ECLI:NL:RBDHA:2025:6980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
24/8986
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in schadevergoeding verzoeken gerelateerd aan onrechtmatige registratie in de Fraude Signalering Voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding door de Belastingdienst behandeld. Eiser heeft schade geleden door de onrechtmatige registratie van zijn persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en heeft hierom een verzoek ingediend bij de Belastingdienst. Dit verzoek werd echter afgewezen op 25 september 2024. De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om het beroep te behandelen, omdat het geschil niet onder de bevoegdheid van de bestuursrechter valt, maar onder de burgerlijke rechter. De rechtbank verwijst naar artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen in gevallen van onbevoegdheid. De rechtbank concludeert dat de materiële en immateriële schade die eiser stelt te hebben geleden, voortkomt uit handelen van de Belastingdienst, maar dat de bestuursrechter niet bevoegd is om hierover te oordelen. Eiser wordt geadviseerd zich tot de burgerlijke rechter te wenden. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en heft geen griffierecht op, aangezien er geen inhoudelijke beoordeling van het geschil plaatsvindt. De uitspraak is gedaan door rechter J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier E. van den Nieuwendijk, en is openbaar uitgesproken op 28 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8986

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. van de Wiel),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.N. van de Kerkhof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen de brief van verweerder van 25 september 2024.
1.1.
Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is om het beroep te behandelen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft bij de Belastingdienst een verzoek gedaan om vergoeding van schade die hij heeft geleden door de onrechtmatige registratie van zijn persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De materiële schade die eiser stelt te hebben geleden ziet op de deling van gegevens, de ten onrechte teruggevorderde bijstand, zorgtoeslag en kindgebonden budget, en de te lage betalingen van toeslagen en kindgebonden budget. Daarnaast stelt hij ook immateriële schade te hebben geleden. Verweerder heeft het verzoek om schadevergoeding op 25 september 2024 afgewezen. [1]
2.1.
De rechtbank overweegt dat niet de bestuursrechter, maar uitsluitend de burgerlijke rechter bevoegd is om over het geschil te oordelen. Zij verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024. [2] Omdat de schade naar gesteld is veroorzaakt door handelen van de Belastingdienst is titel 8.4 van de Awb, en daarmee artikel 8:88 van de Awb, niet van toepassing op het verzoek van eiser. Ook onder het toepasselijke oude recht [3] is de bestuursrechter in een zaak als deze niet bevoegd om een oordeel te geven over het verzoek. De bestuursrechter kan bovendien geen oordeel geven over de rechtmatigheid van beslissingen van verweerder over vergoeding van schade veroorzaakt door
feitelijk handelen, waar het in het geval van verwerking van persoonsgegevens om gaat.
2.2.
Omdat de bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep komt zij niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Eiser zal zich moeten wenden tot de burgerlijke rechter. [4] Omdat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren, wordt geen griffierecht geheven. [5]
2.3.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Brief met onderwerp ‘Definitief besluit verzoek om schadevergoeding FSV’.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2891.
3.Artikel 8:73 van de Awb (oud).
4.Rechtsgebied civiel.
5.Artikel 2.5, zevende lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken.