ECLI:NL:RBDHA:2025:7014
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tijdelijke bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van tijdelijke bescherming in Nederland onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG. De minister heeft deze aanvraag bij besluit van 23 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 november 2024 heeft de minister het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft tegen het besluit van 7 november 2024 beroep ingesteld, geregistreerd onder zaaknummer NL24.44492, en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting uit Nederland te voorkomen, geregistreerd onder zaaknummer NL24.44493. De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de minister de aanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Eiser stelt dat de minister ten onrechte heeft geoordeeld dat hij er niet in is geslaagd de echtheid van zijn verblijfsrecht in Oekraïne aan te tonen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft gesteld dat eiser zijn verblijfsrecht niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft gemotiveerd dat het overgelegde document niet authentiek is en dat er twijfels zijn over de geldigheid van de verblijfsvergunning. Eiser heeft niet aangetoond dat de minister nader onderzoek had moeten doen naar zijn verblijfsrecht. Het beroep is daarom ongegrond.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.