
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 5] . Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 5] door [verdachte] werd uitgebuit. [slachtoffer 5] heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, gaat het met name om misbruik van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer 5] en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer 5] had. Dit heeft erin geresulteerd dat [verdachte] zich ten koste van [slachtoffer 5] heeft bevoordeeld.
Dwangmiddelen
Misbruik van kwetsbare positie en overwicht
[slachtoffer 5] bevond zich in een zeer kwetsbare positie. Uit politiemutaties blijkt dat zij verslaafd was aan harddrugs en dat zij haar woning was kwijtgeraakt. In december 2018 heeft haar moeder aangifte gedaan van vermissing van [slachtoffer 5] ; [slachtoffer 5] werd diezelfde maand in verwarde toestand aangetroffen op Station Holland Spoor. Ook blijkt dat [slachtoffer 5] in 2020 een kind heeft gekregen dat, net als haar andere kinderen, bij haar is weggehaald.
[verdachte] is zich bewust geweest van deze kwetsbaarheid. [slachtoffer 5] had hem verteld dat ze via [naam 7] , een dealer, in de prostitutie terecht was gekomen. Toen hij haar leerde kennen, drie of vier jaar voor zijn verhoor in 2024, werkte zij een jaar of zes in de prostitutie. Volgens [verdachte] was zij daar niet blij mee.
Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij kan bevestigen dat haar kind in 2020 of 2021 naar een pleeggezin is gegaan, omdat [slachtoffer 5] toen bij hem verbleef in de [straatnaam 1] . [verdachte] heeft ook verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 5] verslaafd was aan heroïne.
Onder deelonderzoek Bosoehoe heeft de rechtbank reeds in zijn algemeenheid overwogen hoe berekenend [verdachte] was als het ging om de verslaving van een sekswerker en dat [verdachte] overwicht had, doordat hij bekend stond als voormalig kickbokser die regelmatig geweld gebruikte. Deze overwegingen zijn ook van toepassing op [slachtoffer 5] , die heeft verklaard dat zij bang was voor [verdachte] (‘Hij is zo manipulerend, hij kan in je hoofd zitten zonder dat je het door hebt. Hij komt heel dreigend over, vind ik. Het is niet dat er klappen gaan vallen en hij heeft mij ook nooit geslagen, maar zo een gevoel krijg je bij hem’).
Misleiding
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij geen geld had om met haar kinderen op vakantie te gaan, terwijl zij dit heel graag wilde. In Hoofddorp dacht [slachtoffer 5] geld te kunnen verdienen, zodat zij met haar moeder en haar kinderen op vakantie kon gaan naar Turkije. [verdachte] heeft tegen [slachtoffer 5] gezegd dat zij de vakantie binnen veertien dagen bij hem in Hoofddorp bij elkaar kon verdienen. Eenmaal in Hoofddorp moest [slachtoffer 5] al het door haar verdiende geld afgeven aan [verdachte] en werd hier door [verdachte] drugs mee gekocht. De rechtbank concludeert dat [verdachte] [slachtoffer 5] heeft misleid door te zeggen dat zij in Hoofddorp het geld voor een vakantie bij elkaar kon verdienen.
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 5] heeft verteld dat zij met schoonmaakwerk het geld voor haar vakantie en paspoort kon verdienen. [slachtoffer 5] heeft aanvankelijk verklaard dat zij dacht dat zij naar Hoofddorp zou gaan voor schoonmaakwerk en dat zij er pas in Hoofddorp achter kwam dat de woning in wezen een bordeel was. Uit het studioverhoor van [slachtoffer 5] blijkt echter dat zij al voor aankomst in Hoofddorp wist dat het de bedoeling was dat er in Hoofddorp geld zou worden verdiend met sekswerk. Deze tegenstrijdigheid maakt dat de rechtbank er onvoldoende van overtuigd is dat [slachtoffer 5] is voorgelogen in die zin dat zij alleen maar schoon hoefde te maken.
(Oogmerk van) uitbuiting
De positie van [slachtoffer 5] was niet die van een mondige prostituee, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
Door het gebruik van de hiervoor genoemde dwangmiddelen heeft [slachtoffer 5] zich beschikbaar gesteld voor het verrichten van seksuele diensten en heeft zij gedurende enkele dagen in Hoofddorp sekswerk verricht. Zij had niet de beschikking over de inkomsten uit het sekswerk dat zij verrichtte, terwijl zij van [verdachte] afhankelijk was voor onderdak, drugs en eten. Haar bewegingsvrijheid werd beperkt en hier heeft [verdachte] voordeel uit behaald.
Zoals reeds is overwogen in deelonderzoek Bosoehoe, is de omstandigheid dat iemand – in dit geval [slachtoffer 5] – eerder prostitutiewerk verrichtte, geen aanwijzing voor het ontbreken van een uitbuitingssituatie.
Voordeel trekken
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 5] het geld dat klanten aan haar betaalden, afstond aan [verdachte] . [verdachte] had daarmee de beschikkingsmacht over het door [slachtoffer 5] verdiende geld. Dat het geld – mede – is uitgegeven aan het bekostigen van de drugsverslaving van [slachtoffer 5] brengt niet met zich mee dat geen voordeel is genoten door [verdachte] .
Handelingen
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 5] heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest.
Periode
Voor wat betreft het begin van de periode waarin [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, gaat de rechtbank uit van de verklaring van [verdachte] dat hij [slachtoffer 5] op 1 augustus 2021 naar Hoofddorp heeft gebracht. In combinatie met de verklaring van [slachtoffer 5] dat zij ongeveer twee weken in Hoofddorp was en in die twee weken enkele dagen sekswerk heeft verricht, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 31 augustus 2021 schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
4.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de bij dagvaarding 1, onder 1 en 2, dagvaarding 2 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding 3 ten laste gelegde feit van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van [verdachte] bewezen dat:
Parketnummer 09/221224-22 (dagvaarding 1)
1. deelonderzoek Bosoehoe)
hij in de periode van 1
augustus2021 tot en met
12augustus 2022 te Hoofddorp en 's-Gravenhage en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, genaamd [slachtoffer 1] ,
telkens door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
endoor misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, met het oogmerk van
seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] ,
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard,
- heeft bewogen hem, verdachte, en zijn mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde,
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1]
immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders (meermalen)
- een advertentie met (naakt)foto's van die [slachtoffer 1] gemaakt en op sekssites geplaatst
en
- telefonisch contact onderhouden met prostitutieklanten en afspraken met klanten gemaakt en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd we hadden zoveel geld kunnen verdienen en we kunnen het
opnieuw proberen en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat er schulden waren die zij niet af konden lossen en vervolgens aan die [slachtoffer 1] gevraagd of zij kon helpen en
- die [slachtoffer 1] in de woning van verdachte en/of zijn mededader laten verblijven en
- naaktfoto's en seksfilmpjes van die [slachtoffer 1] gemaakt en verspreid en
- die [slachtoffer 1] belet om te kunnen slapen en
- aan die [slachtoffer 1] drugs verstrekt en haar aldus gedrogeerd en
- het identiteitsbewijs en het rijbewijs en de hond en de telefoon van die [slachtoffer 1]
afgepakt en
- het door die [slachtoffer 1] verdiende geld in ontvangst genomen en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij haar zou vermoorden als zij aangifte ging doen en dat
zij eraan zou gaan als zij hem zou verraden, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking;
2. ( deelonderzoek Havikuil)
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 2 juli 2022 te ’s-Gravenhage en Voorburg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
een ander, genaamd [slachtoffer 2] ,
(telkens) door dwang, geweld
endoor dreiging met geweld door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1),
heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4),
heeft bewogen hem, verdachte, en zijn mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde (sub 9),
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6)
immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (meermalen)
  • aan die [slachtoffer 2] gevraagd of zij een account wilde maken op een site voor seksadvertenties en klanten te woord wilde staan en (daarbij) gezegd dat zij verder niets hoefde te doen en
  • die [slachtoffer 2] gezegd dat zij maar één klant hoefde te 'pakken' en
  • die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) geslagen en gestompt en geschopt tegen haar lichaam en gezicht en aan haar haren getrokken en
  • die [slachtoffer 2] gecontroleerd door de kamer van die [slachtoffer 2] te doorzoeken en
  • die [slachtoffer 2] drugs onthouden en haar prostitutiewerk beloond met drugs en
  • seksadvertenties voor die [slachtoffer 2] gemaakt en
  • die [slachtoffer 2] opdracht gegeven van klanten geld in ontvangst te nemen zonder daarvoor een seksuele prestatie te leveren en het door die [slachtoffer 2] verdiende geld in ontvangst genomen;
Parketnummer 09/234440-22 (dagvaarding 2)
1. deelonderzoek Steenuil)
hij in of omstreeks de periode van
20 mei2021 tot en met
31 juli 2022te ’s-Gravenhage en Hoofddorp en elders in Nederland,
een ander, genaamd [slachtoffer 3] ,
(telkens) door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 3] en
- heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard en
- heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 3] met of voor een derde, en
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3]
immers heeft hij, verdachte, (meermalen)
- aan die [slachtoffer 3] gevraagd of hij haar foto’s kon gebruiken en tegen haar gezegd dat zij een mooie meid was en dat hij twintig jaar geleden al verliefd op haar was en dat zij samen een bedrijf en sportschool zouden beginnen en dat zij in een mooi huis in een dure wijk zouden gaan wonen en
- aan die [slachtoffer 3] gevraagd of zij de telefoon op wilde nemen en gezegd dat zij goed kon praten en dat die meisjes niet goed Nederlands konden en
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd ‘Kijk eens hoeveel mensen er voor je bellen’ en ‘Je kan nu vijfhonderd euro verdienen’ en ‘Iedereen wil jou’ en ‘Ik blijf m’n hele leven bij je ook al werk je’ en ‘Er verandert niks tussen ons, denk aan onze zaak, denk aan de toekomst’ en dat hij geen zin meer heeft in een relatie en iemand wil die 100% achter hem staat en 'Het is voor een groot doel, we kunnen er veel geld mee verdienen' en
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd 'Ja ik ga wel stelen' en vervolgens 'Ja, mij hangt veel boven mijn hoofd, bij jou niet [slachtoffer 3] ' en 'Jij doet niks verkeerd' en 'Jij bent alleen maar bemiddelaar of speelt de hoer' en
- aan die [slachtoffer 3] drugs verstrekt en tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij meer had gerookt dan zij had verdiend en
- seksadvertenties en (seks)filmpjes gemaakt en geplaatst op (seks)sites en verspreid en/of
- contact onderhouden met prostitutieklanten en
- die [slachtoffer 3] vervoerd naar escort afspraken en
- tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat zij het geld niet op haar kamer mocht houden voor haar veiligheid en dat ze het niet afpakken en
- (vervolgens) het door [slachtoffer 3] verdiende geld in ontvangst genomen;
2. ( deelonderzoek Oeraluil)
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 mei 2022 te ’s-Gravenhage, een ander, genaamd [slachtoffer 4] ,
(telkens) door dwang, geweld of door dreiging met geweld dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft gehuisvest met het oogmerk van criminele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1) en
- heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
(sub 4) en
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 6)
immers heeft hij, verdachte, (meermalen)
- die [slachtoffer 4] gehuisvest en/of drugs verstrekt en
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij nog geld van hem kreeg en dat die [slachtoffer 4] een
drugsschuld bij hem had en
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd: ‘Nu moet er geld komen’ en ‘Tja [slachtoffer 4] , er komt nu niets binnen, dus je moet toch wat gaan doen pik’ en ‘Beter ga je wat doen nu, anders gaan er andere dingen gebeuren jongen’ en ‘ [slachtoffer 4] , als jij praat met de politie, daar staat de doodstraf op’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 4] (een) (sms)bericht(en) gestuurd met als inhoud: ‘ [slachtoffer 4] ik was net van plan om met je te gaan beginnen je zal heel snel moeten wezen met betalen’ en ‘Luister vriend, ik weet niet wanneer je van plan bent om dat te gaan doen, maar je moet echt gaan opschieten [slachtoffer 4] ’ en ‘Ik ben bewust nog niet langs je huis gegaan, maar als ik kom is het de laatste keer geweest voor je’ en
- die [slachtoffer 4] geslagen en
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat hij diefstallen kon plegen of kon tanken zonder te betalen en/of gezegd: ‘Als je maar gewoon met spullen terugkomt’ en
- tegen die [slachtoffer 4] gezegd: ‘ [slachtoffer 4] die auto hebben we nodig. Ga jij even tanken dan. Want we hebben wel benzine nodig’ en ‘Er komt al vanaf jou bijna niets binnen. Er moet wel wat worden in gedaan’ en
- de gestolen goederen in ontvangst genomen;
Parketnummer 09/058616-24 (hierna: dagvaarding 3)
(Zaak: Velduil)
hij in de periode van 1
augustus2021 tot en met 31 augustus 2021 te ’s-Gravenhage en Hoofddorp een ander, genaamd [slachtoffer 5] ,
(telkens) door misleiding
endoor misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 5] ,
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard,
- heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] met of voor een derde,
en
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5]
immers heeft hij, verdachte, (meermalen)
- die [slachtoffer 5] beloofd dat ze geld kon verdienen voor een paspoort en vakantie en
- die [slachtoffer 5] naar deze woning gebracht en
- die
[slachtoffer 5]gezegd ‘Shit, hoe gaan we dit nu doen? We moeten geld verdienen’ en
- die [slachtoffer 5] gevraagd een profiel aan te maken voor een seksadvertentie voor die [slachtoffer 5] , waarop verdachte toezag en
- die [slachtoffer 5] gevraagd foto’s te maken voor een seksadvertentie voor die [slachtoffer 5] , welke advertentie geplaatst is en
- die
[slachtoffer 5]zelf seksafspraken met klanten laten maken en
- contact met klanten onderhouden en seksafspraken voor die [slachtoffer 5] gemaakt en
- die
[slachtoffer 5]klanten laten meenemen naar haar kamer voor een seksafspraak en
- het door die
[slachtoffer 5]verdiende geld in ontvangst genomen en zichzelf toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat [verdachte] daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van [verdachte]

is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officieren van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Ook heeft de officier van justitie verzocht om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door het openbaar ministerie geëiste straf onbegrijpelijk is in het licht van wat in andere strafzaken inzake mensenhandel wordt opgelegd. Volgens de raadsman is het mogelijk dat de zaak zo groot is geworden dat deze een eigen leven is gaan leiden en ‘too big to fail’ is geworden, met een buitensporige strafeis tot gevolg.
De raadsman heeft verder naar voren gebracht dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de persoon van [verdachte] . Hij was verslaafd aan drugs en ziet inmiddels in dat hij destijds onacceptabel heeft gehandeld; daar heeft [verdachte] spijt van. De verdediging heeft tevens aandacht gevraagd voor de geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting en de overschrijding van de redelijke termijn.
Tot slot heeft de verdediging betoogd dat sprake is van een vormverzuim, omdat de telefoon van [verdachte] is onderzocht zonder toestemming van de rechter-commissaris. Aangezien op de telefoon van [verdachte] gevoelig materiaal is aangetroffen, is daarmee een inbreuk gemaakt op het door artikel 8 EVRM beschermde recht op privéleven. De verdediging heeft verzocht om deze inbreuk te compenseren door middel van strafvermindering.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] , zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van vijf slachtoffers. Voor vier van hen ging het om seksuele uitbuiting. Het behoeft geen betoog wat voor een negatieve impact dit op slachtoffers heeft. Wanneer het gaat om seksuele uitbuiting, is sprake van een vergaande inbreuk op de lichamelijke integriteit en het mentale welzijn van slachtoffers. Zoals de officieren van justitie naar voren hebben gebracht, betekent iedere klant die de slachtoffers in een uitbuitingssituatie hebben moeten bedienen, een onaanvaardbare inbreuk op hun lichamelijke integriteit en menselijke waardigheid. Daar komt bij dat het – zoals benoemd – ging om slachtoffers in een kwetsbare positie. Naast al bestaande mentale en persoonlijke problemen, waren de slachtoffers zonder uitzondering verslaafd aan harddrugs. Op de terechtzitting is meerdere keren ter sprake gekomen hoe ver drugsverslaafden gaan om in die verslaving te kunnen blijven voorzien; vooral voor mensen die daarnaast ook nog andere problemen hebben, betekent het in wezen dat ze aan die verslaving zijn overgeleverd. [verdachte] heeft hier op grove wijze misbruik van gemaakt, door toepassing van misleiding, manipulatie en in sommige gevallen ook geweld. Het gaat daarbij om een aanzienlijke periode(s) en niet om incidentele voorvallen. [verdachte] ging systematisch en geraffineerd te werk. In plaats van de slachtoffers te helpen, heeft hij steeds hun kwetsbare positie gebruikt om er zelf beter van te worden. Voor de slachtoffers met wie het al slecht ging, ging het daardoor nog slechter. Voor de slachtoffers betekende dit een mensonwaardige fase in hun leven, waar zij – zoals tot uitdrukking kwam in meerdere slachtofferverklaringen – nog altijd last van hebben.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte] . Het gaat om een uitgebreid strafblad. [verdachte] is geregeld veroordeeld voor onder meer diefstallen met geweld, afpersing, bedreiging en overtredingen van de Opiumwet. Deze veroordelingen hadden voor [verdachte] aanleiding kunnen en moeten zijn om zijn leven te beteren en zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten. De rechtbank rekent het [verdachte] dan ook aan dat hij – ondanks eerdere veroordelingen en periodes in detentie – door is gegaan met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Persoon van [verdachte]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage en het reclasseringsadvies over [verdachte] .
In de Pro Justitia-rapportage, waarin de bevindingen van de psycholoog en de psychiater zijn verwoord, staat dat bij [verdachte] zijn verslaving en de toename van antisociale gedragingen in periodes van drugsgebruik op de voorgrond staan. [verdachte] voldoet aan de criteria van een stoornis in het gebruik van opioïden (heroïne en methadon) en een stoornis in het gebruik van cocaïne. [verdachte] gebruikte meer of langer drugs dan hij wilde en het lukte hem niet om met drugsgebruik te stoppen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten constateren de psycholoog en psychiater dat het niet gaat om impulsieve of ondoordachte feiten. Er is weliswaar sprake van een gelijktijdigheidsverband tussen de verslavingspathologie en de ten laste gelegde feiten, maar een verklarend verband dat leidt tot vermindering van de toerekeningsvatbaarheid kan door de onderzoekers niet worden vastgesteld. [verdachte] was volgens de onderzoekers in staat om het wederrechtelijke van zijn handelen in te kunnen zien; hij maakte zijn keuzes met een winstoogmerk en gericht op eigen behoeftebevrediging. De verslavingsproblematiek, hoe ernstig ook, lijkt daarom een heel beperkt aandeel te hebben gehad in de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten. Verminderde toerekeningsvatbaarheid wordt niet geadviseerd. Gelet hierop zien de onderzoekers geen reden om te adviseren tot een maatregel.
De reclassering constateert dat sprake is van een delictpatroon van vermogensdelicten, geweldsdelicten en delicten met een geweldscomponent. Gelet op het advies van de psycholoog en psychiater komt ook de reclassering niet tot het advies om een maatregel tot terbeschikkingstelling op te leggen. Daarnaast vermeldt de reclassering dat in het verleden meerdere toezichtstrajecten niet zijn afgerond en dat het de reclassering tot dusver niet is gelukt om bij [verdachte] gedragsverandering te bewerkstelligen. Gelet hierop adviseert de reclassering om [verdachte] onvoorwaardelijk af te straffen.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de psycholoog, psychiater en de reclassering. Dat wil zeggen dat [verdachte] volledig toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Strafoplegging
Ten aanzien van de straf staat de ernst van de feiten voorop. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, gaat het om feiten die gepaard gaan met grove schendingen van de persoonlijke vrijheid en grondrechten. Voor de slachtoffers had [verdachte] geen oog. De persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van de slachtoffers heeft [verdachte] ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen behoeften.
De rechtbank overweegt dat de wetgever in 2009 en 2013 de strafmaat voor mensenhandel aanzienlijk heeft verhoogd. Deze wetswijzigingen werden ingegeven door een maatschappelijke herwaardering van de ernst van mensenhandel en om recht te doen aan de schade die mensenhandel kan aanrichten bij veelal kwetsbare slachtoffers.
In deze zaak geldt dat [verdachte] over een langere periode meerdere slachtoffers heeft gemaakt, waarbij deze feiten grotendeels in vereniging zijn gepleegd. In de wet is het in vereniging plegen van mensenhandel als een strafverzwarende omstandigheid aangemerkt. Hetzelfde geldt voor het geval de feiten zijn voorafgegaan, vergezeld of gevolgd werden van geweld.
[verdachte] heeft bij monde van zijn advocaat en – belangrijker – bij zijn laatste woord de indruk gewekt de ernst van zijn handelen in te zien en spijt te hebben van wat hij de slachtoffers heeft aangedaan. Op de rechtbank kwam dit besef van [verdachte] als oprecht en doorleefd over. Daar staat tegenover dat de proceshouding van [verdachte] zich ook liet kenmerken door de gebeurtenissen en zijn rol daarin kleiner te maken dan deze naar het oordeel van de rechtbank is geweest. Daarmee wordt wederom geen recht gedaan aan de slachtoffers en aan de ernst van wat die hebben meegemaakt ten koste van het (proces)belang van [verdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich brengt.
De rechtbank acht, alles afwegend, een gevangenisstraf van acht jaren passend en geboden.
Deze straf is lager dan de straf die door de officieren van justitie is geëist. Daarvoor is redengevend dat de rechtbank in het grootste deel van de gevallen het gebruik van geweld of de dreiging van geweld als dwangmiddel niet bewezen acht. Ook moet – zonder afbreuk te doen aan de ernst van de feiten – worden onderkend dat bij de slachtoffers in sommige gevallen en op sommige momenten sprake was van een zekere mate van vrijwilligheid. Dat heeft de rechtbank in de strafmaat verdisconteerd.
De rechtbank ziet in de overschrijding van de redelijke termijn geen aanleiding om strafvermindering toe te passen. Het staat niet ter discussie dat de redelijke termijn op 14 februari 2023 is aangevangen, het moment dat [verdachte] in verzekering is gesteld. Dat betekent dat er ruim 26 maanden zijn verstreken op het moment dat vonnis wordt gewezen. Anders dan de raadsman heeft bepleit, bedraagt de redelijke termijn naar het oordeel van de rechtbank geen 16 maanden. Hoewel het algemene uitgangspunt is dat een zaak, waarin de verdachte vanwege het bewezen verklaarde feit in voorlopige hechtenis verkeert, binnen 16 maanden moet zijn afgerond nadat de redelijke termijn is aangevangen, kunnen er volgens vaste jurisprudentie gronden zijn die maken dat van dat uitgangspunt wordt afgeweken. Het gaat om bijzondere omstandigheden zoals de complexiteit van de zaak. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank sprake. Het gaat om een bijzonder omvangrijke zaak, die gelijktijdig is behandeld met medeverdachten. Er zijn vele getuigen gehoord, er hebben meerdere persoonlijkheidsonderzoeken plaatsgevonden en de zaak is uiteindelijk behandeld gedurende tien zittingsdagen. Deze omstandigheden in aanmerking genomen, gaat de rechtbank uit van een redelijke termijn van 24 maanden. Aan de overschrijding van deze termijn met ruim twee maanden, verbindt de rechtbank geen gevolgen.
De raadsman heeft verder betoogd dat sprake is van een vormverzuim dat tot strafmindering moet leiden. Het vormverzuim bestaat er volgens de raadsman in dat zonder toestemming van de rechter-commissaris onderzoek is verricht aan de gegevensdrager – een telefoon – van [verdachte] . De raadsman heeft verwezen naar het Landeck-arrest van het Hof van Justitie, waaraan kort gezegd de conclusie wordt verbonden dat, indien een meer dan beperkte inbreuk is te voorzien op de persoonlijke levenssfeer, de rechter-commissaris moet beslissen over de vraag of dat onderzoek mag worden uitgevoerd.
Overeenkomstig het standpunt van de raadsman is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vormverzuim. Bij het onderzoek aan de telefoon viel een meer dan beperkte inbreuk te voorzien op de persoonlijke levenssfeer van [verdachte] . Het gevoelige beeldmateriaal dat op de telefoon is aangetroffen, is daarvan een voorbeeld, maar ook de browsegeschiedenis en zoektermen kunnen als een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer worden gezien.
Hoewel het Landeck-arrest nog niet was gewezen ten tijde van het onderzoek aan deze telefoon, gaat het – zoals al in jurisprudentie [4] is overwogen – niet om ‘nieuw recht’, maar om uitleg van reeds bestaand recht. De toestemming van de officier van justitie was daarom niet toereikend; de rechter-commissaris had toestemming moeten geven, voordat dit onderzoek mocht worden uitgevoerd.
Om te bepalen of deze schending moet leiden tot strafvermindering, heeft de rechtbank beoordeeld of het aannemelijk is dat (a) [verdachte] daadwerkelijk nadeel van de schending heeft ondervonden, (b) dit nadeel is veroorzaakt door het verzuim, (c) het nadeel geschikt is voor compensatie door middel van strafvermindering, en (d) strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is.
In het kader van de beoordeling van de vraag of [verdachte] daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden, overweegt de rechtbank dat ook een schending van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte als zodanig onder omstandigheden een voldoende concreet nadeel kan opleveren. [5] In beginsel is hiervan in het onderhavige geval sprake. Niet uit het oog mag echter worden verloren dat in de onderhavige zaak sprake is van een verdenking van ernstige en omvangrijke strafbare feiten, waarbij gegevensdragers, zoals telefoons, een rol van betekenis speelden. Het gaat dan om het maken van beeldmateriaal voor seksadvertenties en het werven van klanten door gebruik te maken van mobiele telefoons. Zou de rechter-commissaris om toestemming zijn gevraagd voor onderzoek aan de telefoon, zoals dat heeft plaatsgevonden, dan had de rechter-commissaris die toestemming zonder nadere beperkingen kunnen geven. [verdachte] is derhalve door het vormverzuim niet in een nadeliger positie geraakt. Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat vanwege het ontbreken van enig daadwerkelijk nadeel strafvermindering geen gerechtvaardigd rechtsgevolg van het vormverzuim is, zodat de rechtbank volstaat met de constatering van het vormverzuim.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Ter bescherming van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen zal de rechtbank verder een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Aan de wettelijke vereisten daarvoor is voldaan. [verdachte] wordt immers veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam en waar meer dan vier jaren gevangenisstraf op staat. Omdat [verdachte] geen lering heeft getrokken uit eerdere veroordelingen en gelet op het door de reclassering geconstateerde delictpatroon, is de kans aanwezig dat het risico op recidive na de detentieperiode nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. De rechtbank is daarom van oordeel dat er een noodzaak bestaat om [verdachte] langdurig onder toezicht te stellen teneinde de kans op herhaling van delicten te minimaliseren.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregel

8.1
Vordering [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 44.854,17, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 34.854,17 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
Ten aanzien van de materiële schade wordt subsidiair verzocht het gedeelte toe te wijzen dat direct voor toewijzing gereed ligt op grond van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank, dan wel de behandeling van de vordering aan te houden en tegelijk met de ontnemingsvordering te behandelen.
Meer subsidiair wordt wat betreft de materiële schade verzocht aansluiting te zoeken bij vergelijkbare zaken en het in die zaken gehanteerde forfaitaire bedrag van € 100,- per dag.
8.1.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 44.854,17, waarbij het bedrag aan immateriële schade (€ 10.000,-) hoofdelijk wordt toegewezen, met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om toewijzing van een bedrag aan gederfde inkomsten te beperken tot € 100,- per dag en voor 75% van de in het ontnemingsrapport berekende dagen. In dat verband heeft de verdediging aangevoerd dat is betwist dat alle dagen is gewerkt en dat de ontnemingszaak nog moet worden behandeld.
Wat betreft de immateriële schade heeft de verdediging bepleit dat – gelet op de beargumenteerde partiële vrijspraak – een lager bedrag aan gevorderde schade redelijk is. Ook moet volgens de verdediging worden meegewogen dat de immateriële schadevergoeding niet nader is onderbouwd; dat kan een matigend effect op de te vergoeden schade hebben, evenals het verloop van tijd. Gelet hierop verzoekt de verdediging de immateriële schadevergoeding te matigen met 50%.
8.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schadevergoeding
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde. De gevorderde materiële schadevergoeding betreft gederfde inkomsten, namelijk het geld dat [slachtoffer 1] heeft verdiend met prostitutiewerk, maar niet heeft ontvangen.
De onderbouwing bij de vordering en het dossier bieden onvoldoende concrete aanknopingspunten, zoals een boekhouding of een betrouwbaar rekeningoverzicht, op basis waarvan de precieze hoogte van de verdiensten kan worden vastgesteld. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid.
In de rechtspraak is inmiddels gangbaar om ten aanzien van de omzet een bedrag van € 200,- per dag te hanteren. [6] Daar moeten vervolgens de (geschatte) kosten vanaf worden gehaald om tot een schadebedrag te komen.
De verdediging heeft verzocht uit te gaan van 43,5 dagen. Gelet op de bewezen verklaarde periode en het gebrek aan een concrete betwisting aan de zijde van de verdediging, zal de rechtbank deze hoeveelheid dagen als uitgangspunt hanteren.
Op basis van het dossier is duidelijk dat er ook kosten zijn gemaakt en dat niet op iedere dag evenveel is gewerkt. De rechtbank is van oordeel dat dit voldoende wordt verdisconteerd wanneer wordt uitgegaan van het meer subsidiair gevorderde bedrag van € 100,- per dag.
De rechtbank begroot de materiële schade daarmee op € 4.350,-.
Het bestaan van de gestelde schade boven het toe te wijzen bedrag is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, zodat [slachtoffer 1] in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde. De grondslag voor toekenning van deze schade is gelegen in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, te weten aantasting in de persoon op andere wijze. In het geval van [slachtoffer 1] gaat het om een uitbuitingssituatie waarin zij seksuele diensten heeft verricht. Het gaat daarmee om een vergaande schending van haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van deze normschending met zich dat de gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 10.000,- redelijk en zal het verzoek om immateriële schade daarom geheel toewijzen.
De rechtbank zal bepalen dat [verdachte] en de mededaders [naam 3] en [slachtoffer 3] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de immateriële schade. Daarbij geldt dat [verdachte] , voor zover een van de mededaders een bedrag aan [slachtoffer 1] heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 6 februari 2022 en zal [verdachte] tevens veroordelen in de proceskosten.
Tot slot zal de rechtbank aan [verdachte] de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.2
Vordering [slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 20.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 500,- aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade.
8.2.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben verzocht voor de materiële schade aansluiting te zoeken bij de gederfde inkomsten zoals die in het ontnemingsdossier zijn berekend. Dit komt neer op € 4.200,-.
Wat betreft de immateriële schade hebben de officieren van justitie zich op het standpunt gesteld dat kan worden aangesloten bij het forfaitaire bedrag van € 100,- per dag.
Dit komt neer op toewijzing van de vordering tot een hoogte van € 700, - en niet-ontvankelijkheid van het bedrag aan smartengeld dat boven dit bedrag uitkomt.
De officieren van justitie hebben verzocht dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot immateriële schadevergoeding. Volgens de verdediging is onduidelijk over welke kleding het gaat. De gevorderde schade is voorts niet nader onderbouwd.
Ten aanzien van het standpunt van het openbaar ministerie inzake gederfde inkomsten, heeft de raadsman aangevoerd dat deze niet zijn gevorderd en derhalve ook niet kunnen worden toegewezen. Ook ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman bepleit dat [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk is in de vordering, omdat deze niet is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een immateriële schadevergoeding van € 100,- per dag redelijk is.
8.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De materiële schade is niet onderbouwd en staat daarmee – in het licht van de betwisting – onvoldoende vast om voor toewijzing in aanmerking te komen. [slachtoffer 5] langer de tijd geven om de vordering te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding met zich brengen.
Zoals de raadsman heeft betoogd, kan de rechtbank geen gederfde inkomsten als schadevergoeding toekennen, aangezien deze niet zijn gevorderd.
Immateriële schade
Bij de vordering zit een summiere toelichting van de geleden schade. Op basis van die toelichting en op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 5] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van deze normschending met zich dat de gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen. Voor het overige verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor reeds heeft overwogen.
De rechtbank ziet aanleiding om het gevorderde bedrag te matigen en zal het schadebedrag vaststellen op € 2.500,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 augustus 2021 en zal [verdachte] tevens veroordelen in de proceskosten.
Tot slot zal de rechtbank aan [verdachte] de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.3
Vordering [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 21.325,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 11.325,- aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
Wat betreft de materiële schade vordert [slachtoffer 2] subsidiair een bedrag van € 7.431,-, waarbij de kosten van drugsgebruik in mindering zijn gebracht op de gederfde inkomsten.
8.3.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 21.325,-, met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van [slachtoffer 2] dezelfde opmerkingen gemaakt als bij de vordering van [slachtoffer 1] . Het standpunt van de verdediging komt erop neer dat primair [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard en subsidiair een bedrag van € 100,- per dag wordt toegekend voor 75% van de in het ontnemingsrapport berekende dagen, te weten 59 dagen.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging aangevoerd dat een matiging van 50% op zijn plaats is.
8.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] tot eenzelfde beoordeling als bij [slachtoffer 1] . Kortheidshalve verwijst de rechtbank naar hetgeen zij over toekenning van de materiële en immateriële schade al heeft overwogen.
De slotsom is dat aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 100,- per dag wordt toegekend aan schadevergoeding voor gederfde inkomsten. Dat betreft een bedrag van € 5.900,-.
Het bestaan van de gestelde materiële schade boven het toe te wijzen bedrag is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, zodat [slachtoffer 2] in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De rechtbank acht een immateriële schadevergoeding van € 10.000,- redelijk en billijk en zal de gevorderde immateriële schade dan ook in zijn geheel toewijzen.
De rechtbank zal bepalen dat [verdachte] en de mededader [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het toegewezen bedrag van € 15.900,-. Daarbij geldt dat [verdachte] , voor zover de mededader een bedrag aan [slachtoffer 2] heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 februari 2022 en zal [verdachte] tevens veroordelen in de proceskosten.
Tot slot zal de rechtbank aan [verdachte] de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8.4
Vordering [slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
8.4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 2.500,- met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de schadevergoeding dient te worden gematigd.
8.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
[slachtoffer 4] heeft immateriële schade gevorderd. De toekenning van immateriële schade vindt zijn grondslag in het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het recht op schadevergoeding bestaat indien de benadeelde partij op ‘andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Hiervan is sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat psychische schade is ontstaan. Daarnaast kan de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon.
Anders dan voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] het geval is, hield de uitbuitingssituatie waar [slachtoffer 4] zich in bevond, niet in dat hij seksuele diensten verrichtte. In plaats daarvan bestond de uitbuiting erin dat [slachtoffer 4] – kort gezegd – moest gaan stelen. De rechtbank wil geenszins afbreuk doen aan wat dit voor [slachtoffer 4] heeft betekend. Het gaat echter niet om een normschending die reeds op zichzelf de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van geestelijk letsel. Om dat vast te kunnen stellen, heeft de rechtbank aanvullende onderbouwing nodig, zoals bijvoorbeeld een diagnose door een deskundige of stukken waaruit blijkt dat [slachtoffer 4] wegens geestelijke klachten behandeld wordt. Een dergelijke onderbouwing heeft [slachtoffer 4] niet gegeven en [slachtoffer 4] nu nog in de gelegenheid stellen om zo een onderbouwing te overleggen, zou een onevenredige belasting van het strafgeding met zich brengen.
De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat de partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
8.5
Vordering [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
8.5.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 10.000,- met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.5.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging aangevoerd dat een matiging van 50% op zijn plaats is.
8.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] tot eenzelfde beoordeling als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Kortheidshalve verwijst de rechtbank naar hetgeen zij over toekenning van de immateriële schade al heeft overwogen.
De rechtbank acht een immateriële schadevergoeding van € 10.000,- redelijk en billijk en zal de gevorderde immateriële schade dan ook in zijn geheel toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 december 2021 en zal [verdachte] tevens veroordelen in de proceskosten.
Tot slot zal de rechtbank aan [verdachte] de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.De in beslag genomen voorwerpen

Overeenkomstig de standpunten van de officieren van justitie en de verdediging, zal de rechtbank de op de beslaglijst genoemde voorwerpen verbeurd verklaren.
Het betreffen gegevensdragers die zijn gebruikt om de strafbare feiten mee te plegen.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 36f, 38z, 47, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de bij dagvaarding 1, onder 1 en 2 en dagvaarding 2 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4.7 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 1 (deelonderzoek Bosoehoe):
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid, onder 1, 4, 6 en 9, van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 2 (deelonderzoek Havikuil):
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid, onder 1, 4, 6 en 9, van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en is voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld;
ten aanzien van dagvaarding 2, feit 1 (deelonderzoek Steenuil):
mensenhandel;
ten aanzien van dagvaarding 2, feit 2 (deelonderzoek Oeraluil):
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid, onder 1, 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit is voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld;
ten aanzien van dagvaarding 3 (deelonderzoek Velduil):
mensenhandel;
verklaart niet bewezen hetgeen aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en [verdachte] daarvoor strafbaar;
veroordeelt [verdachte] tot:
een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (ACHT) JAREN;
bepaalt dat de tijd door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt aan [verdachte] op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
de vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen;
benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] deels – en ten aanzien van de immateriële schade hoofdelijk – toe tot een bedrag van € 14.350,-, bestaande uit € 4.350,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade en veroordeelt [verdachte] om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 februari 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
veroordeelt [verdachte] tevens hoofdelijk in de proceskosten van [slachtoffer 1] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 14.350,- (waarvan € 10.000,- hoofdelijk) vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 februari 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als [verdachte] niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 106 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat [verdachte] niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding voor wat betreft het bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade deels of geheel aan [slachtoffer 1] heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, [verdachte] niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als [verdachte] de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan [slachtoffer 1] heeft betaald, [verdachte] niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als [verdachte] het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, [verdachte] niet verplicht is om dat deel aan [slachtoffer 1] te betalen;
benadeelde partij [slachtoffer 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 15.900,-, bestaande uit € 5.900,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade en veroordeelt [verdachte] om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 2] ;
verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
veroordeelt [verdachte] tevens hoofdelijk in de proceskosten van [slachtoffer 2] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan [verdachte] hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 15.900,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat, als [verdachte] niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 114 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat [verdachte] niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan [slachtoffer 2] heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, [verdachte] niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als [verdachte] de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan [slachtoffer 2] heeft betaald, [verdachte] niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als [verdachte] het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, [verdachte] niet verplicht is om dat deel aan [slachtoffer 2] te betalen;
benadeelde partij [slachtoffer 5]
wijst de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 2.500,- bestaande uit immateriële schade en veroordeelt [verdachte] om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 augustus 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 5] ;
verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
veroordeelt [verdachte] tevens in de proceskosten van [slachtoffer 5] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 augustus 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 5] ;
bepaalt dat, als [verdachte] niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat [verdachte] niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als [verdachte] de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan [slachtoffer 5] heeft betaald, [verdachte] niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als [verdachte] het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, [verdachte] niet verplicht is om dat deel aan [slachtoffer 5] te betalen;
benadeelde partij [slachtoffer 4]
verklaart de vordering niet-ontvankelijk;
bepaalt dat de partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
benadeelde partij [slachtoffer 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 10.000,-, bestaande uit immateriële schade en veroordeelt [verdachte] om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 december 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 3] ;
veroordeelt [verdachte] tevens hoofdelijk in de proceskosten van [slachtoffer 3] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 december 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat, als [verdachte] niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 85 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat [verdachte] niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als [verdachte] de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan [slachtoffer 3] heeft betaald, [verdachte] niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als [verdachte] het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, [verdachte] niet verplicht is om dat deel aan [slachtoffer 3] te betalen;
de in beslag genomen goederen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
STK Computer, merk: HP;
1 STK Telefoontoestel, merk Samsung (grijs);
1 STK Telefoontoestel, merk: Samsung (blauw);
1 STK Telefoontoestel, merk Xiaomi/Redmi 10.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. N. de Jong en A. Copier, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 8 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ3537
2.Hoge Raad 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
3.Gerechtshof Amsterdam 8 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5236.
4.Het arrest van 22 januari 2025 van het Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2025:66.
5.Zie bijvoorbeeld het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 februari 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:562 en het arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 januari 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:66.
6.Zie onder meer de uitspraken met deze vindplaatsen: ECLI:NL:GHDHA:2018:1710 en ECLI:NL:GHSE:2024:262.