ECLI:NL:RBDHA:2025:6882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
NL24.50133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Koerd uit Turkije wegens onvoldoende bewijs van vervolging en discriminatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Koerd uit Turkije, had op 1 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 11 december 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij in Turkije gediscrimineerd werd vanwege zijn etniciteit en vreesde voor vervolging bij het vervullen van zijn militaire dienstplicht. Tijdens de zitting op 27 maart 2025 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat hoewel eiser geloofwaardig is in zijn identiteit en de discriminatie die hij ervaart, hij niet heeft aangetoond dat deze discriminatie zodanig ernstig is dat hij niet kan functioneren in de maatschappij. De rechtbank concludeert dat de vrees voor vervolging niet voldoende is onderbouwd en dat de asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50133

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 2005, heeft de Turkse nationaliteit en stelt dat hij tot de Koerdische bevolkingsgroep behoort. Hij heeft op 1 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Eiser legt daaraan ten grondslag dat hij in 2022 is gestopt met school omdat hij als Koerd gediscrimineerd werd. Hij mocht de Koerdische taal niet spreken en geen Koerdische muziek luisteren. Eiser was werkzaam als kapitein op een rondvaartboot. Hij heeft vijf boetes gekregen voor het draaien van Koerdische muziek op de boot, waarvan hij er één heeft overgelegd. Verder vreest hij bij het uitvoeren van de militaire dienstplicht in de toekomst ook gediscrimineerd te worden.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook wordt geloofwaardig geacht dat eiser discriminatie ervaart in Turkije en dat hij een boete heeft ontvangen. Verweerder acht echter niet geloofwaardig dat eiser deze boete heeft gekregen wegens het draaien van Koerdische muziek. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de discriminatie vanwege zijn etniciteit een dusdanig ernstige beperking van zijn bestaansmogelijkheden oplevert dat hij daardoor maatschappelijk en sociaal niet kan functioneren. Verder is eisers vrees voor de militaire dienstplicht evenmin reden om te concluderen dat hij een Verdragsvluchteling is. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser zich pas na drie dagen na aankomst heeft gemeld om zijn asielaanvraag in te dienen.
3. Eiser stelt in beroep dat zijn asielrelaas wordt ondersteund door objectieve gegevens. Verweerder erkent immers dat Koerden worden gediscrimineerd. Eiser verwijst in dat kader naar het algemeen ambtsbericht Turkije van augustus 2023, waarin meerdere voorbeelden worden gegeven van de wijze waarop Koerden (straffeloos) worden gediscrimineerd. Het bestreden besluit is om die reden onvoldoende gemotiveerd. Verder wijst eiser op door hem ingebrachte informatie uit het ambtsbericht van 2023 over Turkije dat Koerdische dienstplichtigen konden worden gelegerd in Zuidoost-Turkije. Dit onderbouwt zijn vrees dat hem discriminatie en een oneerlijke behandeling te wachten staan. Eiser vindt dat de aanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard omdat hij zich niet onverwijld zou hebben gemeld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Volgens het beleid, neergelegd in paragraaf C2/3.2 van de Vc [1] , merkt verweerder discriminatie van de vreemdeling door de autoriteiten en door medeburgers aan als een daad van vervolging als de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
5. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet aannemelijk is dat eiser als gevolg van zijn Koerdische etniciteit zodanige problemen heeft ondervonden dat dit neerkomt op vervolging in de hiervoor bedoelde zin. Uit eisers verklaringen blijkt dat hij ondanks de gestelde discriminatie wel naar school is gegaan tot 2022. Uit zijn verklaringen blijkt niet dat het hem onmogelijk werd gemaakt om onderwijs te volgen. Verder heeft hij een certificaat tot schipper behaald via een Turkse school. Ook heeft hij kunnen werken in het familiebedrijf als schipper en is niet gesteld of gebleken dat eiser geen toegang had tot medische zorg in Turkije.
6. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn asielrelaas een boete van 27 oktober 2022 en een aanzegging van 19 mei 2024 overgelegd. Uit de boete blijkt enkel dat deze is opgelegd wegens het handelen in strijd van een bevel. Deze bewoordingen bieden geen steun voor de stelling dat de boete verband houdt met het draaien van Koerdische muziek. Aanvullend bewijs ontbreekt. De aanzegging is afgegeven na het vertrek van eiser uit Turkije. Hieruit zou volgen dat eisers vader zijn bedrijf niet mag voortzetten vanwege klachten. Uit het document blijkt echter niet van een relatie met de gestelde problemen van eiser. Onduidelijk is wat de aard is van de klachten. Hieruit kan dus evenmin worden opgemaakt dat eiser wordt gediscrimineerd vanwege zijn etniciteit en wel zodanig dat sprake is van een daad van vervolging. Dat discriminatie van Koerden in andere gevallen is aangenomen en verweerder geloofwaardig acht dat eiser persoonlijk discriminatie ervaart in Turkije, leidt er niet automatisch toe dat moet worden aangenomen dat de door eiser ontvangen boete en aanzegging hiermee in verband staan.
7. Dat eiser zich na terugkeer in Turkije – anders dan vóór zijn vertrek – zal gaan uitspreken over de Koerdische zaak, zoals zijn gemachtigde in het aanvullend beroepschrift stelt, is niet af te leiden uit de door eiser tijdens het nader gehoor afgelegde verklaringen en is door hem ook overigens niet onderbouwd. Gelet hierop is er geen reden om verweerder op te dragen hier nader onderzoek naar te doen.
8. Voor wat betreft de vrees voor de militaire dienstplicht wordt overwogen dat eiser geen oproep voor de dienstplicht overgelegd. Daarnaast is niet gebleken dat eiser geen uitstel kan krijgen, zoals zijn broers hebben gedaan. [2] De legale uitreis van eiser wijst er ook niet op dat eiser als dienstplichtontduiker of -weigeraar wordt gezocht door de Turkse autoriteiten. De gestelde vrees heeft dus geen betrekking op een reële en actuele situatie.
Verweerder heeft er overigens op gewezen dat uit landeninformatie volgt dat Turkse dienstplichtigen niet bij gevechtshandelingen worden ingezet en dat er geen concrete informatie is dat dienstplichtweigeraars op basis van hun (Koerdische) etniciteit anders worden bestraft dan andere dienstplichtweigeraars.
9. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat zijn asielaanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard, stelt de rechtbank vast dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat verweerder aan die keuze gevolgen heeft verbonden. Eiser is de reguliere vertrektermijn van vier weken gegund en tegen hem is geen inreisverbod uitgevaardigd. Eiser kan met zijn beroep op dit punt niet in een betere positie komen te verkeren en heeft daarom geen belang bij de beoordeling van deze beroepsgrond.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 april 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingencirculaire 2000.
2.Pagina 14 van het rapport nader gehoor van 5 december 2024.