In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) in het kader van nareis en gezinshereniging, maar de minister van Asiel en Migratie had niet tijdig op deze aanvraag beslist. De rechtbank oordeelde dat de minister de aanvraag op 3 mei 2024 had ontvangen en uiterlijk binnen 90 dagen had moeten beslissen. De minister had de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar eiseres had de minister op 27 november 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn was. Hierdoor was het beroep terecht ingediend en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen. Indien de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,-.
De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 7 april 2025. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, omdat het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft ook aangegeven dat als de minister niet akkoord gaat met de uitspraak, hij binnen vier weken na verzending van de uitspraak een hogerberoepschrift kan indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.