3.6.2Deelonderzoek Bosoehoe; [slachtoffer 1] (feit 1)
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] . Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer 1] door [verdachte] werd uitgebuit. [slachtoffer 1] heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, gaat het met name om misbruik van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] op [slachtoffer 1] hadden. Dit heeft erin geresulteerd dat [verdachte] zich ten koste van [slachtoffer 1] heeft bevoordeeld. Anders dan de officieren van justitie hebben beargumenteerd, staat voor de rechtbank onvoldoende vast dat [verdachte] [slachtoffer 1] ook heeft gedwongen tot prostitutie door geweld of door dreiging met geweld. Ook dat wordt hieronder nader toegelicht.
Misbruik van kwetsbare positie en overwicht
[slachtoffer 1] kampte met zware psychische problemen. Zowel [slachtoffer 1] als haar ex-partner [naam 3] (hierna: [naam 3] ) hebben verklaard dat zij een borderline-stoornis heeft. Uit politieregistraties en de eigen verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat [slachtoffer 1] suïcidale gedachtes had en meerdere betrokkenen verklaren over de stemmingswisselingen en beïnvloedbaarheid van [slachtoffer 1] . Daar komt bij dat [slachtoffer 1] zwaar verslaafd was aan drugs. Zij rookte cocaïne (crack) en kon zonder drugs te gebruiken niet functioneren.
[verdachte] moet zich bewust zijn geweest van deze kwetsbaarheid. [verdachte] heeft meerdere keren verklaard over het drugsgebruik van [slachtoffer 1] (‘een grotere junk dan [slachtoffer 1] bestaat er niet’) en over haar geestestoestand (‘ [bijnaam slachtoffer 1] is een meisje dat ik zielig vond’ en ‘meisje heeft hulp nodig’). Relevant is verder dat [verdachte] zelf verslaafd was aan drugs en wist dat een verslaving aan crack een continue zucht naar het opnieuw gebruiken met zich bracht.
[verdachte] en [medeverdachte 1] hadden overwicht op [slachtoffer 1] . Dat overwicht vloeide naast wat hiervoor is genoemd voort uit het volgende. Hoewel de rechtbank – zoals hierna wordt overwogen – niet bewezen acht dat [verdachte] en [medeverdachte 1] geweld gebruikten tegen [slachtoffer 1] , blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 1] , met wie [verdachte] destijds een relatie had en met wie zij nauw samenwerkte, wel geweld gebruikte tegen anderen, met name mannen. Van betekenis is hierbij dat algemeen bekend was dat [medeverdachte 1] een voormalig kickbokser is die op hoog niveau heeft gevochten.
[verdachte] was op de hoogte van het door [medeverdachte 1] gebruikte geweld (‘want hij deed inderdaad veel mensen slaan, hij was heel intimiderend, dat was die’) en zij wist tevens dat anderen bang waren voor [medeverdachte 1] ; zij was zelf ook bang voor hem.
In het dossier worden verder meerdere incidenten beschreven die bijdragen aan het overwicht dat [verdachte] had op [slachtoffer 1] . Het gaat dan om het feit dat [verdachte] en haar mededader(s) de beschikking hadden over het rijbewijs van [slachtoffer 1] , haar identiteitskaart en haar hond(en). Dat [verdachte] en [medeverdachte 1] hierover de beschikking hadden, volgt niet alleen uit de verklaring van [slachtoffer 1] . Het rijbewijs van [slachtoffer 1] is aangetroffen bij de insluitingsfouillering van [verdachte] . Foto’s van het rijbewijs en het identiteitsbewijs van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen op een onder [verdachte] in beslag genomen telefoon. Ook is met een Snapchat-account dat gekoppeld kan worden aan [verdachte] geprobeerd een advertentie te uploaden, waarin de ‘hond van [bijnaam slachtoffer 1] ’ de koop werd aangeboden. In een videobestand, waarin [verdachte] , [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] te horen zijn, zegt [verdachte] dat zij weet waar de hond is en dat deze nog leeft, maar dat zij niet gaat zeggen waar de hond is. Naar het oordeel van de rechtbank draagt de beschikkingsmacht over persoonlijke documenten, persoonlijke informatie en huisdieren die [slachtoffer 1] dierbaar zijn, bij aan het overwicht dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op [slachtoffer 1] hadden.
In dit verband is tot slot van belang dat de verdachten veel (seksueel) beeldmateriaal van [slachtoffer 1] hadden. De beschikking over dergelijke filmpjes draagt uiteraard bij aan overwicht op [slachtoffer 1] . Anders dan de officieren van justitie naar voren hebben gebracht, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat zou zijn gedreigd dit beeldmateriaal te verspreiden. Er zijn geen verklaringen of berichten die duidelijk maken dat [verdachte] of [medeverdachte 1] beeldmateriaal naar tv-zenders en -programma’s wilde sturen. Dat er regelmatig werd verwezen naar het televisieverleden van [slachtoffer 1] , maakt dat niet anders.
- Hoofddorp zomer 2021
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van de ten laste gelegde misleiding van [slachtoffer 1] ten aanzien van de periode in (aanloop naar) Hoofddorp. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [naam 4] (hierna: [naam 4] ), kan worden opgemaakt dat [verdachte] ongeveer een week na [slachtoffer 1] , [medeverdachte 1] , [naam 4] en [naam 3] , naar Hoofddorp toe is gegaan. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat [verdachte] [slachtoffer 1] in die periode heeft misleid.
- Den Haag juli 2022
De rechtbank acht wel bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft misleid in juli 2022. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [verdachte] aan haar hadden gevraagd of zij naar hun woning wilde komen om uit te praten wat eerder was voorgevallen. Ter plaatse werd echter op haar ingepraat en werd [slachtoffer 1] verteld dat [medeverdachte 1] schulden had. Aan [slachtoffer 1] werd gevraagd of zij niet van voor af aan wilde beginnen om verloren tijd en geld in te halen. In de woning werden aan [slachtoffer 1] ook drugs verstrekt en werden beelden van haar opgenomen om op een sekssite te zetten.
Deze verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat er in juli 2022 opnames zijn gemaakt van [slachtoffer 1] en dat er naar tientallen contacten berichten zijn gestuurd, waarin stond dat seks met ‘ [bijnaam slachtoffer 1] ’ mogelijk was. Ook strookt de werkwijze met overige bevindingen in het dossier: in november 2022 hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] ook contact gezocht met [slachtoffer 1] met de vraag of zij naar hun woning wilde komen met het kennelijke doel om weer geld te verdienen met sekswerk.
Vrijspraak geweld en dreiging met geweld
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft gedwongen of bewogen sekswerk te verrichten door gebruik te maken van geweld of dreiging met geweld.
Ten aanzien van geweld door [verdachte] heeft [slachtoffer 1] verklaard te zijn geslagen met een ploertendoder. Ook gaf [verdachte] haar volgens [slachtoffer 1] in de [straatnaam 1] een keer een duw om te bewerkstelligen dat zij de deur open zou gaan doen voor een klant.
[verdachte] heeft deze voorvallen stellig en consistent betwist.
Voor de verklaringen van [slachtoffer 1] ziet de rechtbank onvoldoende steunbewijs. [verdachte] ontkent het gebruik van geweld tegen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] heeft niet verklaard omtrent geweld van [verdachte] tegen [slachtoffer 1] . Het feit dat [verdachte] heeft bekend dat zij [slachtoffer 2] een klap heeft gegeven en dat zij in tapgesprekken agressief overkwam, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de dwangmiddelen ‘geweld’ en ‘dreiging met geweld’ tegen [slachtoffer 1] .
(Oogmerk van) uitbuiting
De positie van [slachtoffer 1] was niet die van een mondige prostituee, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij geconfronteerd werd met klanten met wie zonder haar medeweten vergaande seksuele handelingen waren besproken. Deze verklaring vindt meer dan voldoende steun in het dossier. In de seksadvertenties die voor [slachtoffer 1] werden gemaakt, werden deze vergaande seksuele handelingen aangeboden. [verdachte] was ervan op de hoogte dat [medeverdachte 1] deze handelingen als mogelijkheden in de advertenties presenteerde om zoveel mogelijk klanten te lokken. De rechtbank kan niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat [slachtoffer 1] vervolgens daadwerkelijk deze extreme seksuele handelingen moest verrichten. Daarbij weegt de rechtbank mee dat andere betrokkenen die sekswerk hebben verricht, verklaren dat ze die handelingen uiteindelijk niet deden, ook al vroeg de klant daar om. Het gaat om verklaringen van zowel [naam 4] , [slachtoffer 2] als [verdachte] (in haar hoedanigheid van aangeefster in een ander dossier). Het staat echter wel vast dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] aan vergaande verwachtingen van klanten – met nare situaties tot gevolg – heeft blootgesteld.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat de hygiënische omstandigheden slecht waren. [slachtoffer 1] heeft verklaard over een ‘ranzige’ omgeving met ongedierte. Deze verklaring wordt ondersteund door bevindingen in het dossier. Bij de prostitutiecontrole van augustus 2021 in Hoofddorp lagen uitwerpselen op de vloer van de woning. Toen [slachtoffer 1] in augustus 2022 werd aangetroffen in de [straatnaam 1] , de woning van [verdachte] , constateerden de verbalisanten dat sprake was van een zwaar vervuilde woning met rommel, etensresten en peuken. [slachtoffer 1] liep op blote voeten op een zwaar vervuilde vloer waar hondendrollen lagen. [slachtoffer 1] droeg een blonde pruik die vol met klitten zat en een deel van haar nepnagels was afgebroken.
De rechtbank stelt verder op basis van het dossier vast dat [slachtoffer 1] , terwijl zij dat niet wilde, veel en lang moest werken.
De verklaringen van [slachtoffer 1] vinden steun in de verklaringen van [naam 4] . Zij heeft verklaard dat alle klanten voor [slachtoffer 1] kwamen, [slachtoffer 1] non-stop werkte, helemaal op was en een zenuwinzinking kreeg. Hoewel [slachtoffer 1] volgens [naam 4] op sommige momenten het werk leek te willen doen, was het op andere momenten heel duidelijk dat dat niet het geval was. [slachtoffer 1] werd op die momenten emotioneel en gaf aan niet meer door te willen gaan. Ondersteunend voor de verklaringen van [slachtoffer 1] zijn verder de reeds benoemde videobeelden die zijn aangetroffen. Het gaat om meer dan 20 pogingen die [verdachte] heeft moeten ondernemen om een filmpje op te nemen met [slachtoffer 1] ; ten aanzien van deze beelden is geverbaliseerd dat [slachtoffer 1] warrig en vermoeiend overkomt. Zij komt niet uit haar woorden. Dat onder die omstandigheden toch werd geprobeerd om beeldopnames te maken, is veelzeggend en illustratief voor het overschrijden van de grenzen van [slachtoffer 1] . Verder is op basis van het dossier aannemelijk dat aan televisieoptredens van [slachtoffer 1] (als ‘ [bijnaam slachtoffer 1] ’) werd gerefereerd om zoveel mogelijk klanten te werven.
Tot slot staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] niet de beschikking had over haar verdiensten. De klanten betaalden voor sekswerk, maar het geld werd afgestaan aan met name [medeverdachte 1] . Als [medeverdachte 1] er niet was, werd het geld afgestaan aan [verdachte] . [slachtoffer 1] kreeg het geld daarna niet, zodat zij niet zelf kon bepalen wat zij met het door haar verdiende geld deed.
Op basis van al hetgeen hierboven is overwogen, kan worden vastgesteld dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Het oogmerk van uitbuiting kan onder die omstandigheden worden verondersteld.
Voordeel trekken
Zoals hiervoor is overwogen, stond [slachtoffer 1] het geld dat een klant aan haar betaalde af aan [medeverdachte 1] en soms ook aan [verdachte] . Dat dit een juiste voorstelling van zaken was, wordt onder meer bevestigd door een bericht van 11 juli 2022, waarin [slachtoffer 1] aan [medeverdachte 1] laat weten dat zij wel wat aan het werk wil overhouden en niet steeds met lege handen de deur uit wil gaan. Daarmee beschikte [medeverdachte 1] over het geld dat werd verdiend.
Met het door [slachtoffer 1] verdiende geld werd door [medeverdachte 1] drugs gekocht. Deze drugs werden vervolgens onder meer door [verdachte] gebruikt.
Handelingen
De rechtbank acht ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft geworven, overgebracht en gehuisvest.
De rechtbank overweegt tot slot dat tijdens het proces naar voren is gekomen dat [slachtoffer 1] (ook) uit eigen beweging naar [verdachte] is gegaan.
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat voor het bewijs van misbruik in de zin van artikel 273f Sr geen verdergaand initiatief en actief handelen van de verdachte is vereist dan tot uitdrukking is gebracht in de termen die in de wet staan en hiervoor zijn genoemd (in dit geval: werven, overbrengen en huisvesten). Ook heeft de Hoge Raad overwogen dat niet is vereist dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan en ook is niet vereist dat het slachtoffer door de verdachte in die uitbuitingssituatie is gebracht.
Nog daargelaten dat het initiatief op basis van het dossier wel degelijk meerdere keren bij [medeverdachte 1] en [verdachte] lag door contact met [slachtoffer 1] op te nemen, staat het bestaan van de omgekeerde situatie, waarbij [slachtoffer 1] het initiatief heeft genomen, niet in de weg aan een bewezenverklaring. En dat [slachtoffer 1] het werk óók vrijwillig heeft gedaan, wil vanzelfsprekend niet zeggen dat dit steeds het geval is geweest. Dat dit niet zo was, blijkt genoegzaam uit het dossier.
Het vorenstaande, aangaande het initiatief en de vrijwilligheid aan de zijde van [slachtoffer 1] , staat dus niet in de weg aan een bewezenverklaring. Uiteraard betrekt de rechtbank de bevindingen wel bij de strafmaat.
Medeplegen
Het verweer van de verdediging inhoudende dat [verdachte] niet kan worden gezien als medepleger, verwerpt de rechtbank.
[verdachte] is meerdere dagen in Hoofddorp geweest. Buiten de klant die zij daar zelf heeft gehad, heeft zij zich tevens actief bezig gehouden met het bevorderen van het sekswerk door [slachtoffer 1] door telefonisch contact te onderhouden met klanten.
[verdachte] heeft na de periode Hoofddorp ook in Den Haag uitvoeringshandelingen ten aanzien van door [slachtoffer 1] te verrichten sekswerk verricht, door het hebben van klantcontact en het in ontvangst nemen van het verdiende geld indien [medeverdachte 1] niet in staat was het geld in ontvangst te nemen. Zowel in Hoofddorp als in Den Haag heeft [verdachte] meegedaan met het oproken van de buit, die door [medeverdachte 1] werd ingekocht met het door [slachtoffer 1] verdiende geld.
Door te handelen als hiervoor omschreven heeft [verdachte] nauw en bewust met [medeverdachte 1] en anderen samengewerkt om het sekswerk door [slachtoffer 1] en daarmee de inkomsten te bevorderen.
Periode
Voor wat betreft de periode waarin [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank gaat op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij na haar verjaardag (die valt op 28 juli) met [naam 3] naar de [straatnaam 2] ging en op basis van het bericht van [medeverdachte 1] naar ‘ [bijnaam 1] ’ van 1 augustus 2021, waarin [medeverdachte 1] aangeeft dat [slachtoffer 1] in Hoofddorp zit, uit van 1 augustus 2021 als beginmoment. Ongeveer een week hierna is [verdachte] in Hoofddorp gearriveerd. Voor wat betreft het einde van de bewezen verklaarde periode gaat de rechtbank uit van 12 augustus 2022, zijnde de datum waarop de in de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen verificatiefoto van [slachtoffer 1] met een krant in haar handen, is gemaakt. De rechtbank gaat er op basis van de bewijsmiddelen van uit dat [verdachte] niet gedurende de gehele periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 augustus 2022 zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 1] en zal dit gegeven meenemen in de straftoemeting.
3.6.3Deelonderzoek Havikuil; [slachtoffer 2] (feit 2)
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] . Op basis van de bewijsmiddelen, en anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] rol bij het door [slachtoffer 2] verrichte sekswerk zodanig is geweest dat zij kan worden aangemerkt als medepleger van de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, gaat het om misbruik van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer 2] en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer 2] had. Dit heeft erin geresulteerd dat [verdachte] en haar medeverdachten zich ten koste van [slachtoffer 2] hebben bevoordeeld. De rechtbank acht ook bewezen dat sprake is geweest van geweld en dreiging met geweld door [verdachte] . Ook dat wordt hieronder nader toegelicht.
Dwangmiddelen
Misbruik van kwetsbare positie
Uit het dossier komt [slachtoffer 2] naar voren als een kwetsbare vrouw. Zo blijkt uit politiemutaties dat zij in de jaren voorafgaand aan 2021 in instellingen heeft verbleven vanwege haar beperkte verstandelijke vermogens en behandelingen heeft ondergaan vanwege haar verslavingsproblematiek. Er waren zorgen over haar drugsgebruik, haar omgang met mannen en haar beïnvloedbaarheid.
Dat [verdachte] wetenschap had van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 2] verkeerde, blijkt uit haar verklaring dat [slachtoffer 2] heel erg verslaafd was en echt ziek werd als zij geen bruin (de rechtbank begrijp: heroïne) nam en dat dat ‘hartverscheurend was om te zien’. Ook verklaart [verdachte] dat zij [slachtoffer 2] bij [medeverdachte 1] in de [straatnaam 2] heeft gezien toen zij nog met [naam 5] (hierna: [naam 5] ) was en dat zij daar dingen, zoals een horloge, kwamen ruilen voor drugs. Haar eerste indruk van [slachtoffer 2] was dat zij een ‘halftamme’ was die een beetje bangig overkwam, aldus [verdachte] .
Door haar betrokkenheid bij het sekswerk van [slachtoffer 2] (waaronder het ter beschikking stellen van haar woning) heeft [verdachte] misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 2] . Zij wist dat de zwaar verslaafde [slachtoffer 2] drugs nodig had en geen geld had om dat zelf te kopen. [verdachte] heeft eraan meegewerkt dat [slachtoffer 2] sekswerk heeft verricht in ruil voor drugs en onderdak. Dat [slachtoffer 2] medio 2022 zelf heeft besloten om, samen met haar toenmalige partner [naam 6] (hierna: [naam 6] ), terug te gaan naar de [straatnaam 2] , maakt dat niet anders. Zoals volgt uit de verklaring van [naam 6] was dat besluit ingegeven door de afhankelijkheid van heroïne (‘We waren ziek van de bruin, omdat we die niet hadden. Toen zei [slachtoffer 2] dat we naar [naam 6] toe konden gaan. Ze zei dat hij sowieso drugs heeft. Als je ziek bent, dan wil je gebruiken.’) en het gebrek aan woonruimte. [slachtoffer 2] heeft deze verklaring bevestigd in het getuigenverhoor van 19 maart 2025.
Misbruik van overwichtDaarnaast had [verdachte] overwicht op [slachtoffer 2] . Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] blijkt dat zij zich op momenten geïntimideerd voelde door [verdachte] . Ook [verdachte] zelf verklaart dat ‘ [slachtoffer 2] geen partij voor haar was’ en [naam 6] bevestigt dat [slachtoffer 2] bang was voor [verdachte] . Hij verklaart dat het leek of [verdachte] stemmingswisselingen had omdat zij de ene keer heel relaxt tegen [slachtoffer 2] deed en het volgende moment, als [slachtoffer 2] volgens [verdachte] een trekje van haar had genomen, ‘was het boem’. Dat [verdachte] wisselend gedrag vertoonde, wordt bevestigd door [medeverdachte 1] en volgt ook uit het verderop te bespreken onderzoek naar de geestesgesteldheid van [verdachte] .
Uit het dossier volgt bovendien dat [verdachte] in de tenlastegelegde periode een relatie had met [medeverdachte 1] . [slachtoffer 2] benoemt dit meerdere keren in haar verhoren en heeft het regelmatig over ‘ [naam 6] en [verdachte]’, waaruit kan worden afgeleid dat zij [verdachte] en [medeverdachte 1] op momenten als een eenheid zag. Zo verklaart [verdachte] dat ook zelf (‘ [slachtoffer 2] dacht natuurlijk ook dat ik samen met hem was’). [medeverdachte 1] komt in het dossier naar voren als een agressieve en intimiderende man. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat dit gedrag van [medeverdachte 1] vanwege de relatie met [verdachte] op [verdachte] ‘afstraalde’ en ook op die manier overwicht creëerde van [verdachte] op [slachtoffer 2] .
Dat [verdachte] en de medeverdachten misbruik hebben gemaakt van hun overwicht op [slachtoffer 2] door een sfeer van angst en intimidatie te creëren, hetgeen dienstig was aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] , staat naar het oordeel van de rechtbank vast.
Geweld en dreiging met geweldHet dossier bevat voorts voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het gebruik van geweld door [verdachte] . [slachtoffer 2] heeft zelf verklaard dat [verdachte] haar sloeg en aan haar haren trok. Ook [naam 6] verklaart daarover en voorts bevestigt ook [verdachte] zelf dat zij [slachtoffer 2] een keer ‘een verschrikkelijke klap’ heeft gegeven en ‘een gooi’.
Ook volgt uit het dossier dat [verdachte] dreigde met het gebruik van geweld. Zo heeft [naam 5] verklaard over een incident waarbij [slachtoffer 2] was weggelopen van [medeverdachte 1] en [verdachte] en bij [naam 5] terecht kwam. Vervolgens gingen [medeverdachte 1] en [verdachte] haar zoeken. [naam 5] verklaart dat [verdachte] toen tegen [slachtoffer 2] zei dat zij ‘een paar goede klappen’ zou krijgen als zij niet mee zou gaan. Ook [naam 6] heeft over dit incident en de gewelddadige sfeer verklaard.
De verdediging heeft ten aanzien van het gebruik van geweld door [verdachte] benadrukt dat dit niet is gebeurd in relatie tot de prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank overweegt dat het geweld en de dreiging met geweld plaatsvonden terwijl [slachtoffer 2] zich in een uitbuitingssituatie bevond. Het geweld en de dreiging met geweld kunnen daarvan niet los worden gezien. Zo droeg de hiervoor aangehaalde dreiging met geweld, indien [slachtoffer 2] niet met [medeverdachte 1] en [verdachte] mee zou gaan, eraan bij dat [slachtoffer 2] zich moeilijk van [medeverdachte 1] en [verdachte] – en daarmee de uitbuitingssituatie – kon onttrekken. Wel constateert de rechtbank dat het door de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) uitgeoefende geweld jegens [slachtoffer 2] frequenter en gewelddadiger van aard was en meer op zichzelf stond. De rechtbank zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
Vrijspraak overige dwangmiddelenDe rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het ten laste gelegde misleiden van [slachtoffer 2] met als doel haar sekswerk te laten verrichten. De verklaringen van [slachtoffer 2] daarover zien op [medeverdachte 1] en betreffen een periode waarin [verdachte] niet aanwezig was in de [straatnaam 2] .
Van de in de tenlastelegging opgenomen dwangmiddelen afpersing en fraude zal de rechtbank [verdachte] , conform de standpunten van de officieren van justitie en de verdediging, eveneens vrijspreken, omdat er geen aanwijzingen zijn dat deze dwangmiddelen door [verdachte] en haar medeverdachten zijn ingezet.
(Oogmerk van) uitbuiting
Ook ten aanzien van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat haar positie niet die van een mondige prostituee was, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
Zo heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij altijd moest werken, ook als zij een dag niet wilde of ongesteld was. Dit laatste wordt ondersteund door een geluidsfragment van een klantcontact dat is aangetroffen op de onder [slachtoffer 2] in beslag genomen telefoon. In het fragment zegt [slachtoffer 2] tegen een klant dat zij ongesteld is, waarna de klant niet meer verder wil. Verderop in het fragment is te horen dat [verdachte] aan [slachtoffer 2] vraagt waarom zij tegen de klant heeft gezegd dat zij ongesteld is en dat zij toch ‘een spons in moet doen’. Dat [slachtoffer 2] niet altijd wilde werken, blijkt ook uit het feit dat zij meerdere keren heeft verklaard dat zij snel haar werk wilde doen, om – zo begrijpt de rechtbank – ervan af te zijn: ‘Zo snel mogelijk mijn werk doen, zo snel mogelijk en dan sodemieter op’.
[slachtoffer 2] heeft ook verklaard dat zij bepaalde seksuele handelingen niet wilde verrichten, zoals seks zonder condoom, maar daar wel mee werd geadverteerd. Dit wordt ondersteund door de advertenties van ‘ [bijnaam 2] ’ en ‘ [bijnaam 3] ’, namen waaronder [slachtoffer 2] heeft gewerkt, op de sekssite Kinky.nl. In die advertenties wordt met veel verschillende (extreme) seksuele handelingen geadverteerd, waaronder seks zonder condoom. In verschillende op de telefoon van [slachtoffer 2] aangetroffen geluidsfragmenten van klantcontacten is te horen dat [slachtoffer 2] aangeeft geen seks zonder condoom te willen. In één van de geluidsfragmenten zegt de klant, nadat [slachtoffer 2] dit heeft gemeld, dat in de advertentie staat dat ‘alles zonder’ is, waarop [slachtoffer 2] antwoordt dat ‘dat niet haar advertentie is’. Dat er werd geadverteerd met ongebruikelijk veel mogelijkheden en verschillende seksuele handelingen, blijkt wel uit een verklaring van een klant over de advertentie waar hij op had gereageerd: ‘Er waren best wel veel extra diensten die andere prostituees niet doen. Je kon bijna alles’.
Ook blijkt uit het dossier dat afspraken voor [slachtoffer 2] werden geregeld met klanten en zonder dat [slachtoffer 2] daarin werd gekend. Treffend in dit verband is de verklaring van [slachtoffer 2] tijdens een thuiswerkcontrole van het Haags Economisch Interventieteam (HEIT) op 28 mei 2022 in de woning van [verdachte] aan de [straatnaam 1] , waar [slachtoffer 2] op dat moment aanwezig was. Zij verklaart dat zij onder de advertentie van ‘ [bijnaam 2] ’ in de prostitutie werkt, dat zij niets weet van een afspraak die zojuist is gemaakt voor ‘ [bijnaam 2] ’ (door het HEIT) en dat anderen de afspraken voor haar maken. De telefoon waarmee de afspraak door het HEIT was gemaakt, werd vervolgens aangetroffen bij [verdachte] , die zich ook in de woning bevond.
Net als bij [slachtoffer 1] kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat [slachtoffer 2] daadwerkelijk seks zonder condoom of andere door haar niet gewilde seksuele handelingen moest verrichten. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] , maar ook die van [naam 4] en [verdachte] (in haar hoedanigheid als aangeefster in een ander dossier), blijkt namelijk dat ze die handelingen uiteindelijk niet deden, ook al vroeg de klant daar om. Het staat echter wel vast dat [verdachte] en de medeverdachte(n) [slachtoffer 2] aan vergaande verwachtingen van klanten – met nare situaties tot gevolg – hebben blootgesteld.
Hoewel [slachtoffer 2] wisselend heeft verklaard over het aantal klanten dat zij per dag had, blijkt uit haar verklaringen wel dat de frequentie aanzienlijk was, vooral in de weekenden wanneer het druk was. Dit wordt ondersteund door getapte telefoongesprekken in de periode eind september/begin oktober 2021 waaruit blijkt dat er veel klanten voor [slachtoffer 2] waren. Uit die gesprekken, evenals uit de verklaringen van [slachtoffer 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] , blijkt bovendien dat [slachtoffer 2] zowel thuiswerk deed als escorts. Illustratief voor de hoeveelheid werk in die periode is een gesprek op 23 september 2021, waarin [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] zegt dat het echt druk is en de telefoon blijft gaan, waarna [medeverdachte 2] zegt dat er een klant is voor [slachtoffer 2] . [verdachte] verklaart dat [medeverdachte 1] zoveel mogelijk klanten voor haar en [slachtoffer 2] liet komen en dan viel er altijd wel een af, maar soms stonden ze te wachten voor de deur in een rij, aldus [verdachte] . Dat de bedoeling was dat er veel werd gewerkt, volgt ook wel uit de omstandigheid dat ‘ [bijnaam 2] ’ en ‘ [bijnaam 3] ’ blijkens voornoemde advertenties nagenoeg de hele week beschikbaar waren voor sekswerk.
De rechtbank stelt verder op basis van het dossier vast dat de omstandigheden waaronder [slachtoffer 2] moest werken, slecht waren. Verwezen wordt naar hetgeen over de hygiëne in de verschillende panden is overwogen ten aanzien van [slachtoffer 1] . Met betrekking tot [slachtoffer 2] acht de rechtbank verder van belang dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] zwanger was en een miskraam heeft gehad in de periode dat zij met [naam 6] bij [medeverdachte 1] en [verdachte] op de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] verbleef. [slachtoffer 2] heeft daar zelf over verklaard en in een opgenomen klantcontact is te horen dat zij tijdens een seksafspraak tegen een klant zegt dat hij haar pijn doet en dat zij in verwachting is. Ook [verdachte] verklaart over [slachtoffer 2] die met haar dikke buik nog steeds aan de heroïne zat. Verder is [slachtoffer 2] in die periode op initiatief van Brijder uit de [straatnaam 2] opgehaald en meegegaan voor een beoordeling van haar gezondheid, omdat zij volgens de informatie van Brijder ‘zwanger en verslaafd’ was. Zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] waren op dat moment in de woning aanwezig. Hieruit blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] wisten van de gezondheidssituatie van [slachtoffer 2] , maar ze [slachtoffer 2] toch ondanks die omstandigheden lieten werken. Kennelijk vonden ze de inkomsten die [slachtoffer 2] genereerde belangrijker dan [slachtoffer 2] ’s gezondheid.
Tot slot staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] , net als [slachtoffer 1] , niet zelf kon bepalen wat zij met het door haar verdiende geld deed, maar dat zij haar verdiensten moest afstaan. In de meeste gevallen werd het verdiende geld afgedragen aan [medeverdachte 1] of aan [medeverdachte 2] , maar ook [verdachte] verklaart dat zij geld van [slachtoffer 2] heeft aangenomen en dat prostitutieverdiensten van [slachtoffer 2] op [verdachte] rekening zijn gestort. [slachtoffer 2] ’s verklaringen hierover worden verder ondersteund door de verklaringen van [naam 4] en [slachtoffer 1] , waaruit ook blijkt dat ze het door hen verdiende geld moesten afstaan aan [medeverdachte 1] of, in [slachtoffer 1] ’s geval, een medeverdachte en daar niets van terug zagen behalve in de vorm van drugs.
Op basis van al hetgeen hierboven is overwogen, kan worden vastgesteld dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Het oogmerk van uitbuiting kan onder die omstandigheden worden verondersteld.
Voordeel trekken
Zoals hiervoor is overwogen, stond [slachtoffer 2] het geld dat een klant aan haar betaalde af aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] of [verdachte] . [verdachte] en haar mededaders beschikten daarmee over het geld dat door [slachtoffer 2] werd verdiend. Het geld werd vervolgens met name besteed aan drugs, waar [verdachte] – om te voorzien in haar eigen verslaving – ook van gebruikte. Daarmee heeft [verdachte] ook geprofiteerd van de opbrengst.
Dat [verdachte] en de medeverdachten geld wilden verdienen aan het sekswerk van [slachtoffer 2] , kan bovendien worden afgeleid uit haar handelen zoals hiervoor omschreven (het adverteren met veel verschillende seksuele handelingen, de ruime beschikbaarheid van de prostituees in de advertenties en de rol van [verdachte] bij het klantcontact en het regelen van seksafspraken).
Handelingen
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] [slachtoffer 2] heeft gehuisvest. De rechtbank zal [verdachte] , anders dan de officieren van justitie hebben betoogd, vrijspreken van het ten laste gelegde werven, vervoeren en overbrengen van [slachtoffer 2] , omdat daarvan onvoldoende is gebleken.
De rechtbank overweegt verder dat het dossier ook aanwijzingen bevat dat [slachtoffer 2] (ook) vrijwillig prostitutiewerk verrichtte. Zo lijkt uit sommige getapte telefoongesprekken in de periode eind september/begin oktober 2021 te volgen dat [slachtoffer 2] zich meewerkend opstelt ten aanzien van het verrichten van sekswerk. Ook verklaart [naam 7] dat [slachtoffer 2] het prostitutiewerk bij [medeverdachte 1] thuis vrijwillig deed. Dit staat evenwel niet in de weg aan een bewezenverklaring van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] door [verdachte] . De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover is overwogen met betrekking tot [slachtoffer 1] . Uiteraard betrekt de rechtbank de bevindingen bij de strafmaat.
Periode
De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat de pleegperiode ten aanzien van [verdachte] kan worden beperkt tot de periode van 1 september 2021 tot en met 2 juli 2022. In een onder [verdachte] in beslag genomen telefoon is een chatgesprek aangetroffen van laatstgenoemde datum, waarin door [slachtoffer 2] wordt aangegeven dat zij geen contact meer wil en zij samen met [naam 6] in een kliniek buiten Den Haag zit. Niet gebleken is dat er daarna nog contact is geweest tussen [verdachte] en/of [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van het medeplegen van mensenhandel in de periode van 3 juli 2022 tot en met 25 januari 2023.
Verder overweegt de rechtbank dat in de bewezen verklaarde periode niet voortdurend sprake is geweest van seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] door [verdachte] en de medeverdachte(n). De rechtbank sluit aan bij de door de officieren van justitie genoemde twee uitbuitingsperiodes, waarbij de eerste periode in ieder geval de maand september 2021 (sekswerk vanuit de [straatnaam 2] ) betrof en de tweede periode (sekswerk vanuit de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] ) omstreeks begin april 2022 is begonnen en in ieder geval op 2 juli 2022 eindigde. De rechtbank betrekt de bevindingen met betrekking tot de periode waarin de uitbuiting plaatsvond bij de strafmaat.
Medeplegen
Over het verweer van de verdediging dat [verdachte] niet kan worden gezien als medepleger, overweegt de rechtbank het volgende.
[verdachte] is in de periode medio 2021 tot en met medio 2022 zelf slachtoffer geweest van en seksueel uitgebuit door [medeverdachte 1] . Uit het onderhavige dossier blijkt dat [slachtoffer 2] en [verdachte] op momenten (in september 2021 en in het voorjaar/de zomer van 2022) gelijktijdig als prostituee hebben gewerkt in de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] . Dat maakt hen in zoverre lotgenoten. [slachtoffer 2] benoemt dit ook in haar aangifte (‘zij had een rol net als ik’). Ook blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 2] en [verdachte] op momenten samen optrokken – bijvoorbeeld toen ze samen met gepakt geld achter de rug van [medeverdachte 1] om naar [naam 5] zijn gegaan en het geld hebben ‘opgerookt’ – en verklaart [slachtoffer 2] ook over [verdachte] dat zij een steun was en dat zij soms voor haar opkwam als zij slecht werd behandeld door [medeverdachte 2] .
Dit laat echter onverlet dat [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (voor wat betreft de hiervoor genoemde eerste periode) en met [medeverdachte 1] (voor wat betreft de hiervoor genoemde tweede periode) [slachtoffer 2] seksueel heeft uitgebuit.
Zo was [verdachte] in (een groot deel van) de eerste periode samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig in de woning van [medeverdachte 1] aan de [straatnaam 2] van waaruit [slachtoffer 2] sekswerk verrichtte en was [verdachte] , zoals eerder overwogen, bij de organisatie daarvan nauw betrokken. Uit de tapgesprekken van die periode blijkt dat zij daarbij optrok met [medeverdachte 1] en, in mindere mate, met [medeverdachte 2] . In de tweede periode was [verdachte] met [medeverdachte 1] aanwezig in de woningen aan de [straatnaam 2] en de [straatnaam 1] van waaruit [slachtoffer 2] sekswerk heeft verricht. Ook in die periode heeft [verdachte] meegewerkt aan het mogelijk maken van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2] , door het beschikbaar stellen van haar woning, maar ook door het regelen/faciliteren van seksafspraken.
De rechtbank ziet wel dat de rol van [verdachte] minder prominent is geweest dan die van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank heeft er bovendien oog voor dat het handelen van [verdachte] jegens [slachtoffer 2] deels ingegeven is geweest door de verhoudingen tussen haar en [medeverdachte 1] . De rechtbank zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.