ECLI:NL:RBDHA:2025:6823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
09/247998-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mensenhandel met seksuele uitbuiting van twee vrouwen, waarbij de verdachte zelf ook slachtoffer is van mensenhandel en verminderd toerekeningsvatbaar is.

Op 25 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, specifiek seksuele uitbuiting van twee vrouwen. De verdachte, geboren in 1985 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het werven, vervoeren en huisvesten van de slachtoffers met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zelf ook slachtoffer was van mensenhandel en dat zij verminderd toerekeningsvatbaar was. Tijdens de zittingen, die plaatsvonden in maart en april 2025, zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de slachtoffers en de officieren van justitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel en legde een gevangenisstraf op van 29 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die in een kwetsbare positie verkeerden door hun verslaving aan drugs. De uitspraak is een belangrijke stap in de aanpak van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/247998-22
Datum uitspraak: 25 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie
[locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10, 12, 17, 18, 20, 24, 26 en 27 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 11 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. N. Rose en mr. J.M. Eelman en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. M. Eekhout naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte (hierna: [verdachte] ) is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 mei 2023 – ten laste gelegd dat:
1. zaak Bosoehoe)
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 augustus 2022 te Hoofddorp en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersíng, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1),
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en)
heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4),
- heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen
uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde (sub 9),
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6)
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (meermalen)
- aan die [slachtoffer 1] gevraagd om een weekendje weg te gaan om tot rust te kunnen komen
en/of
- een advertentie met (naakt)foto's van die [slachtoffer 1] gemaakt en/of op sekssites geplaatst
en/of
- telefonisch contact onderhouden met prostitutieklanten en/of (een) afspra(a)k(en) met
klanten gemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] geslagen tegen haar hoofd en/of haar lichaam en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd we hadden zoveel geld kunnen verdienen en/of we kunnen het
opnieuw proberen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat er schulden waren die hij/zij niet af konden lossen en/of (vervolgens) aan die [slachtoffer 1] gevraagd of zij kon helpen en/of
- die [slachtoffer 1] opgehaald uit haar woning en meegenomen naar de woning van verdachte en
of zijn mededader(s) en/of die [slachtoffer 1] in de woning laten verblijven en/of
- ( naakt)foto's en/of (seks)filmpjes van die [slachtoffer 1] gemaakt en/of verspreid en/of gedreigd dat die (seks)filmpjes verspreid zouden worden via de media en/of
- die [slachtoffer 1] belet om te kunnen slapen en/of
- aan die [slachtoffer 1] drugs en/of medicatie verstrekt en/of haar een bedwelmende stof laten
inademen en/of haar (aldus) gedrogeerd en/of bedwelmd en/of
- het identiteitsbewijs en/of het rijbewijs en/of de hond en/of de telefoon van die [slachtoffer 1]
(af)gepakt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat haar partner niet meer om haar gaf en/of zijn kaarten
verstopt en/of zijn telefoontjes weggedrukt en (aldus) die [slachtoffer 1] geïsoleerd en/of
- het door die [slachtoffer 1] verdiende geld en/of de verdovende middelen afgenomen en/of in
ontvangst genomen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij haar zou vermoorden als zij aangifte ging doen en/of dat zij eraan zou gaan als zij hem zou verraden, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2. ( zaak Havikuil)
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 25 januari 2023 te ’s-Gravenhage en/of Voorburg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 2] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1),
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en)
heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4),
- heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen
uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde (sub 9),
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6)
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (meermalen)
- aan die [slachtoffer 2] gevraagd of zij een account wilde maken op een site voor seksadvertenties en/of klanten te woord wilde staan en/of (daarbij) gezegd dat zij verder niets hoefde te doen en/of
- die [slachtoffer 2] in huis opgesloten en tegen haar gezegd dat zij maar één klant hoefde te
'pakken' en/of
- die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) geslagen en/of gestompt en/of geschopt tegen
haar lichaam en/of gezicht en/of aan haar haren getrokken en/of in haar gezicht gespuugd
en/of
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd door een telefoon onder haar bed te leggen en/of de
prostitutieafspraken op te nemen en/of de kamer van die [slachtoffer 2] te doorzoeken en/of
- die [slachtoffer 2] drugs onthouden en/of haar prostitutiewerk beloond met drugs en/of (een) seksadvertentie(s) voor die [slachtoffer 2] gemaakt en/of
- die [slachtoffer 2] opdracht gegeven/verzocht van klanten geld in ontvangst te nemen zonder
daarvoor een seksuele prestatie te leveren en/of het door die [slachtoffer 2] verdiende geld
afgenomen en/of in ontvangst genomen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 21 augustus 2021 werd door [naam 1] aangifte gedaan van mishandeling door [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Hierbij verklaarde zij dat haar zus, [verdachte] , onder andere door [medeverdachte 1] werd gedwongen tot prostitutie. Naar aanleiding hiervan is op 22 en 24 augustus 2021 gesproken met [verdachte] . Zij verklaarde onder andere dat zij in de prostitutie werkte en haar verdiende geld afstond aan [medeverdachte 1] , omdat hij haar manipuleerde.
In 2021 is onderzoek Blafuil opgestart naar aanleiding van de hiervoor genoemde verklaringen. Tijdens dit onderzoek is [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) eveneens naar voren gekomen als mogelijk slachtoffer van mensenhandel. Op 20 oktober 2021 werd met haar een informatief gesprek mensenhandel gehouden. [slachtoffer 2] verklaarde dat zij vrijwillig in de prostitutie werkte. Uiteindelijk is door de officier van justitie besloten het onderzoek te stoppen.
Op 5 januari en 13 juni 2022 vond een informatief gesprek mensenhandel plaats met [naam 2] . [naam 2] verklaarde over een netwerk dat diverse vormen van criminaliteit pleegde, waaronder gedwongen prostitutie en drugs- en vermogenscriminaliteit. Een kickbokser uit Den Haag (vermoedelijk [medeverdachte 1] ) stond aan het hoofd. Zijn vriendin (vermoedelijk [verdachte] ) maakte deel uit van het netwerk. [naam 2] verklaarde dat zij door deze groep werd gedwongen tot prostitutie, maar geen aangifte wilde doen, omdat zij bang was voor represailles.
Op 28 januari 2022 vond een informatief gesprek mensenhandel plaats met [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] gaf aan dat zij in het verleden voor [medeverdachte 1] in de prostitutie had gewerkt, maar dat zij daar verder niets mee wilde doen. Op 5 april 2022 ontvluchtte [slachtoffer 1] de woning aan de [adres] in Den Haag, omdat zij door de bewoner met een vuurwapen zou worden bedreigd. Ter plaatse werden in de woning [medeverdachte 1] en [verdachte] aangetroffen. Naar aanleiding van dit incident heeft een informatief gesprek plaatsgevonden met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] verklaarde dat [medeverdachte 1] maar één ding van haar wilde en dat was geld verdienen in de prostitutie en dat zij al het verdiende geld aan [medeverdachte 1] moest geven. [slachtoffer 1] gaf aan nu wel aangifte te willen doen.
Op 4 mei 2022 werd een groot strafrechtelijk onderzoek ter zake van mensenhandel gestart onder de naam Kuiftok, waarbij meerdere verdachten in beeld zijn gekomen. Het onderzoek Kuiftok bestaat uit negen deelonderzoeken. Elk deelonderzoek richt zich op één slachtoffer.
[verdachte] wordt verweten dat zij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] (deelonderzoek Bosoehoe; feit 1) en [slachtoffer 2] (deelonderzoek Havikuil; feit 2).
3.2.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op specifieke standpunten van de officieren van justitie.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
3.4.
Juridisch kader mensenhandel
Aan de verdachte is (meerdere malen) het delict mensenhandel ten laste gelegd. Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 273f (oud) Sr en de jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting van die integriteit en vrijheid.
De tenlastelegging is telkens opgesplitst in specifieke verwijten die worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 Sr. De delictsomschrijving in sub 1 ziet op het werven, overbrengen/vervoeren of huisvesten/opnemen van een ander, om die ander in een uitbuitingssituatie te brengen. Daarbij is vereist dat de verdachte het oogmerk van uitbuiting heeft. Het verwijt in sub 4 ziet op het verrichten van handelingen waardoor een ander zich beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard. Uitbuiting van het slachtoffer is daarbij een impliciet bestanddeel. Het verwijt in sub 9 heeft betrekking op het zich laten bevoordelen uit de opbrengst van die diensten van seksuele aard door een ander. Ook hier wordt de uitbuiting als impliciet bestanddeel verondersteld. De in sub 1, 4 en 9 strafbaar gestelde vormen van mensenhandel vereisen steeds het gebruik van één of meer dwangmiddelen zoals genoemd in artikel 273f, lid 1, sub 1 Sr. Dit geldt niet voor het verwijt in sub 6, dat betrekking heeft op het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander.
Dwangmiddelen
De in deze zaak aan de orde zijnde dwangmiddelen betreffen dwang, geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
Het begrip ‘dwang’ moet ruim worden uitgelegd en worden bekeken in de context waarin de handelingen van de verdachte plaatsvinden. Het slachtoffer zal door aanwending van dwang tegen zijn of haar zin in een situatie van uitbuiting zijn gebracht, waarin hij of zij, als hij of zij daartoe weerstand had kunnen bieden, niet terecht zou zijn gekomen. Het slachtoffer moet het dwangmiddel dus hebben opgemerkt en het moet bij hem of haar vrees hebben opgeleverd. Daarbij doet het niet ter zake dat de dwang op een ander in het algemeen geen indruk zou maken. Het is subjectief.
Het dwangmiddel ‘misleiding’ heeft een feitelijke betekenis. Bij dit dwangmiddel wordt doelbewust een foute voorstelling van zaken gegeven. Iemand wordt overtuigd van iets dat niet waar is, waardoor iemand iets gaat doen dat hij of zij anders niet zou hebben gedaan. Ook dit dwangmiddel is subjectief.
De dwangmiddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’, die objectief moeten worden vastgesteld, kunnen elkaar deels overlappen. Deze misbruikdwangmiddelen kunnen veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. De verdachte moet zich wel bewust zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene, waaruit het overwicht voortvloeide of verondersteld wordt, voort te hebben gevloeid, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer. De Hoge Raad heeft daarbij overwogen dat niet is vereist dat doelbewust misbruik is gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer.
Ook wordt voor het bewijs van het misbruik geen verdergaand initiatief en actief handelen van de verdachte vereist dan tot uitdrukking komt in de termen die in de wet staan (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen). Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad is het niet een zelfstandig vereiste dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan en ook niet dat het slachtoffer door de verdachte in een uitbuitingssituatie is gebracht. De omstandigheid dat een slachtoffer tevoren al op een of meer andere plaatsen in de prostitutie had gewerkt, behoeft geen aanwijzing te zijn voor vrijwilligheid en het ontbreken van een uitbuitingssituatie. [1]
Bij het misbruik maken van (1) een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is er sprake van een relationele ongelijkheid of van het brengen in een dergelijke situatie van ongelijkheid, waardoor de keuzevrijheid van het slachtoffer is beperkt. Daarbij merkt de rechtbank op dat ‘beperkt’ niet inhoudt dat er sprake moet zijn van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was; de beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van prostitutie aan te nemen. Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat de wetgever bij prostituees stelt dat hiervan sprake is als ze verkeren of komen te verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Het criterium ‘de gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ omvat in ieder geval dat zij zelf bepaalt waar, wanneer, met wie, onder welke omstandigheden en tegen welke opbrengsten zij werkt. Ten aanzien van het misbruik maken van (2) een ‘kwetsbare positie’ geeft artikel 273f, zesde lid, Sr een minimumdefinitie van dit begrip: hieronder wordt mede begrepen een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Aangenomen kan worden dat de ‘misbruiker’ de ander (het latere slachtoffer) in die positie aantreft zonder dat beiden in een relatie tot elkaar staan.
Oogmerk van uitbuiting
Het (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid van artikel 273f Sr door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie.
De vraag of sprake is van uitbuiting laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. [2]
Van uitbuiting in de prostitutie kan, zoals hiervoor overwogen, worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de ‘gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ verkeert. Op grond van vaste jurisprudentie zal in het geval van prostitutiewerkzaamheden – gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit – in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Wanneer gebruik is gemaakt van een dwangmiddel, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant. Evenmin is de omstandigheid dat het slachtoffer voorafgaand aan de uitbuitingssituatie reeds werkzaam was als prostituee een beletsel voor een bewezenverklaring. Een beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer als gevolg van de gebruikte dwangmiddelen is voldoende om het gedwongen karakter van de prostitutie aan te nemen.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.6.
Bewijsoverwegingen
3.6.1
De betrouwbaarheid van de verklaringen
De aangeefsters en slachtoffers in de onderhavige zaak hebben ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris een of meerdere verklaringen afgelegd. De verklaringen die zijn afgelegd, bevatten ontegenzeggelijk inconsistenties. Op punten is wisselend en soms tegenstrijdig ten opzichte van andere verklaringen verklaard. Dat roept de vraag op in hoeverre de verklaringen betrouwbaar zijn en gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
Het strekt naar het oordeel van de rechtbank te ver om aan deze inconsistenties de conclusie te verbinden dat de verklaringen in hun geheel onbetrouwbaar zijn en van het bewijs moeten worden uitgesloten. Inconsistenties kunnen immers te wijten zijn aan vele factoren, zoals tijdverloop en de feilbaarheid van het menselijk geheugen. In deze zaak speelt verder het drugsgebruik van de slachtoffers gedurende de ten laste gelegde periode een belangrijke rol, wat ook van invloed kan zijn geweest op de afgelegde verklaringen.
Het gaat uiteindelijk om de totale indruk die de verklaringen maken.
Over de inhoud van de verklaringen van de slachtoffers overweegt de rechtbank dat hieruit, ook al zijn die verklaringen niet altijd hetzelfde, een duidelijke rode lijn kan worden gedistilleerd. Wat betreft de kern van het verwijt is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen een eenduidig beeld laten zien. Indien de verschillende verklaringen in hun onderling verband worden bekeken, is er geen sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de (kern van de) verklaringen aantasten. Dat laat onverlet dat de rechtbank bij de beoordeling van de verklaringen – en bij de beslissing om die verklaringen of gedeelten daarvan voor het bewijs te gebruiken – kritisch beziet in hoeverre die verklaringen steun vinden in het dossier.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters en slachtoffers – hoewel deze kritisch dienen te worden bekeken – bruikbaar zijn voor het bewijs, waar deze al dan niet gedeeltelijk worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals weergegeven in de bijlage bij dit vonnis.
3.6.2
Deelonderzoek Bosoehoe; [slachtoffer 1] (feit 1)
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] . Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 1] door [verdachte] werd uitgebuit. [slachtoffer 1] heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, gaat het met name om misbruik van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] op [slachtoffer 1] hadden. Dit heeft erin geresulteerd dat [verdachte] zich ten koste van [slachtoffer 1] heeft bevoordeeld. Anders dan de officieren van justitie hebben beargumenteerd, staat voor de rechtbank onvoldoende vast dat [verdachte] [slachtoffer 1] ook heeft gedwongen tot prostitutie door geweld of door dreiging met geweld. Ook dat wordt hieronder nader toegelicht.
Dwangmiddelen
Misbruik van kwetsbare positie en overwicht
[slachtoffer 1] kampte met zware psychische problemen. Zowel [slachtoffer 1] als haar ex-partner [naam 3] (hierna: [naam 3] ) hebben verklaard dat zij een borderline-stoornis heeft. Uit politieregistraties en de eigen verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat [slachtoffer 1] suïcidale gedachtes had en meerdere betrokkenen verklaren over de stemmingswisselingen en beïnvloedbaarheid van [slachtoffer 1] . Daar komt bij dat [slachtoffer 1] zwaar verslaafd was aan drugs. Zij rookte cocaïne (crack) en kon zonder drugs te gebruiken niet functioneren.
[verdachte] moet zich bewust zijn geweest van deze kwetsbaarheid. [verdachte] heeft meerdere keren verklaard over het drugsgebruik van [slachtoffer 1] (‘een grotere junk dan [slachtoffer 1] bestaat er niet’) en over haar geestestoestand (‘ [bijnaam slachtoffer 1] is een meisje dat ik zielig vond’ en ‘meisje heeft hulp nodig’). Relevant is verder dat [verdachte] zelf verslaafd was aan drugs en wist dat een verslaving aan crack een continue zucht naar het opnieuw gebruiken met zich bracht.
[verdachte] en [medeverdachte 1] hadden overwicht op [slachtoffer 1] . Dat overwicht vloeide naast wat hiervoor is genoemd voort uit het volgende. Hoewel de rechtbank – zoals hierna wordt overwogen – niet bewezen acht dat [verdachte] en [medeverdachte 1] geweld gebruikten tegen [slachtoffer 1] , blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 1] , met wie [verdachte] destijds een relatie had en met wie zij nauw samenwerkte, wel geweld gebruikte tegen anderen, met name mannen. Van betekenis is hierbij dat algemeen bekend was dat [medeverdachte 1] een voormalig kickbokser is die op hoog niveau heeft gevochten.
[verdachte] was op de hoogte van het door [medeverdachte 1] gebruikte geweld (‘want hij deed inderdaad veel mensen slaan, hij was heel intimiderend, dat was die’) en zij wist tevens dat anderen bang waren voor [medeverdachte 1] ; zij was zelf ook bang voor hem.
In het dossier worden verder meerdere incidenten beschreven die bijdragen aan het overwicht dat [verdachte] had op [slachtoffer 1] . Het gaat dan om het feit dat [verdachte] en haar mededader(s) de beschikking hadden over het rijbewijs van [slachtoffer 1] , haar identiteitskaart en haar hond(en). Dat [verdachte] en [medeverdachte 1] hierover de beschikking hadden, volgt niet alleen uit de verklaring van [slachtoffer 1] . Het rijbewijs van [slachtoffer 1] is aangetroffen bij de insluitingsfouillering van [verdachte] . Foto’s van het rijbewijs en het identiteitsbewijs van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen op een onder [verdachte] in beslag genomen telefoon. Ook is met een Snapchat-account dat gekoppeld kan worden aan [verdachte] geprobeerd een advertentie te uploaden, waarin de ‘hond van [bijnaam slachtoffer 1] ’ de koop werd aangeboden. In een videobestand, waarin [verdachte] , [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] te horen zijn, zegt [verdachte] dat zij weet waar de hond is en dat deze nog leeft, maar dat zij niet gaat zeggen waar de hond is. Naar het oordeel van de rechtbank draagt de beschikkingsmacht over persoonlijke documenten, persoonlijke informatie en huisdieren die [slachtoffer 1] dierbaar zijn, bij aan het overwicht dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op [slachtoffer 1] hadden.
In dit verband is tot slot van belang dat de verdachten veel (seksueel) beeldmateriaal van [slachtoffer 1] hadden. De beschikking over dergelijke filmpjes draagt uiteraard bij aan overwicht op [slachtoffer 1] . Anders dan de officieren van justitie naar voren hebben gebracht, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat zou zijn gedreigd dit beeldmateriaal te verspreiden. Er zijn geen verklaringen of berichten die duidelijk maken dat [verdachte] of [medeverdachte 1] beeldmateriaal naar tv-zenders en -programma’s wilde sturen. Dat er regelmatig werd verwezen naar het televisieverleden van [slachtoffer 1] , maakt dat niet anders.
Misleiding
- Hoofddorp zomer 2021
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van de ten laste gelegde misleiding van [slachtoffer 1] ten aanzien van de periode in (aanloop naar) Hoofddorp. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [naam 4] (hierna: [naam 4] ), kan worden opgemaakt dat [verdachte] ongeveer een week na [slachtoffer 1] , [medeverdachte 1] , [naam 4] en [naam 3] , naar Hoofddorp toe is gegaan. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat [verdachte] [slachtoffer 1] in die periode heeft misleid.
- Den Haag juli 2022
De rechtbank acht wel bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft misleid in juli 2022. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [verdachte] aan haar hadden gevraagd of zij naar hun woning wilde komen om uit te praten wat eerder was voorgevallen. Ter plaatse werd echter op haar ingepraat en werd [slachtoffer 1] verteld dat [medeverdachte 1] schulden had. Aan [slachtoffer 1] werd gevraagd of zij niet van voor af aan wilde beginnen om verloren tijd en geld in te halen. In de woning werden aan [slachtoffer 1] ook drugs verstrekt en werden beelden van haar opgenomen om op een sekssite te zetten.
Deze verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat er in juli 2022 opnames zijn gemaakt van [slachtoffer 1] en dat er naar tientallen contacten berichten zijn gestuurd, waarin stond dat seks met ‘ [bijnaam slachtoffer 1] ’ mogelijk was. Ook strookt de werkwijze met overige bevindingen in het dossier: in november 2022 hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] ook contact gezocht met [slachtoffer 1] met de vraag of zij naar hun woning wilde komen met het kennelijke doel om weer geld te verdienen met sekswerk.
Vrijspraak geweld en dreiging met geweld
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft gedwongen of bewogen sekswerk te verrichten door gebruik te maken van geweld of dreiging met geweld.
Ten aanzien van geweld door [verdachte] heeft [slachtoffer 1] verklaard te zijn geslagen met een ploertendoder. Ook gaf [verdachte] haar volgens [slachtoffer 1] in de [straatnaam 1] een keer een duw om te bewerkstelligen dat zij de deur open zou gaan doen voor een klant.
[verdachte] heeft deze voorvallen stellig en consistent betwist.
Voor de verklaringen van [slachtoffer 1] ziet de rechtbank onvoldoende steunbewijs. [verdachte] ontkent het gebruik van geweld tegen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] heeft niet verklaard omtrent geweld van [verdachte] tegen [slachtoffer 1] . Het feit dat [verdachte] heeft bekend dat zij [slachtoffer 2] een klap heeft gegeven en dat zij in tapgesprekken agressief overkwam, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de dwangmiddelen ‘geweld’ en ‘dreiging met geweld’ tegen [slachtoffer 1] .
(Oogmerk van) uitbuiting
De positie van [slachtoffer 1] was niet die van een mondige prostituee, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij geconfronteerd werd met klanten met wie zonder haar medeweten vergaande seksuele handelingen waren besproken. Deze verklaring vindt meer dan voldoende steun in het dossier. In de seksadvertenties die voor [slachtoffer 1] werden gemaakt, werden deze vergaande seksuele handelingen aangeboden. [verdachte] was ervan op de hoogte dat [medeverdachte 1] deze handelingen als mogelijkheden in de advertenties presenteerde om zoveel mogelijk klanten te lokken. De rechtbank kan niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat [slachtoffer 1] vervolgens daadwerkelijk deze extreme seksuele handelingen moest verrichten. Daarbij weegt de rechtbank mee dat andere betrokkenen die sekswerk hebben verricht, verklaren dat ze die handelingen uiteindelijk niet deden, ook al vroeg de klant daar om. Het gaat om verklaringen van zowel [naam 4] , [slachtoffer 2] als [verdachte] (in haar hoedanigheid van aangeefster in een ander dossier). Het staat echter wel vast dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] aan vergaande verwachtingen van klanten – met nare situaties tot gevolg – heeft blootgesteld.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat de hygiënische omstandigheden slecht waren. [slachtoffer 1] heeft verklaard over een ‘ranzige’ omgeving met ongedierte. Deze verklaring wordt ondersteund door bevindingen in het dossier. Bij de prostitutiecontrole van augustus 2021 in Hoofddorp lagen uitwerpselen op de vloer van de woning. Toen [slachtoffer 1] in augustus 2022 werd aangetroffen in de [straatnaam 1] , de woning van [verdachte] , constateerden de verbalisanten dat sprake was van een zwaar vervuilde woning met rommel, etensresten en peuken. [slachtoffer 1] liep op blote voeten op een zwaar vervuilde vloer waar hondendrollen lagen. [slachtoffer 1] droeg een blonde pruik die vol met klitten zat en een deel van haar nepnagels was afgebroken.
De rechtbank stelt verder op basis van het dossier vast dat [slachtoffer 1] , terwijl zij dat niet wilde, veel en lang moest werken.
De verklaringen van [slachtoffer 1] vinden steun in de verklaringen van [naam 4] . Zij heeft verklaard dat alle klanten voor [slachtoffer 1] kwamen, [slachtoffer 1] non-stop werkte, helemaal op was en een zenuwinzinking kreeg. Hoewel [slachtoffer 1] volgens [naam 4] op sommige momenten het werk leek te willen doen, was het op andere momenten heel duidelijk dat dat niet het geval was. [slachtoffer 1] werd op die momenten emotioneel en gaf aan niet meer door te willen gaan. Ondersteunend voor de verklaringen van [slachtoffer 1] zijn verder de reeds benoemde videobeelden die zijn aangetroffen. Het gaat om meer dan 20 pogingen die [verdachte] heeft moeten ondernemen om een filmpje op te nemen met [slachtoffer 1] ; ten aanzien van deze beelden is geverbaliseerd dat [slachtoffer 1] warrig en vermoeiend overkomt. Zij komt niet uit haar woorden. Dat onder die omstandigheden toch werd geprobeerd om beeldopnames te maken, is veelzeggend en illustratief voor het overschrijden van de grenzen van [slachtoffer 1] . Verder is op basis van het dossier aannemelijk dat aan televisieoptredens van [slachtoffer 1] (als ‘ [bijnaam slachtoffer 1] ’) werd gerefereerd om zoveel mogelijk klanten te werven.
Tot slot staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] niet de beschikking had over haar verdiensten. De klanten betaalden voor sekswerk, maar het geld werd afgestaan aan met name [medeverdachte 1] . Als [medeverdachte 1] er niet was, werd het geld afgestaan aan [verdachte] . [slachtoffer 1] kreeg het geld daarna niet, zodat zij niet zelf kon bepalen wat zij met het door haar verdiende geld deed.
Op basis van al hetgeen hierboven is overwogen, kan worden vastgesteld dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Het oogmerk van uitbuiting kan onder die omstandigheden worden verondersteld.
Voordeel trekken
Zoals hiervoor is overwogen, stond [slachtoffer 1] het geld dat een klant aan haar betaalde af aan [medeverdachte 1] en soms ook aan [verdachte] . Dat dit een juiste voorstelling van zaken was, wordt onder meer bevestigd door een bericht van 11 juli 2022, waarin [slachtoffer 1] aan [medeverdachte 1] laat weten dat zij wel wat aan het werk wil overhouden en niet steeds met lege handen de deur uit wil gaan. Daarmee beschikte [medeverdachte 1] over het geld dat werd verdiend.
Met het door [slachtoffer 1] verdiende geld werd door [medeverdachte 1] drugs gekocht. Deze drugs werden vervolgens onder meer door [verdachte] gebruikt.
Handelingen
De rechtbank acht ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft geworven, overgebracht en gehuisvest.
De rechtbank overweegt tot slot dat tijdens het proces naar voren is gekomen dat [slachtoffer 1] (ook) uit eigen beweging naar [verdachte] is gegaan.
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat voor het bewijs van misbruik in de zin van artikel 273f Sr geen verdergaand initiatief en actief handelen van de verdachte is vereist dan tot uitdrukking is gebracht in de termen die in de wet staan en hiervoor zijn genoemd (in dit geval: werven, overbrengen en huisvesten). Ook heeft de Hoge Raad overwogen dat niet is vereist dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan en ook is niet vereist dat het slachtoffer door de verdachte in die uitbuitingssituatie is gebracht.
Nog daargelaten dat het initiatief op basis van het dossier wel degelijk meerdere keren bij [medeverdachte 1] en [verdachte] lag door contact met [slachtoffer 1] op te nemen, staat het bestaan van de omgekeerde situatie, waarbij [slachtoffer 1] het initiatief heeft genomen, niet in de weg aan een bewezenverklaring. En dat [slachtoffer 1] het werk óók vrijwillig heeft gedaan, wil vanzelfsprekend niet zeggen dat dit steeds het geval is geweest. Dat dit niet zo was, blijkt genoegzaam uit het dossier.
Het vorenstaande, aangaande het initiatief en de vrijwilligheid aan de zijde van [slachtoffer 1] , staat dus niet in de weg aan een bewezenverklaring. Uiteraard betrekt de rechtbank de bevindingen wel bij de strafmaat.
Medeplegen
Het verweer van de verdediging inhoudende dat [verdachte] niet kan worden gezien als medepleger, verwerpt de rechtbank.
[verdachte] is meerdere dagen in Hoofddorp geweest. Buiten de klant die zij daar zelf heeft gehad, heeft zij zich tevens actief bezig gehouden met het bevorderen van het sekswerk door [slachtoffer 1] door telefonisch contact te onderhouden met klanten.
[verdachte] heeft na de periode Hoofddorp ook in Den Haag uitvoeringshandelingen ten aanzien van door [slachtoffer 1] te verrichten sekswerk verricht, door het hebben van klantcontact en het in ontvangst nemen van het verdiende geld indien [medeverdachte 1] niet in staat was het geld in ontvangst te nemen. Zowel in Hoofddorp als in Den Haag heeft [verdachte] meegedaan met het oproken van de buit, die door [medeverdachte 1] werd ingekocht met het door [slachtoffer 1] verdiende geld.
Door te handelen als hiervoor omschreven heeft [verdachte] nauw en bewust met [medeverdachte 1] en anderen samengewerkt om het sekswerk door [slachtoffer 1] en daarmee de inkomsten te bevorderen.
Periode
Voor wat betreft de periode waarin [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank gaat op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij na haar verjaardag (die valt op 28 juli) met [naam 3] naar de [straatnaam 2] ging en op basis van het bericht van [medeverdachte 1] naar ‘ [bijnaam 1] ’ van 1 augustus 2021, waarin [medeverdachte 1] aangeeft dat [slachtoffer 1] in Hoofddorp zit, uit van 1 augustus 2021 als beginmoment. Ongeveer een week hierna is [verdachte] in Hoofddorp gearriveerd. Voor wat betreft het einde van de bewezen verklaarde periode gaat de rechtbank uit van 12 augustus 2022, zijnde de datum waarop de in de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen verificatiefoto van [slachtoffer 1] met een krant in haar handen, is gemaakt. De rechtbank gaat er op basis van de bewijsmiddelen van uit dat [verdachte] niet gedurende de gehele periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 augustus 2022 zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 1] en zal dit gegeven meenemen in de straftoemeting.
3.6.3
Deelonderzoek Havikuil; [slachtoffer 2] (feit 2)
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] . Op basis van de bewijsmiddelen, en anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] rol bij het door [slachtoffer 2] verrichte sekswerk zodanig is geweest dat zij kan worden aangemerkt als medepleger van de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, gaat het om misbruik van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer 2] en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer 2] had. Dit heeft erin geresulteerd dat [verdachte] en haar medeverdachten zich ten koste van [slachtoffer 2] hebben bevoordeeld. De rechtbank acht ook bewezen dat sprake is geweest van geweld en dreiging met geweld door [verdachte] . Ook dat wordt hieronder nader toegelicht.
Dwangmiddelen
Misbruik van kwetsbare positie
Uit het dossier komt [slachtoffer 2] naar voren als een kwetsbare vrouw. Zo blijkt uit politiemutaties dat zij in de jaren voorafgaand aan 2021 in instellingen heeft verbleven vanwege haar beperkte verstandelijke vermogens en behandelingen heeft ondergaan vanwege haar verslavingsproblematiek. Er waren zorgen over haar drugsgebruik, haar omgang met mannen en haar beïnvloedbaarheid.
Dat [verdachte] wetenschap had van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 2] verkeerde, blijkt uit haar verklaring dat [slachtoffer 2] heel erg verslaafd was en echt ziek werd als zij geen bruin (de rechtbank begrijp: heroïne) nam en dat dat ‘hartverscheurend was om te zien’. Ook verklaart [verdachte] dat zij [slachtoffer 2] bij [medeverdachte 1] in de [straatnaam 2] heeft gezien toen zij nog met [naam 5] (hierna: [naam 5] ) was en dat zij daar dingen, zoals een horloge, kwamen ruilen voor drugs. Haar eerste indruk van [slachtoffer 2] was dat zij een ‘halftamme’ was die een beetje bangig overkwam, aldus [verdachte] .
Door haar betrokkenheid bij het sekswerk van [slachtoffer 2] (waaronder het ter beschikking stellen van haar woning) heeft [verdachte] misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 2] . Zij wist dat de zwaar verslaafde [slachtoffer 2] drugs nodig had en geen geld had om dat zelf te kopen. [verdachte] heeft eraan meegewerkt dat [slachtoffer 2] sekswerk heeft verricht in ruil voor drugs en onderdak. Dat [slachtoffer 2] medio 2022 zelf heeft besloten om, samen met haar toenmalige partner [naam 6] (hierna: [naam 6] ), terug te gaan naar de [straatnaam 2] , maakt dat niet anders. Zoals volgt uit de verklaring van [naam 6] was dat besluit ingegeven door de afhankelijkheid van heroïne (‘We waren ziek van de bruin, omdat we die niet hadden. Toen zei [slachtoffer 2] dat we naar [naam 6] toe konden gaan. Ze zei dat hij sowieso drugs heeft. Als je ziek bent, dan wil je gebruiken.’) en het gebrek aan woonruimte. [slachtoffer 2] heeft deze verklaring bevestigd in het getuigenverhoor van 19 maart 2025.
Misbruik van overwichtDaarnaast had [verdachte] overwicht op [slachtoffer 2] . Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] blijkt dat zij zich op momenten geïntimideerd voelde door [verdachte] . Ook [verdachte] zelf verklaart dat ‘ [slachtoffer 2] geen partij voor haar was’ en [naam 6] bevestigt dat [slachtoffer 2] bang was voor [verdachte] . Hij verklaart dat het leek of [verdachte] stemmingswisselingen had omdat zij de ene keer heel relaxt tegen [slachtoffer 2] deed en het volgende moment, als [slachtoffer 2] volgens [verdachte] een trekje van haar had genomen, ‘was het boem’. Dat [verdachte] wisselend gedrag vertoonde, wordt bevestigd door [medeverdachte 1] en volgt ook uit het verderop te bespreken onderzoek naar de geestesgesteldheid van [verdachte] .
Uit het dossier volgt bovendien dat [verdachte] in de tenlastegelegde periode een relatie had met [medeverdachte 1] . [slachtoffer 2] benoemt dit meerdere keren in haar verhoren en heeft het regelmatig over ‘ [naam 6] en [verdachte]’, waaruit kan worden afgeleid dat zij [verdachte] en [medeverdachte 1] op momenten als een eenheid zag. Zo verklaart [verdachte] dat ook zelf (‘ [slachtoffer 2] dacht natuurlijk ook dat ik samen met hem was’). [medeverdachte 1] komt in het dossier naar voren als een agressieve en intimiderende man. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat dit gedrag van [medeverdachte 1] vanwege de relatie met [verdachte] op [verdachte] ‘afstraalde’ en ook op die manier overwicht creëerde van [verdachte] op [slachtoffer 2] .
Dat [verdachte] en de medeverdachten misbruik hebben gemaakt van hun overwicht op [slachtoffer 2] door een sfeer van angst en intimidatie te creëren, hetgeen dienstig was aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] , staat naar het oordeel van de rechtbank vast.
Geweld en dreiging met geweldHet dossier bevat voorts voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het gebruik van geweld door [verdachte] . [slachtoffer 2] heeft zelf verklaard dat [verdachte] haar sloeg en aan haar haren trok. Ook [naam 6] verklaart daarover en voorts bevestigt ook [verdachte] zelf dat zij [slachtoffer 2] een keer ‘een verschrikkelijke klap’ heeft gegeven en ‘een gooi’.
Ook volgt uit het dossier dat [verdachte] dreigde met het gebruik van geweld. Zo heeft [naam 5] verklaard over een incident waarbij [slachtoffer 2] was weggelopen van [medeverdachte 1] en [verdachte] en bij [naam 5] terecht kwam. Vervolgens gingen [medeverdachte 1] en [verdachte] haar zoeken. [naam 5] verklaart dat [verdachte] toen tegen [slachtoffer 2] zei dat zij ‘een paar goede klappen’ zou krijgen als zij niet mee zou gaan. Ook [naam 6] heeft over dit incident en de gewelddadige sfeer verklaard.
De verdediging heeft ten aanzien van het gebruik van geweld door [verdachte] benadrukt dat dit niet is gebeurd in relatie tot de prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank overweegt dat het geweld en de dreiging met geweld plaatsvonden terwijl [slachtoffer 2] zich in een uitbuitingssituatie bevond. Het geweld en de dreiging met geweld kunnen daarvan niet los worden gezien. Zo droeg de hiervoor aangehaalde dreiging met geweld, indien [slachtoffer 2] niet met [medeverdachte 1] en [verdachte] mee zou gaan, eraan bij dat [slachtoffer 2] zich moeilijk van [medeverdachte 1] en [verdachte] – en daarmee de uitbuitingssituatie – kon onttrekken. Wel constateert de rechtbank dat het door de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) uitgeoefende geweld jegens [slachtoffer 2] frequenter en gewelddadiger van aard was en meer op zichzelf stond. De rechtbank zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
Vrijspraak overige dwangmiddelenDe rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het ten laste gelegde misleiden van [slachtoffer 2] met als doel haar sekswerk te laten verrichten. De verklaringen van [slachtoffer 2] daarover zien op [medeverdachte 1] en betreffen een periode waarin [verdachte] niet aanwezig was in de [straatnaam 2] .
Van de in de tenlastelegging opgenomen dwangmiddelen afpersing en fraude zal de rechtbank [verdachte] , conform de standpunten van de officieren van justitie en de verdediging, eveneens vrijspreken, omdat er geen aanwijzingen zijn dat deze dwangmiddelen door [verdachte] en haar medeverdachten zijn ingezet.
(Oogmerk van) uitbuiting
Ook ten aanzien van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat haar positie niet die van een mondige prostituee was, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
Zo heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij altijd moest werken, ook als zij een dag niet wilde of ongesteld was. Dit laatste wordt ondersteund door een geluidsfragment van een klantcontact dat is aangetroffen op de onder [slachtoffer 2] in beslag genomen telefoon. In het fragment zegt [slachtoffer 2] tegen een klant dat zij ongesteld is, waarna de klant niet meer verder wil. Verderop in het fragment is te horen dat [verdachte] aan [slachtoffer 2] vraagt waarom zij tegen de klant heeft gezegd dat zij ongesteld is en dat zij toch ‘een spons in moet doen’. Dat [slachtoffer 2] niet altijd wilde werken, blijkt ook uit het feit dat zij meerdere keren heeft verklaard dat zij snel haar werk wilde doen, om – zo begrijpt de rechtbank – ervan af te zijn: ‘Zo snel mogelijk mijn werk doen, zo snel mogelijk en dan sodemieter op’.
[slachtoffer 2] heeft ook verklaard dat zij bepaalde seksuele handelingen niet wilde verrichten, zoals seks zonder condoom, maar daar wel mee werd geadverteerd. Dit wordt ondersteund door de advertenties van ‘ [bijnaam 2] ’ en ‘ [bijnaam 3] ’, namen waaronder [slachtoffer 2] heeft gewerkt, op de sekssite Kinky.nl. In die advertenties wordt met veel verschillende (extreme) seksuele handelingen geadverteerd, waaronder seks zonder condoom. In verschillende op de telefoon van [slachtoffer 2] aangetroffen geluidsfragmenten van klantcontacten is te horen dat [slachtoffer 2] aangeeft geen seks zonder condoom te willen. In één van de geluidsfragmenten zegt de klant, nadat [slachtoffer 2] dit heeft gemeld, dat in de advertentie staat dat ‘alles zonder’ is, waarop [slachtoffer 2] antwoordt dat ‘dat niet haar advertentie is’. Dat er werd geadverteerd met ongebruikelijk veel mogelijkheden en verschillende seksuele handelingen, blijkt wel uit een verklaring van een klant over de advertentie waar hij op had gereageerd: ‘Er waren best wel veel extra diensten die andere prostituees niet doen. Je kon bijna alles’.
Ook blijkt uit het dossier dat afspraken voor [slachtoffer 2] werden geregeld met klanten en zonder dat [slachtoffer 2] daarin werd gekend. Treffend in dit verband is de verklaring van [slachtoffer 2] tijdens een thuiswerkcontrole van het Haags Economisch Interventieteam (HEIT) op 28 mei 2022 in de woning van [verdachte] aan de [straatnaam 1] , waar [slachtoffer 2] op dat moment aanwezig was. Zij verklaart dat zij onder de advertentie van ‘ [bijnaam 2] ’ in de prostitutie werkt, dat zij niets weet van een afspraak die zojuist is gemaakt voor ‘ [bijnaam 2] ’ (door het HEIT) en dat anderen de afspraken voor haar maken. De telefoon waarmee de afspraak door het HEIT was gemaakt, werd vervolgens aangetroffen bij [verdachte] , die zich ook in de woning bevond.
Net als bij [slachtoffer 1] kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat [slachtoffer 2] daadwerkelijk seks zonder condoom of andere door haar niet gewilde seksuele handelingen moest verrichten. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] , maar ook die van [naam 4] en [verdachte] (in haar hoedanigheid als aangeefster in een ander dossier), blijkt namelijk dat ze die handelingen uiteindelijk niet deden, ook al vroeg de klant daar om. Het staat echter wel vast dat [verdachte] en de medeverdachte(n) [slachtoffer 2] aan vergaande verwachtingen van klanten – met nare situaties tot gevolg – hebben blootgesteld.
Hoewel [slachtoffer 2] wisselend heeft verklaard over het aantal klanten dat zij per dag had, blijkt uit haar verklaringen wel dat de frequentie aanzienlijk was, vooral in de weekenden wanneer het druk was. Dit wordt ondersteund door getapte telefoongesprekken in de periode eind september/begin oktober 2021 waaruit blijkt dat er veel klanten voor [slachtoffer 2] waren. Uit die gesprekken, evenals uit de verklaringen van [slachtoffer 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] , blijkt bovendien dat [slachtoffer 2] zowel thuiswerk deed als escorts. Illustratief voor de hoeveelheid werk in die periode is een gesprek op 23 september 2021, waarin [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] zegt dat het echt druk is en de telefoon blijft gaan, waarna [medeverdachte 2] zegt dat er een klant is voor [slachtoffer 2] . [verdachte] verklaart dat [medeverdachte 1] zoveel mogelijk klanten voor haar en [slachtoffer 2] liet komen en dan viel er altijd wel een af, maar soms stonden ze te wachten voor de deur in een rij, aldus [verdachte] . Dat de bedoeling was dat er veel werd gewerkt, volgt ook wel uit de omstandigheid dat ‘ [bijnaam 2] ’ en ‘ [bijnaam 3] ’ blijkens voornoemde advertenties nagenoeg de hele week beschikbaar waren voor sekswerk.
De rechtbank stelt verder op basis van het dossier vast dat de omstandigheden waaronder [slachtoffer 2] moest werken, slecht waren. Verwezen wordt naar hetgeen over de hygiëne in de verschillende panden is overwogen ten aanzien van [slachtoffer 1] . Met betrekking tot [slachtoffer 2] acht de rechtbank verder van belang dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] zwanger was en een miskraam heeft gehad in de periode dat zij met [naam 6] bij [medeverdachte 1] en [verdachte] op de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] verbleef. [slachtoffer 2] heeft daar zelf over verklaard en in een opgenomen klantcontact is te horen dat zij tijdens een seksafspraak tegen een klant zegt dat hij haar pijn doet en dat zij in verwachting is. Ook [verdachte] verklaart over [slachtoffer 2] die met haar dikke buik nog steeds aan de heroïne zat. Verder is [slachtoffer 2] in die periode op initiatief van Brijder uit de [straatnaam 2] opgehaald en meegegaan voor een beoordeling van haar gezondheid, omdat zij volgens de informatie van Brijder ‘zwanger en verslaafd’ was. Zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] waren op dat moment in de woning aanwezig. Hieruit blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] wisten van de gezondheidssituatie van [slachtoffer 2] , maar ze [slachtoffer 2] toch ondanks die omstandigheden lieten werken. Kennelijk vonden ze de inkomsten die [slachtoffer 2] genereerde belangrijker dan [slachtoffer 2] ’s gezondheid.
Tot slot staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] , net als [slachtoffer 1] , niet zelf kon bepalen wat zij met het door haar verdiende geld deed, maar dat zij haar verdiensten moest afstaan. In de meeste gevallen werd het verdiende geld afgedragen aan [medeverdachte 1] of aan [medeverdachte 2] , maar ook [verdachte] verklaart dat zij geld van [slachtoffer 2] heeft aangenomen en dat prostitutieverdiensten van [slachtoffer 2] op [verdachte] rekening zijn gestort. [slachtoffer 2] ’s verklaringen hierover worden verder ondersteund door de verklaringen van [naam 4] en [slachtoffer 1] , waaruit ook blijkt dat ze het door hen verdiende geld moesten afstaan aan [medeverdachte 1] of, in [slachtoffer 1] ’s geval, een medeverdachte en daar niets van terug zagen behalve in de vorm van drugs.
Op basis van al hetgeen hierboven is overwogen, kan worden vastgesteld dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Het oogmerk van uitbuiting kan onder die omstandigheden worden verondersteld.
Voordeel trekken
Zoals hiervoor is overwogen, stond [slachtoffer 2] het geld dat een klant aan haar betaalde af aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] of [verdachte] . [verdachte] en haar mededaders beschikten daarmee over het geld dat door [slachtoffer 2] werd verdiend. Het geld werd vervolgens met name besteed aan drugs, waar [verdachte] – om te voorzien in haar eigen verslaving – ook van gebruikte. Daarmee heeft [verdachte] ook geprofiteerd van de opbrengst.
Dat [verdachte] en de medeverdachten geld wilden verdienen aan het sekswerk van [slachtoffer 2] , kan bovendien worden afgeleid uit haar handelen zoals hiervoor omschreven (het adverteren met veel verschillende seksuele handelingen, de ruime beschikbaarheid van de prostituees in de advertenties en de rol van [verdachte] bij het klantcontact en het regelen van seksafspraken).
Handelingen
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 2] heeft gehuisvest. De rechtbank zal [verdachte] , anders dan de officieren van justitie hebben betoogd, vrijspreken van het ten laste gelegde werven, vervoeren en overbrengen van [slachtoffer 2] , omdat daarvan onvoldoende is gebleken.
De rechtbank overweegt verder dat het dossier ook aanwijzingen bevat dat [slachtoffer 2] (ook) vrijwillig prostitutiewerk verrichtte. Zo lijkt uit sommige getapte telefoongesprekken in de periode eind september/begin oktober 2021 te volgen dat [slachtoffer 2] zich meewerkend opstelt ten aanzien van het verrichten van sekswerk. Ook verklaart [naam 7] dat [slachtoffer 2] het prostitutiewerk bij [medeverdachte 1] thuis vrijwillig deed. Dit staat evenwel niet in de weg aan een bewezenverklaring van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] door [verdachte] . De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover is overwogen met betrekking tot [slachtoffer 1] . Uiteraard betrekt de rechtbank de bevindingen bij de strafmaat.
Periode
De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat de pleegperiode ten aanzien van [verdachte] kan worden beperkt tot de periode van 1 september 2021 tot en met 2 juli 2022. In een onder [verdachte] in beslag genomen telefoon is een chatgesprek aangetroffen van laatstgenoemde datum, waarin door [slachtoffer 2] wordt aangegeven dat zij geen contact meer wil en zij samen met [naam 6] in een kliniek buiten Den Haag zit. Niet gebleken is dat er daarna nog contact is geweest tussen [verdachte] en/of [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van het medeplegen van mensenhandel in de periode van 3 juli 2022 tot en met 25 januari 2023.
Verder overweegt de rechtbank dat in de bewezen verklaarde periode niet voortdurend sprake is geweest van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] door [verdachte] en de medeverdachte(n). De rechtbank sluit aan bij de door de officieren van justitie genoemde twee uitbuitingsperiodes, waarbij de eerste periode in ieder geval de maand september 2021 (sekswerk vanuit de [straatnaam 2] ) betrof en de tweede periode (sekswerk vanuit de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] ) omstreeks begin april 2022 is begonnen en in ieder geval op 2 juli 2022 eindigde. De rechtbank betrekt de bevindingen met betrekking tot de periode waarin de uitbuiting plaatsvond bij de strafmaat.
Medeplegen
Over het verweer van de verdediging dat [verdachte] niet kan worden gezien als medepleger, overweegt de rechtbank het volgende.
[verdachte] is in de periode medio 2021 tot en met medio 2022 zelf slachtoffer geweest van en seksueel uitgebuit door [medeverdachte 1] . Uit het onderhavige dossier blijkt dat [slachtoffer 2] en [verdachte] op momenten (in september 2021 en in het voorjaar/de zomer van 2022) gelijktijdig als prostituee hebben gewerkt in de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] . Dat maakt hen in zoverre lotgenoten. [slachtoffer 2] benoemt dit ook in haar aangifte (‘zij had een rol net als ik’). Ook blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 2] en [verdachte] op momenten samen optrokken – bijvoorbeeld toen ze samen met gepakt geld achter de rug van [medeverdachte 1] om naar [naam 5] zijn gegaan en het geld hebben ‘opgerookt’ – en verklaart [slachtoffer 2] ook over [verdachte] dat zij een steun was en dat zij soms voor haar opkwam als zij slecht werd behandeld door [medeverdachte 2] .
Dit laat echter onverlet dat [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (voor wat betreft de hiervoor genoemde eerste periode) en met [medeverdachte 1] (voor wat betreft de hiervoor genoemde tweede periode) [slachtoffer 2] seksueel heeft uitgebuit.
Zo was [verdachte] in (een groot deel van) de eerste periode samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig in de woning van [medeverdachte 1] aan de [straatnaam 2] van waaruit [slachtoffer 2] sekswerk verrichtte en was [verdachte] , zoals eerder overwogen, bij de organisatie daarvan nauw betrokken. Uit de tapgesprekken van die periode blijkt dat zij daarbij optrok met [medeverdachte 1] en, in mindere mate, met [medeverdachte 2] . In de tweede periode was [verdachte] met [medeverdachte 1] aanwezig in de woningen aan de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] van waaruit [slachtoffer 2] sekswerk heeft verricht. Ook in die periode heeft [verdachte] meegewerkt aan het mogelijk maken van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2] , door het beschikbaar stellen van haar woning, maar ook door het regelen/faciliteren van seksafspraken.
De rechtbank ziet wel dat de rol van [verdachte] minder prominent is geweest dan die van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank heeft er bovendien oog voor dat het handelen van [verdachte] jegens [slachtoffer 2] deels ingegeven is geweest door de verhoudingen tussen haar en [medeverdachte 1] . De rechtbank zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van [verdachte] bewezen dat:
1.
zij in de periode van 1
augustus2021 tot en met
12augustus 2022 te Hoofddorp en 's-Gravenhage en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, genaamd [slachtoffer 1] ,
telkens door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
endoor misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, overgebracht
engehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] ,
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard,
- heeft bewogen
haar, verdachte en
haarmededaders te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde,
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1]
immers hebben zij, verdachte, en/of haar mededaders (meermalen)
- een advertentie met (naakt)foto's van die [slachtoffer 1] gemaakt en op sekssites geplaatst
en
- telefonisch contact onderhouden met prostitutieklanten en afspraken met klanten gemaakt en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd we hadden zoveel geld kunnen verdienen en we kunnen het
opnieuw proberen en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat er schulden waren die zij niet af konden lossen en vervolgens aan die [slachtoffer 1] gevraagd of zij kon helpen en
- die [slachtoffer 1] in de woning
van verdachte en/of haar mededaderlaten verblijven en
- naaktfoto's en seksfilmpjes van die [slachtoffer 1] gemaakt en verspreid en
- die [slachtoffer 1] belet om te kunnen slapen en
- aan die [slachtoffer 1] drugs verstrekt en haar aldus gedrogeerd en
- het identiteitsbewijs en het rijbewijs en de hond en de telefoon van die [slachtoffer 1] afgepakt en
- het door die [slachtoffer 1] verdiende geld en de verdovende middelen in ontvangst genomen;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met
2 juli 2022te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen,
een ander, genaamd [slachtoffer 2] ,
(telkens) door geweld
endoor dreiging met geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] ,
heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard,
heeft bewogen
haar, verdachte, en
haarmededaders te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde,
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2]
immers hebben zij, verdachte, en haar mededaders (meermalen)
- die [slachtoffer 2] (terwijl zij op de grond lag) geslagen tegen haar lichaam en gezicht en aan haar haren getrokken en
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd door de kamer van die [slachtoffer 2] te doorzoeken en
- haar prostitutiewerk beloond met drugs en
- ( een) seksadvertentie(s) voor die [slachtoffer 2] gemaakt en
- het door die [slachtoffer 2] verdiende geld in ontvangst genomen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van [verdachte]

is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast hebben de officieren van justitie gevorderd dat aan [verdachte] de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden wordt opgelegd. De officieren van justitie hebben ook de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan gevorderd. Tot slot hebben de officieren van justitie verzocht om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM), zoals bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging ernstig rekening dient te worden gehouden met het slachtofferschap van [verdachte] . Voorts dient volgens de raadsvrouw rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat het leven van [verdachte] door haar relatie met [medeverdachte 1] volledig is veranderd en zij afhankelijk werd van de drugs die hij aan haar verschafte.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging extra aandacht te hebben voor de hulpvraag van [verdachte] , maar haar geen TBS-maatregel op te leggen aangezien het recidiverisico voldoende kan worden ondervangen door een voorwaardelijk strafdeel met een lange proeftijd en eventueel een GVM. Ook heeft de raadsvrouw verzocht bijzondere voorwaarden, in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Met betrekking tot het opleggen van een GVM heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] , zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst de feiten
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van twee slachtoffers. Bij beide slachtoffers ging het om seksuele uitbuiting. Het behoeft geen betoog wat voor een negatieve impact dit op slachtoffers heeft. Wanneer het gaat om seksuele uitbuiting, is sprake van een vergaande inbreuk op de lichamelijke integriteit en het mentale welzijn van slachtoffers. Zoals de officieren van justitie naar voren hebben gebracht, betekent iedere klant die de slachtoffers in een uitbuitingssituatie hebben moeten bedienen, een onaanvaardbare inbreuk op hun lichamelijke integriteit en menselijke waardigheid. Daar komt bij dat het – zoals benoemd – ging om slachtoffers in een kwetsbare positie. Naast al bestaande mentale en persoonlijke problemen waren de slachtoffers verslaafd aan harddrugs. Op de terechtzitting is meerdere keren ter sprake gekomen hoe ver drugsverslaafden gaan om in die verslaving te kunnen blijven voorzien; vooral voor mensen die daarnaast ook nog andere problemen hebben, betekent het in wezen dat ze aan die verslaving zijn overgeleverd. [verdachte] heeft hier op grove wijze misbruik van gemaakt, door toepassing van misleiding, manipulatie en in het geval van [slachtoffer 2] ook geweld. Het gaat daarbij om aanzienlijke periode(s) en niet om incidentele voorvallen. In plaats van de slachtoffers te helpen, heeft [verdachte] hun kwetsbare positie gebruikt om er zelf beter van te worden. Voor de slachtoffers met wie het al slecht ging, ging het daardoor nog slechter.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte] . Zij is in het verleden meermaals veroordeeld voor met name vermogensdelicten en verkeersdelicten. Deze veroordelingen hadden voor [verdachte] aanleiding kunnen en moeten zijn om haar leven te beteren en zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten. De rechtbank rekent het [verdachte] aan dat zij is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten ondanks eerdere veroordelingen en periodes in detentie. Dit weegt rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Persoon van [verdachte]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage en het reclasseringsadvies over [verdachte] .
In de Pro Justitia-rapportage, waarin de bevindingen van de psycholoog, de psychiater en de forensisch milieuonderzoeker zijn verwoord, staat dat bij [verdachte] sprake is van ernstige, meervoudige psychopathologie in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis en ernstige verslaving in de vorm van problematisch en langdurig meervoudig drugsgebruik. Deze stoornissen bestonden ten tijde van de ten laste gelegde feiten en hebben volgens deze onderzoekers invloed gehad op de gedragskeuzes en gedragingen van [verdachte] in die periode. Om deze reden adviseren ze om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De onderzoekers concluderen dat sprake is van een risico op recidive op langere termijn, wanneer [verdachte] zich opnieuw in een afhankelijkheidsrelatie met een (dominante) man begeeft in de nabijheid van een criminogeen (drugs)circuit. Volgens hen is een stevig extern risicomanagement aangewezen in een langdurig dwingend en klinisch kader. Een TBS met dwangverpleging achten ze vooralsnog niet noodzakelijk, maar een TBS met voorwaarden is volgens de onderzoekers vanuit gedragskundig oogpunt wel te adviseren en een GVM te overwegen. Een behandeling in het kader van een deels voorwaardelijke sanctie achten ze onvoldoende, aangezien bij overtreding van de voorwaarden de noodzakelijk geachte behandeling niet geborgd is.
De reclassering constateert een hardnekkige gedrags- en verslavingsproblematiek en schat het risico op recidive in als hoog. De reclassering merkt op dat [verdachte] een gemotiveerde indruk maakt en medewerking wil verlenen aan een klinische behandeling. De reclassering is van mening dat een passend klinisch forensisch behandeltraject noodzakelijk is om de kans op recidive te verminderen en adviseert gematigd positief over TBS met voorwaarden. De reclassering heeft ook de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan geadviseerd. Tot slot adviseert de reclassering tot een GVM, aangezien wordt vermoed dat de problematiek van [verdachte] langdurig zal blijven bestaan.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de onderzoekers en de reclassering in die zin dat [verdachte] verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Strafoplegging
Ten aanzien van de straf staat de ernst van de feiten voorop. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, gaat het om feiten die gepaard gaan met grove schendingen van de persoonlijke vrijheid en grondrechten. De persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van de slachtoffers heeft [verdachte] ondergeschikt gemaakt aan haar eigen behoeften.
De rechtbank overweegt dat de wetgever in 2009 en 2013 de strafmaat voor mensenhandel aanzienlijk heeft verhoogd. Deze wetswijzigingen werden ingegeven door een maatschappelijke herwaardering van de ernst van mensenhandel en om recht te doen aan de schade die mensenhandel kan aanrichten bij veelal kwetsbare slachtoffers.
In deze zaak geldt dat [verdachte] zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Ook acht de rechtbank, zoals is overwogen, ten aanzien van beide feiten medeplegen bewezen. In de wet is het in vereniging plegen van mensenhandel als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt.
De rechtbank heeft ook oog voor de bijzondere positie van [verdachte] , omdat zij ook zelf slachtoffer was van mensenhandel. Het reeds omschreven leed hebben niet alleen de slachtoffers, maar heeft ook [verdachte] moeten doorstaan. De rechtbank weegt dit in strafverminderende zin mee. De rechtbank ziet verder dat [verdachte] zeer gemotiveerd is om aan zichzelf te werken en zich te laten behandelen. Haar verklaringen ter terechtzitting hierover komen oprecht en voldoende doorleefd over op de rechtbank.
Het bovenstaande in aanmerking genomen, komt de rechtbank tot het volgende. Vanwege de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegend, een gevangenisstraf van negenentwintig maanden passend en geboden. De tijd die [verdachte] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht. De rechtbank zal een deel van die straf, tien maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om [verdachte] ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor haar problematiek en zo de kans op recidive terug te dringen.
Deze straf is lager dan de straf die door de officieren van justitie is geëist. Daarvoor is redengevend dat de rechtbank het gebruik van geweld of de dreiging van geweld jegens [slachtoffer 1] als dwangmiddel niet bewezen acht. Ook moet – zonder afbreuk te doen aan de ernst van de feiten – worden onderkend dat bij de slachtoffers in sommige gevallen en op sommige momenten sprake was van een zekere mate van vrijwilligheid. Dat heeft de rechtbank in de strafmaat verdisconteerd. Zoals overwogen, heeft de bijzondere positie van [verdachte] , die in deze zaak tevens slachtoffer is, ook geleid tot aanzienlijke strafvermindering.
Ten aanzien van de gevorderde TBS-maatregel overweegt de rechtbank dat, hoewel aan de wettelijke vereisten voor het opleggen daarvan is voldaan, de rechtbank het in het geval van [verdachte] niet opportuun acht een dergelijke maatregel aan haar op te leggen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat [verdachte] er zelf ook het nut en de noodzaak van inziet om zich te laten behandelen. Zij toont zich daartoe naar het oordeel van de rechtbank intrinsiek gemotiveerd. Hoewel de rechtbank onderschrijft dat behandeling van de vastgestelde stoornissen in een stevig, klinisch en langdurig kader dient plaats te vinden, acht de rechtbank een dergelijk kader aanwezig in de op te leggen deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld een stevig pakket aan voorwaarden, waaronder opname in een kliniek en een middelenverbod, en een aanzienlijke proeftijd. Daarnaast zal de rechtbank aan [verdachte]
– zoals verderop zal worden overwogen – de GVM opleggen, waarmee [verdachte] , indien nodig, na ommekomst van de proeftijd nog langer onder toezicht kan worden gesteld. De rechtbank is van oordeel dat met deze afdoeningswijze – en gegeven de motivatie van [verdachte] – het herhalingsgevaar tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht.
De rechtbank ziet in de overschrijding van de redelijke termijn geen aanleiding om strafvermindering toe te passen. Het staat niet ter discussie dat de redelijke termijn op 14 februari 2023 is aangevangen, het moment dat [verdachte] in verzekering is gesteld. Dat betekent dat er ruim 26 maanden zijn verstreken op het moment dat vonnis wordt gewezen. Hoewel het algemene uitgangspunt is dat een zaak, waarin de verdachte vanwege de bewezen verklaarde feiten in voorlopige hechtenis verkeert, binnen 16 maanden moet zijn afgerond nadat de redelijke termijn is aangevangen, kunnen er volgens vaste jurisprudentie gronden zijn die maken dat van dat uitgangspunt wordt afgeweken. Het gaat om bijzondere omstandigheden zoals de complexiteit van de zaak. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank sprake. Het gaat om een bijzonder omvangrijke zaak, die gelijktijdig is behandeld met medeverdachten. Er zijn vele getuigen gehoord, er hebben meerdere persoonlijkheidsonderzoeken plaatsgevonden en de zaak is uiteindelijk behandeld gedurende tien zittingsdagen. Deze omstandigheden in aanmerking genomen, gaat de rechtbank uit van een redelijke termijn van 24 maanden. Aan de overschrijding van deze termijn met ruim twee maanden, verbindt de rechtbank geen gevolgen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten mensenhandel. Bovendien blijkt uit de Pro Justitia-rapportage en het reclasseringsrapport dat sprake is van hardnekkige gedrags- en verslavingsproblematiek. De rechtbank is om die reden van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c lid 6 Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Ter bescherming van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen zal de rechtbank verder een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Aan de wettelijke vereisten daarvoor is voldaan. [verdachte] wordt immers veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam en waar meer dan vier jaren gevangenisstraf op staat. Gelet op de problematiek waar zij mee kampt, is de kans aanwezig dat het risico op recidive na verloop van de proeftijd van de voorwaardelijke detentieperiode nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. De rechtbank is daarom van oordeel dat er een noodzaak bestaat om [verdachte] langdurig onder toezicht te stellen teneinde de kans op herhaling van delicten te minimaliseren.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 45.466,67, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 35.466,67 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
Voor wat betreft de materiële schade wordt subsidiair verzocht het gedeelte toe te wijzen dat direct voor toewijzing gereed ligt op grond van de schattingsbevoegheid van de rechtbank, dan wel de behandeling van de vordering aan te houden en tegelijk met de ontnemingsvordering te behandelen.
Meer subsidiair wordt voor wat betreft de materiële schade verzocht aansluiting te zoeken bij vergelijkbare zaken en het in die zaken gehanteerde forfaitaire bedrag van € 100,- per dag aan inkomstenderving.
7.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 45.466,67, waarbij het bedrag aan immateriële schade (€ 10.000,-) hoofdelijk wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering voor wat betreft de materiële schade af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, omdat [verdachte] in de periode in Hoofddorp geen betrokkenheid had bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] in de periode van 2 tot 5 april 2022 geen klanten heeft ontvangen en [slachtoffer 1] in de periode van 1 tot 6 juli 2022 en 30 juli 2022 tot 3 augustus 2022 zelf een groot deel van het verdiende geld heeft opgerookt.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding vormt.
Indien de rechtbank gebruik maakt van de forfaitaire schattingsbevoegdheid voor het vaststellen van de materiële schade, verzoekt de raadsvrouw om het bedrag flink te matigen gelet op de geringe rol van [verdachte] , haar slachtofferschap en de eerdere situaties waarin de benadeelde zich heeft bevonden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schadevergoeding
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde. De gevorderde materiële schadevergoeding betreft gederfde inkomsten, namelijk het geld dat de benadeelde partij heeft verdiend met prostitutiewerk, maar niet heeft ontvangen.
De onderbouwing bij de vordering en het dossier bieden onvoldoende concrete aanknopingspunten, zoals een boekhouding of een betrouwbaar rekeningoverzicht, op basis waarvan de precieze hoogte van de verdiensten kan worden vastgesteld. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid.
In de rechtspraak is inmiddels gangbaar om ten aanzien van de omzet een bedrag van € 200,- per dag te hanteren. [3] Daar moeten vervolgens de (geschatte) kosten vanaf worden gehaald om tot een schadebedrag te komen.
Op basis van het dossier is duidelijk dat er ook kosten zijn gemaakt en dat niet op iedere dag evenveel is gewerkt. De rechtbank is van oordeel dat dit voldoende wordt verdisconteerd wanneer wordt uitgegaan van het meer subsidiair gevorderde bedrag van € 100,- per dag.
De rechtbank gaat gelet op de bewijsmiddelen uit van een periode van 21 dagen in Hoofddorp (8 tot en met 28 augustus 2021) en een periode van 15,5 dag in Den Haag (2 april tot en met 4 april 2022; 4 dagen, 1 juli 2022 tot en met 6 juli 2022; 6 dagen, 30 juli 2022 tot en met 3 augustus 2022; 5 dagen en 30 september 2022 tot en met 1 oktober 2022; een halve dag). De rechtbank zal een totale periode van 36,5 dag hanteren.
De rechtbank begroot de materiële schade daarmee op € 3.650,-.
Het bestaan van de gestelde schade boven het toe te wijzen bedrag is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, zodat [slachtoffer 1] op dit punt niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde. De grondslag voor toekenning van deze schade is gelegen in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, te weten aantasting in de persoon op andere wijze. In het geval van de benadeelde partij gaat het om een uitbuitingssituatie waarin zij seksuele diensten heeft verricht. Het gaat daarmee om een vergaande schending van haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van deze normschending met zich dat de gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 10.000,- redelijk en zal het verzoek om immateriële schade daarom geheel toewijzen.
De rechtbank zal bepalen dat [verdachte] en de mededaders [medeverdachte 1] en [naam 3] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de immateriële schade. Daarbij geldt dat [verdachte] , voor zover een van de mededaders een bedrag aan [slachtoffer 1] heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding niet meer aan [slachtoffer 1] hoeft te betalen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 6 maart 2022 en zal [verdachte] tevens veroordelen in de proceskosten.
Tot slot zal de rechtbank aan [verdachte] de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurd verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan [verdachte] toebehoort en met behulp van dit voorwerp de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van [verdachte] .

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38z, 47, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid, onder 1, 4, 6 en 9 omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid, onder 1, 4, 6 en 9 omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en is voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld;
verklaart niet bewezen hetgeen aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en [verdachte] daarvoor strafbaar;
veroordeelt [verdachte] tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
29 (negenentwintig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (tien) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat [verdachte] zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat [verdachte] :
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
• [verdachte] meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
• [verdachte] laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
• [verdachte] houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om [verdachte] te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
• [verdachte] helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
• [verdachte] werkt mee aan huisbezoeken.
• [verdachte] geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
• [verdachte] vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
• [verdachte] werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met haar, als dat van belang is voor het toezicht.
- meewerkt aan een time-out. Als de reclassering dat nodig vindt en [verdachte] daarmee instemt, kan [verdachte] voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of [verdachte] deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
- niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden
gaat zonder toestemming van de reclassering.
- zich laat opnemen in [zorginstelling] te [plaats 2] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de zorginstelling en de reclassering dat nodig vinden. [verdachte] houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt [verdachte] mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. [verdachte] houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- verblijft in een begeleide woonvorm en/of maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. [verdachte] houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak [verdachte] wordt gecontroleerd;
- geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak [verdachte] wordt gecontroleerd;
- zich inzet voor het realiseren en behouden van een passende- en door de reclassering
goedgekeurde structurele dagbesteding;
- de reclassering openheid geeft over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten uit haar (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van haar (sociale) netwerk;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het – op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van [verdachte] met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
legt aan [verdachte] op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als
bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] deels (voor wat betreft het bedrag aan immateriële schade hoofdelijk) toe tot een bedrag van € 13.650,- bestaande uit
€ 3.650,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade en veroordeelt [verdachte] om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 maart 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt [verdachte] tevens hoofdelijk in de proceskosten van [slachtoffer 1] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 13.650,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 maart 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als [verdachte] niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op haar kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 103 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat [verdachte] niet van haar betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding voor wat betreft het bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade deels of geheel aan [slachtoffer 1] heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, [verdachte] niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als [verdachte] de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan [slachtoffer 1] heeft betaald, [verdachte] niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als [verdachte] het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, [verdachte] niet verplicht is om dat deel aan [slachtoffer 1] te betalen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1. STK Telefoontoestel Omschrijving: DHRCC22013_759034, Zwart, merk: Samsung.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. N. de Jong en A. Copier, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
2.Gerechtshof Amsterdam 8 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5236.
3.Zie onder meer de uitspraken met deze vindplaatsen: ECLI:NL:GHDHA:2018:1710 en ECLI:NL:GHSE:2024:262.