ECLI:NL:RBDHA:2025:7014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
NL24.44492
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tijdelijke bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van tijdelijke bescherming in Nederland onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG. De minister heeft deze aanvraag bij besluit van 23 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 november 2024 heeft de minister het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft tegen het besluit van 7 november 2024 beroep ingesteld, geregistreerd onder zaaknummer NL24.44492, en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting uit Nederland te voorkomen, geregistreerd onder zaaknummer NL24.44493. De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

De rechtbank komt tot het oordeel dat de minister de aanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Eiser stelt dat de minister ten onrechte heeft geoordeeld dat hij er niet in is geslaagd de echtheid van zijn verblijfsrecht in Oekraïne aan te tonen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft gesteld dat eiser zijn verblijfsrecht niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft gemotiveerd dat het overgelegde document niet authentiek is en dat er twijfels zijn over de geldigheid van de verblijfsvergunning. Eiser heeft niet aangetoond dat de minister nader onderzoek had moeten doen naar zijn verblijfsrecht. Het beroep is daarom ongegrond.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44492

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [v-nummer], eiser,

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van tijdelijke bescherming in Nederland onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG (hierna: ‘de Richtlijn’).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag bij besluit van 23 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 november 2024 heeft de minister het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser heeft tegen het besluit van 7 november 2024 beroep ingesteld. Dit beroep staat geregistreerd onder zaaknummer NL24.44492. Eiser heeft daarbij verzocht om een voorlopige voorziening ten einde uitzetting uit Nederland te voorkomen. Het verzoek om een voorlopige voorziening staat geregistreerd onder zaaknummer NL24.44493. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 7 mei 2024 heeft eiser aangegeven dat hij in Nederland wil verblijven onder de Richtlijn. Op 23 mei 2024 heeft de minister besloten dat eiser geen recht heeft op deze tijdelijke bescherming. Eiser heeft hier op 27 mei 2024 bezwaar tegen gemaakt en zijn bezwaar op 13 september 2024 toegelicht tijdens een hoorzitting. De minister heeft het bezwaar op 7 november 2024 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
2.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister de aanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Beoordeling door de rechtbank

3. Volgens eiser stelt de minister ten onrechte dat eiser er niet in is geslaagd de echtheid van zijn verblijfsrecht in Oekraïne aan te tonen. Niet valt in te zien waarom aan de verklaring van de Oekraïense diplomatieke vertegenwoordiging in Slowakije wordt getwijfeld. In het kader van zorgvuldigheid had het in de rede gelegen dat de minister
navraag had gedaan in Slowakije.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht heeft gesteld dat eiser zijn verblijfsrecht in Oekraïne niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft uitgebreid gemotiveerd dat aan de hand van het overgelegde document geen verblijfsrecht wordt aangenomen omdat het niet gaat om een authentiek document, de inhoud van het document afwijkt van de verklaringen eiser en omdat niet kan worden geverifieerd of de Slowaakse consul de geldigheid van de verblijfsvergunning heeft gecheckt heeft bij de Staatsmigratiedienst. Daarbij is ook relevant dat gelet op de informatie van de Oekraïense consul in Den Haag de Oekraïense Staatsmigratiedienst niet of nauwelijks functioneerde in het begin van de oorlog. In zoverre eiser stelt dat de minister zijn verblijfsrecht nader had moeten onderzoeken, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om zijn verblijfsrecht aannemelijk te maken en dat er gelet op de informatie in het dossier voor de minister geen aanleiding was om dit nader te onderzoeken. Het beroep is daarom ongegrond.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.