ECLI:NL:RBDHA:2025:7017
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tijdelijke bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van tijdelijke bescherming in Nederland onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG. De minister heeft deze aanvraag bij besluit van 18 juni 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 oktober 2024 heeft de minister het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard en is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft tegen het besluit van 4 oktober 2024 beroep ingesteld, geregistreerd onder zaaknummer NL24.42814, en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting uit Nederland te voorkomen, geregistreerd onder zaaknummer NL24.42816. De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.
De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende gewicht toekent aan een door de Oekraïense autoriteiten afgegeven verblijfsdocument. De rechtbank stelt vast dat een verblijfsvergunning niet kan worden aangemerkt als identificerend document, waardoor eiser niet heeft kunnen aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming. Eiser heeft niet het vereiste document overgelegd dat zijn nationaliteit kan bevestigen, en de rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.