ECLI:NL:RBDHA:2025:6852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
NL25.993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Cyprus in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot psychische gezondheid van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Cyprus verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat er ernstige tekortkomingen zijn in de asiel- en opvangprocedure in Cyprus, en dat zijn psychische gezondheid in gevaar komt bij een overdracht naar Cyprus. De rechtbank heeft de zaak op 17 april 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser lijdt aan ernstige psychische klachten, waaronder suïcidale gedachten, en dat overdracht aan Cyprus een reëel risico op een aanzienlijke verslechtering van zijn gezondheid met zich meebrengt. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende heeft onderzocht of de noodzakelijke zorg in Cyprus beschikbaar is en dat de voorwaarden voor overdracht niet kunnen worden gewaarborgd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt tevens een vergoeding van zijn proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.993

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer],

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Cyprus verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1990 en de Syrische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 13 september 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 21 maart 2024 in Cyprus een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Nederland heeft op grond hiervan op 12 november 2024 een verzoek tot terugname verstuurd aan de Cypriotische autoriteiten. [2] Op 19 november 2024 hebben de Cypriotische autoriteiten het verzoek aanvaard.
3. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert daartoe in zijn beroepsgronden het volgende aan. Ten aanzien van Cyprus zijn er concrete aanwijzingen dat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit het AIDA-rapport van mei 2023 blijkt dat sprake is van tekortkomingen in de asiel- en opvangprocedure. Bovendien bestaat er geen effectieve toegang tot medische en geestelijke gezondheidszorg. In dit kader verwijst eiser naar het AIDA-rapport van 10 juli 2024 en de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 10 oktober 2023 [3] en deze zittingsplaats van 29 mei 2024. [4]
4. Daarnaast leidt overdracht aan Cyprus volgens eiser tot een schending van artikel 4 van het Handvest, gelet op eisers psychische gesteldheid. Eiser lijdt, zo blijkt uit zijn patiëntendossier, aan oorlogstrauma en heeft ernstige psychische klachten hetgeen zich uit in suïcidale gedachten. Uit een e-mail van de POH-GGZ [5] blijkt dat eisers mentale klachten zullen verergeren bij een overdracht aan Cyprus aangezien hij ook in Cyprus getraumatiseerd is. Ook blijkt uit zijn patiëntendossier en een e-mail van Vluchtelingenwerk, met meldingen van het COa [6] en DT&V, [7] dat eisers suïcidale gedachten herhaaldelijk zijn vastgesteld en overdracht aan Cyprus zijn klachten kan verergeren. Het BMA [8] -advies concludeert dat reizen alleen onder strikte voorwaarden mogelijk is, maar uit het AIDA-rapport van 10 juli 2024 blijkt dat die waarborgen in de praktijk niet zijn te garanderen door het ontbreken van effectieve toegang tot geestelijke gezondheidszorg in Cyprus. Gelet op het BMA-advies heeft eiser verzocht om een deskundigenrapport van het iMMo, [9] echter het iMMo heeft aangegeven dat de vraag naar hoe de gezondheidstoestand van iemand zich in de toekomst zou kunnen ontwikkelen, voor medici of psychologen niet te beantwoorden is. Onder deze omstandigheden vormt overdracht aan Cyprus een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van eisers gezondheid in de zin van het arrest C.K., [10] zodat verweerder op grond van artikel 17, van de Dublinverordening gehouden is zijn asielaanvraag in behandeling te nemen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser heeft ter zitting zijn eerste beroepsgrond, inhoudende dat niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Cyprus, ingetrokken naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling [11] van 26 maart 2025. [12] Deze beroepsgrond behoeft daarom geen verdere bespreking.
6. Niet in geschil is dat eiser kampt met psychische klachten en dat hij dagelijks suïcidale gedachten heeft. Er is sprake van een oorlogstrauma ten gevolge van zeer heftige en verdrietige gebeurtenissen in zijn land van herkomst. Volgens de POH GGZ is het de verwachting dat de mentale klachten van eiser toe zullen nemen als hij aan Cyprus wordt overgedragen ook omdat er in Cyprus sprake is geweest van doorgemaakt trauma. Verweerder heeft op basis van de door eiser overgelegde medische documenten advies ingewonnen bij het BMA. Uit het BMA-advies volgt dat eiser in staat is om te reizen, onder de voorwaarde dat hij daarbij zal worden begeleid door een psychiatrische verpleegkundige en dat hij bij aankomst onmiddellijk zal worden overgedragen aan een behandelaar in Cyprus.
7. In het C.K.-arrest heeft het Hof benadrukt dat bij een Dublinoverdracht niet alleen de fysieke overdracht, maar ook de verdere gevolgen voor de gezondheidssituatie van de vreemdeling moeten worden beoordeeld. Daartoe dienen alle objectieve gegevens over de beschikbaarheid en continuïteit van de noodzakelijke zorg in het ontvangende land te worden verzameld en afgewogen. Alleen als die beoordeling uitwijst dat geen reëel risico bestaat op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheid, kan overdracht plaatsvinden. Uit het AIDA-rapport van 10 juli 2024, waar eiser naar verwijst, volgt dat gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg in Cyprus vaak niet of pas na lange wachttijden toegankelijk is. Het BMA heeft zich, conform verweerders werkinstructie, WI 2021/3, alleen uitgelaten over de reisgeschiktheid en randvoorwaarden bij overdracht en heeft niet beoordeeld of er sprake is van een onomkeerbare achteruitgang van de medische gezondheid van een vreemdeling.
8. Verweerder heeft niet onderzocht of de in het BMA-advies geformuleerde voorwaarden – begeleiding door een psychiatrische verpleegkundige tijdens de reis en directe overdracht aan een behandelaar – in de praktijk haalbaar zijn. Verweerder heeft nagelaten bij de Cypriotische autoriteiten of lokale zorginstellingen na te vragen of direct een psychiater of klinische behandeling beschikbaar is voor eiser na zijn overdracht. Op zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat DT&V gewoonlijk pas voor de feitelijke overdracht onderzoekt of aan de door het BMA gestelde voorwaarden kan worden voldaan en dat de feitelijke overdracht niet zal plaatshebben indien blijkt dat dat niet het geval is. De rechtbank is van oordeel dat, nu uit algemeen beschikbare informatie blijkt dat niet zal kunnen worden voldaan aan de door het BMA gestelde voorwaarden voor overdracht, het overdrachtsbesluit, gelet op de serieuze dreiging van suïcide, niet in stand kan blijven. Door niet te vergewissen of behandeling gelijk na overdracht beschikbaar is, blijft onzeker of aan de reisvoorwaarden kan worden voldaan en of eiser na overdracht aan Cyprus de noodzakelijke zorg zal ontvangen. Er bestaat daarom een risico op een onomkeerbare achteruitgang van eisers medische omstandigheden. Eiser is er dan ook in geslaagd om twijfel te zaaien over een schending van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM als gevolg van een overdracht aan Cyprus, door een beroep te doen op het AIDA-rapport van 10 juli 2024. Deze twijfel heeft verweerder niet weggenomen, aangezien hij niet na het uitbrengen van het BMA-advies bij de Cypriotische autoriteiten is nagegaan of eiser gelijk na overdracht kan worden overgedragen aan een behandelaar. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eiser bij de (hogere) Cypriotische autoriteiten kan klagen, indien de noodzakelijke zorg na overdracht toch niet beschikbaar blijkt. Dit standpunt is echter niet te verenigen met verweerders standpunt dat feitelijk niet zal worden overgedragen indien blijkt dat niet aan de door het BMA gestelde voorwaarden kan worden voldaan. De beroepsgrond slaagt.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt de rechtbank dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (duizend achthonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 23 april 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger-beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hoger-beroepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening).
5.Praktijkondersteuner Huisarts Geestelijke Gezondheidszorg.
6.Centraal Orgaan asielzoekers.
7.Dienst Terugkeer & Vertrek.
8.Bureau Medische Advisering.
9.Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek.
10.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 16 februari 2017 in de zaak C.K. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.
11.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.