ECLI:NL:RBDHA:2025:6859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
NL24.20937
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers op 10 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor eiseres en hun minderjarige zoon. De rechtbank heeft eerder, op 14 februari 2024, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen. Echter, op 15 mei 2024 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder wederom niet tijdig een besluit had genomen. Uiteindelijk heeft verweerder op 25 juli 2024 de aanvragen ingewilligd. Eisers hebben aangegeven bereid te zijn het beroep in te trekken als verweerder de proceskosten en het griffierecht vergoedt.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateert dat verweerder geen besluit heeft genomen binnen de gestelde termijn en dat het beroep van eisers daardoor kennelijk niet-ontvankelijk is. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eisers terecht beroep hebben ingesteld vanwege het niet-tijdig beslissen en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50. Tevens moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 187 vergoeden.

De rechtbank heeft de uitspraak op 23 april 2025 gedaan, waarbij de niet-ontvankelijkheid van het beroep is verklaard, en verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.20937
V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

[eiser], eiser,
hierna tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. B.W.C. van Geet)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 10 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvragen van eiser om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor eiseres en hun minderjarige zoon, [naam] , van 19 april 2023.
Bij uitspraak van 14 februari 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch het beroep van 10 november 2023 gegrond verklaard en daarbij verweerder opgedragen om binnen een termijn van twee weken een besluit op de aanvragen te nemen. [1]
Op 15 mei 2024 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de hierboven genoemde aanvragen.
Bij besluit van 25 juli 2024 heeft verweerder de aanvragen van eisers ingewilligd.
Desgevraagd hebben eisers op 6 augustus 2024 aan de rechtbank meegedeeld dat zij bereid zijn het beroep in te trekken op het moment dat verweerder bereid is de proceskosten en het betaalde griffierecht te vergoeden.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen besluit heeft genomen binnen de door de rechtbank gestelde termijn. Nu verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn heeft besloten en de aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van eisers toegekomen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
2. Omdat eisers vanwege het niet tijdig beslissen terecht beroep hebben ingesteld, ziet de rechtbank de aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [3] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 187 (honderdzevenentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 23 april 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met het ECLI-nummer: ECLI:NL:RBOBR:2024:508.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.