3.6.1De betrouwbaarheid van de verklaringen
[slachtoffer] heeft in de onderhavige zaak ten overstaan van de politie en gedurende meerdere studioverhoren verklaringen afgelegd. De verklaringen die zijn afgelegd, bevatten ontegenzeggelijk inconsistenties. Op punten is wisselend en soms tegenstrijdig ten opzichte van andere verklaringen verklaard. Voor de verklaringen van [naam 5] (hierna: [naam 5] ), een ander slachtoffer in het onderzoek Kuiftok, geldt hetzelfde. Dit roept de vraag op in hoeverre de verklaringen betrouwbaar zijn en gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, strekt het naar het oordeel van de rechtbank te ver om aan deze inconsistenties de conclusie te verbinden dat de verklaringen in hun geheel onbetrouwbaar zijn en van het bewijs moeten worden uitgesloten. Inconsistenties kunnen immers te wijten zijn aan vele factoren, zoals tijdverloop en de feilbaarheid van het menselijk geheugen. In deze zaak speelt verder het drugsgebruik van [slachtoffer] en andere betrokkenen een belangrijke rol, wat ook van invloed kan zijn geweest op de afgelegde verklaringen.
Het gaat uiteindelijk om de totale indruk die de verklaringen maken.
Over de inhoud van de verklaringen overweegt de rechtbank dat hieruit, ook al zijn die verklaringen niet altijd hetzelfde, in samenhang bezien met de rest van het dossier, een duidelijke rode lijn kan worden gedistilleerd. Wat betreft de kern van het verwijt is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen een eenduidig beeld laten zien. Indien de verschillende verklaringen in hun onderling verband worden bekeken, is er geen sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de (kern van de) verklaringen aantasten. Dat laat onverlet dat de rechtbank bij de beoordeling van de verklaringen – en bij de beslissing om die verklaringen, of gedeelten daarvan, voor het bewijs te gebruiken – kritisch beziet in hoeverre die verklaringen steun vinden in het dossier.
De rechtbank is gelet op het vorengaande van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] en [naam 5] – hoewel deze kritisch dienen te worden bekeken – bruikbaar zijn voor het bewijs, waar deze al dan niet gedeeltelijk worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals weergegeven in de bijlage bij dit vonnis.
3.6.2Bewijsoverweging
Inleiding
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer] . Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer] door [verdachte] werd uitgebuit. [slachtoffer] heeft sekswerk verricht onder omstandigheden die een grote inbreuk op haar persoonlijke vrijheid en lichamelijke en geestelijke integriteit betekenden.
Zoals hierna wordt besproken, gaat het om misbruik van de zeer kwetsbare positie van [slachtoffer] en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] op [slachtoffer] had. Dit heeft erin geresulteerd dat [verdachte] zich ten koste van [slachtoffer] heeft bevoordeeld. Anders dan de officieren van justitie hebben beargumenteerd, staat voor de rechtbank onvoldoende vast dat [verdachte] [slachtoffer] heeft misleid of dat hij [slachtoffer] heeft gedwongen tot prostitutie door geweld of door dreiging met geweld. Ook dat wordt hieronder nader toegelicht.
De rechtbank zal eerst bespreken wat volgens [verdachte] zijn rol is geweest in het geheel.
Scenario [verdachte] ongeloofwaardig
[verdachte] heeft verklaard dat hij niets met het prostitutiewerk van [slachtoffer] te maken heeft gehad. Hij heeft in aanvulling daarop verklaard dat hij prostitutiewerk verschrikkelijk vindt.
De gang van zaken in Hoofddorp kwam volgens [verdachte] op het volgende neer. Hij is – op voorstel van [medeverdachte] – samen met [slachtoffer] , met wie hij op dat moment een relatie had, en [naam 5] naar Hoofddorp gegaan voor een weekendje weg. Pas toen ze daar waren, werd hem duidelijk dat [naam 5] prostitutiewerkzaamheden ging verrichten. [slachtoffer] mocht van [verdachte] echter geen sekswerk verrichten; er werd afgesproken dat [slachtoffer] alleen gastvrouw zou zijn voor de klanten van [naam 5] . Met deze rolverdeling ging hij akkoord. [verdachte] had naar eigen zeggen geen zicht op de situatie, omdat de ruimte waarin het sekswerk werd verricht was gescheiden van de ruimte waar hij zelf verbleef. Na drie dagen kreeg [verdachte] door dat er iets niet in de haak was. Snel daarna is hij vertrokken.
Deze verklaring van [verdachte] acht de rechtbank niet geloofwaardig.
In de eerste plaats geldt dat de verklaring van [verdachte] – anders dan door zijn raadsman naar voren is gebracht – niet consistent is geweest. [verdachte] heeft toen hij door de politie voor het eerst werd verhoord over de woning in Hoofddorp tot twee keer toe gezegd dat hij nog nooit in of bij die woning was geweest. Dat zwakt hij later af in die zin dat hij [slachtoffer] daar alleen heeft opgehaald en er dus ‘eigenlijk wel is geweest’. Uit deze verklaringen van [verdachte] maakt de rechtbank op dat hij zijn rol zo klein mogelijk heeft willen houden. Van een eenduidige en consistente verklaring is geen sprake.
In de tweede plaats wordt de verklaring van [verdachte] weersproken door de bewijsmiddelen. Zoals hierna wordt toegelicht, stelt de rechtbank op basis van de verklaringen van zowel [naam 5] als [medeverdachte] vast dat het al vóór aankomst in Hoofddorp duidelijk was dat daar sekswerk zou worden verricht door [slachtoffer] .
In de derde plaats valt niet in te zien hoe het mogelijk is dat [verdachte] niet door heeft gehad dat door zijn vriendin in hetzelfde huis als waar hij ook verbleef continu prostitutiewerkzaamheden werden verricht. Zowel [slachtoffer] als [naam 5] hebben verklaard dat [slachtoffer] vele klanten heeft ontvangen, sterker nog: verreweg de meeste klanten kwamen voor [slachtoffer] . Dat dit allemaal langs [verdachte] heen is gegaan, is naar het oordeel van de rechtbank onaannemelijk.
In de laatste plaats heeft [verdachte] de geloofwaardigheid van zijn verklaring kracht bij willen zetten door te herhalen dat hij principieel tegen prostitutiewerkzaamheden is. Dit staat echter haaks op de verklaring van [naam 6] jr. (de zoon van [medeverdachte] ) die heeft verklaard te hebben vernomen van [naam 7] dat [verdachte] haar heeft rondgereden als prostituee. Ook laten de door [verdachte] gestelde principiële bezwaren zich niet rijmen met de omstandigheid dat hij zijn vriendin, [slachtoffer] , als gastvrouw zou laten werken ten behoeve van sekswerk door [naam 5] . Als [verdachte] , zoals hij telkens heeft gesteld, werkelijk zo tegen prostitutiewerk was, had het voor de hand gelegen om zijn vriendin en zichzelf van de situatie in Hoofddorp te distantiëren. Een geloofwaardige reden of omstandigheid waarom hij dat desondanks niet heeft gedaan, heeft [verdachte] niet naar voren gebracht.
Misbruik kwetsbare positie en overwicht
[slachtoffer] kampte met zware psychische problemen. Zowel [slachtoffer] als [verdachte] hebben verklaard dat zij een borderline-stoornis heeft. Uit politieregistraties en de eigen verklaring van [slachtoffer] blijkt dat [slachtoffer] suïcidale gedachtes had. Daar komt bij dat [slachtoffer] zwaar verslaafd was aan drugs. Ze rookte cocaïne (crack) en kon zonder drugs te gebruiken niet functioneren.
[verdachte] was ook op de hoogte van de kwetsbare positie van [slachtoffer] . Hij heeft met zoveel woorden verklaard dat [slachtoffer] een ‘kwetsbaar meisje’ is, met stemmingswisselingen. Ook heeft hij verklaard over haar drugsgebruik (‘op een gegeven moment ging zij toch weer aan de drugs’) en de medicijnen die zij nodig had (‘tegen psychoses en zelfmoordneigingen’).
Ten aanzien van het sekswerk door [slachtoffer] heeft [naam 5] verklaard dat wanneer [slachtoffer] niet meer wilde werken, [medeverdachte] haar drugs aanbood in plaats van haar serieus te nemen (‘ah joh, neem nog een trekje’). Zowel [medeverdachte] als [verdachte] moedigden [slachtoffer] in dat geval aan. [naam 5] verklaarde tevens dat het krijgen van drugs door [medeverdachte] afhankelijk werd gesteld van het verrichten van sekswerk (‘maar jij hebt nog niets verdiend vandaag’). Hoe meer klanten er werden ontvangen, hoe meer drugs je kreeg, aldus [naam 5] . De drugs en de verslaving daaraan werden dus gebruikt als een instrument om [slachtoffer] (meer) te laten werken. [verdachte] wist dit. Over [medeverdachte] heeft hij verklaard dat hij op een sluwe manier vrouwen voor zich liet werken (‘hij voert kwetsbare meisjes drugs en laat ze dan de hoer spelen’ en ‘hij bedwelmde ze’).
De rechtbank kan niet vaststellen dat [slachtoffer] bang was voor [verdachte] en dat [verdachte] op die manier overwicht had op [slachtoffer] . [naam 5] , die tegelijk met [slachtoffer] en [verdachte] in Hoofddorp was, heeft verklaard dat zij zelf niet bang was voor [verdachte] en dat zij – wat betreft [verdachte] – ook geen angst zag bij [slachtoffer] . [verdachte] was volgens [naam 5] begripvol en respectvol. De officieren van justitie hebben naar voren gebracht dat meerdere betrokkenen in het dossier melding maken van het verleden van [verdachte] bij een motorclub en een historie met vuurwapens. Deze algemene informatie is in het licht van het voorgaande echter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat angst een rol van betekenis speelde. Omdat uit het voorgaande, met name het beschikbaar stellen van drugs in ruil voor sekswerk, ook al blijkt van overwicht van [verdachte] en [medeverdachte] op [slachtoffer] , acht de rechtbank het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht bewezen.
Vrijspraak misleiding
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van de misleiding van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de veronderstelling was dat zij met [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 5] een weekendje weg zou gaan; zij kwam er vervolgens pas in Hoofddorp achter dat het de bedoeling was dat zij sekswerk zou gaan verrichten.
[medeverdachte] heeft daarentegen verklaard dat al vooraf was besproken dat er in Hoofddorp sekswerk zou worden verricht. Deze verklaring van [medeverdachte] wordt ondersteund door de verklaring van [naam 5] . Volgens [naam 5] was onderweg naar Hoofddorp het regelen van klanten en het verdienen van geld onderwerp van gesprek; [slachtoffer] praatte daarover mee. Ook heeft [naam 5] verklaard dat [slachtoffer] al duidelijk was gemaakt wat de bedoeling was voordat ze vertrokken naar Hoofddorp. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat zij voorafgaand aan het vertrek naar Hoofddorp in de woning van [medeverdachte] aan de [straatnaam] (in Den Haag) is geweest en daar, terwijl zij onder invloed van drugs was, foto’s van haar zijn gemaakt en er een Kinky-account is aangemaakt. De rechtbank is er gelet hierop onvoldoende van overtuigd dat [slachtoffer] is misleid, doordat haar een verkeerde voorstelling van zaken is gegeven.
Vrijspraak geweld en dreiging met geweld
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] [slachtoffer] heeft gedwongen of bewogen sekswerk te verrichten door gebruik te maken van geweld of dreiging met geweld.
[slachtoffer] heeft meerdere keren verklaard dat zij door [medeverdachte] en [verdachte] is mishandeld. Voor de verklaringen van [slachtoffer] ziet de rechtbank echter onvoldoende steunbewijs.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij door [medeverdachte] in Hoofddorp is geslagen. [medeverdachte] heeft dit stellig en consistent betwist. Zij heeft ook gezegd dat ‘de andere twee meiden’ ook werden geslagen. [slachtoffer] noemt de namen niet, maar de rechtbank gaat ervan uit dat hiermee [naam 5] en [naam 2] worden bedoeld. Door [naam 5] en [naam 2] wordt echter verklaard dat er geen geweld tegen hen is gebruikt; ook hebben ze niet verklaard dat ze geweld ten opzichte van [slachtoffer] hebben gezien.
Ook geweld van [verdachte] richting [slachtoffer] kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen. In dit verband is relevant dat [naam 5] specifiek ten aanzien van [verdachte] heeft verklaard dat zij nooit geweld heeft gezien (‘hij sloeg haar niet, hij heeft haar nooit geslagen, dat heb ik niet gezien’).
(Oogmerk van) uitbuiting
De positie van [slachtoffer] was niet die van een mondige prostituee, die zelf bepaalt onder welke omstandigheden zij werkt, welke klanten en handelingen zij wel en niet accepteert en die zelf de beschikking heeft over haar verdiensten.
Uit het dossier blijkt dat de hygiënische omstandigheden slecht waren. [slachtoffer] heeft verklaard over een ‘ranzige’ omgeving met ongedierte. Deze verklaring wordt ondersteund door bevindingen in het dossier. Bij de prostitutiecontrole van augustus 2021 in Hoofddorp lagen uitwerpselen op de vloer van de woning.
De rechtbank stelt verder op basis van het dossier vast dat [slachtoffer] , terwijl zij dat niet wilde, veel en lang moest werken. De verklaringen van [slachtoffer] vinden steun in de verklaringen van [naam 5] . Zij heeft verklaard dat alle klanten voor [slachtoffer] kwamen, [slachtoffer] non-stop werkte, helemaal op was en een zenuwinzinking kreeg. Hoewel [slachtoffer] volgens [naam 5] op sommige momenten het werk leek te willen doen, was het op andere momenten heel duidelijk dat dat niet het geval was. [slachtoffer] werd op die momenten emotioneel en gaf aan niet meer door te willen gaan. [naam 5] heeft verklaard dat [slachtoffer] door [medeverdachte] en [verdachte] werd aangemoedigd om toch door te gaan met werken.
Tot slot staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat [slachtoffer] niet de beschikking had over haar verdiensten. De klanten betaalden voor sekswerk, maar het geld stond zij vervolgens af. [slachtoffer] kreeg het geld ook daarna niet, zodat zij niet zelf kon bepalen wat zij met het door haar verdiende geld deed. Dat [slachtoffer] het geld moest afstaan, vindt ondersteuning in de verklaring van [naam 5] . Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] alleen drugs kreeg en geen geld.
Op basis van al hetgeen hierboven is overwogen, kan worden vastgesteld dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Het oogmerk van uitbuiting kan onder die omstandigheden worden verondersteld.
Voordeel trekken
Dat [verdachte] voordeel heeft genoten, blijkt uit het feit dat [slachtoffer] het door haar verdiende geld af moest staan en dat hier vervolgens drugs van werden gekocht. Deze drugs werden ook gebruikt door [verdachte] , aldus de verklaringen van zowel [slachtoffer] als [naam 5] . Dat [verdachte] in die periode verslaafd was – en dus drugs moest gebruiken – blijkt ook uit zijn eigen verklaring. Het bovenstaande komt erop neer dat [verdachte] in zijn drugsverslaving heeft voorzien ten koste van [slachtoffer] .
Handelingen
De rechtbank acht ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen bewezen dat [verdachte] [slachtoffer] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, en gehuisvest.
Vrijwilligheid en ander prostitutiewerk
De rechtbank overweegt dat tijdens het proces meerdere malen naar voren is gekomen dat [slachtoffer] (ook) vrijwillig prostitutiewerk verrichtte. De rechtbank ziet, zoals is aangevoerd vanuit de verdediging, in het dossier enige steun voor de stelling dat [slachtoffer] ook zelf akkoord ging met sekswerk en dat er momenten zijn geweest waarop [slachtoffer] het sekswerk tot op zekere hoogte vrijwillig verrichtte. Zo heeft [naam 5] over de periode in Hoofddorp verklaard dat [slachtoffer] het werk soms vrijwillig deed. [naam 5] heeft daarover verklaard dat [slachtoffer] wel eens heeft gevraagd ‘waar blijven de klanten dan, heb je nog steeds niks geregeld?’.
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat voor het bewijs van misbruik in de zin van artikel 273f Sr geen verdergaand initiatief en actief handelen van de verdachte is vereist dan tot uitdrukking is gebracht in de termen die in de wet staan en hiervoor zijn genoemd (in dit geval: werven, vervoeren, overbrengen en huisvesten). Ook heeft de Hoge Raad overwogen dat niet is vereist dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan en ook is niet vereist dat het slachtoffer door de verdachte in die uitbuitingssituatie is gebracht. En dat [slachtoffer] het werk óók vrijwillig heeft gedaan, wil vanzelfsprekend niet zeggen dat dit steeds het geval is geweest. Dat dit niet zo was, blijkt genoegzaam uit het dossier.
Eveneens is ter terechtzitting geregeld benoemd dat [slachtoffer] vaker prostitutiewerk verricht(te). In dat kader is vaak gewezen op videobeelden waarop te zien en te horen is dat [slachtoffer] met [naam 8] op weg is naar een klant. Dat [slachtoffer] ook op andere momenten (voor, na, maar ook tijdens de ten laste gelegde periode) prostitutiewerk heeft verricht, staat aan een bewezenverklaring voor mensenhandel echter niet in de weg. In dat verband wijst de rechtbank op overwegingen van de Hoge Raad, die erop neerkomen dat de omstandigheid dat het slachtoffer al eerder of op andere plaatsen prostitutiewerk heeft verricht, geen aanwijzing hoeft te zijn voor het ontbreken van een uitbuitingssituatie. Dat laatste geldt naar het oordeel van de rechtbank eveneens in het geval van [slachtoffer] .
Het vorenstaande, aangaande de vrijwilligheid aan de zijde van [slachtoffer] , staat dus niet in de weg aan een bewezenverklaring. Uiteraard betrekt de rechtbank de bevindingen wel bij de strafmaat.
[verdachte] als medepleger en periode
[verdachte] en [medeverdachte] zijn op 1 augustus 2021 samen met [slachtoffer] en [naam 5] naar Hoofddorp vertrokken. Ze hebben [slachtoffer] dus samen naar Hoofddorp gebracht. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat op dat moment al duidelijk was dat [slachtoffer] sekswerk ging verrichten. Uit het dossier, en dan met name de verklaringen van [slachtoffer] en [naam 5] , blijkt verder dat het geld aan zowel [verdachte] als [medeverdachte] werd afgestaan en dat, als [slachtoffer] niet wilde werken, [verdachte] en [medeverdachte] haar ertoe bewogen om daar toch mee door te gaan. Tot slot blijkt uit het dossier dat zowel [verdachte] als [medeverdachte] profiteerden van het sekswerk van [slachtoffer] . [verdachte] kon voorzien in zijn drugsverslaving met het door [slachtoffer] verdiende geld. Uit het voorgaande blijkt een voldoende nauwe en bewuste samenwerking om [verdachte] als medepleger te kwalificeren. Dit laat onverlet dat de onderlinge rolverdeling duidelijke verschillen kende. Uit meerdere verklaringen blijkt dat [verdachte] in vergelijking met [medeverdachte] een veel minder grote rol had.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat [verdachte] op 4 augustus 2021 weer is vertrokken uit Hoofddorp en daarna geen rol meer heeft gehad. De bewezenverklaring zal dus worden beperkt tot en met deze datum.