ECLI:NL:RBDHA:2025:7019
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van tijdelijke bescherming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker om een voorlopige voorziening in het kader van tijdelijke bescherming. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor tijdelijke bescherming in Nederland op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG. Deze aanvraag werd op 18 juni 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. Het bezwaar van de verzoeker tegen deze afwijzing werd op 4 oktober 2024 ongegrond verklaard, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand bleef.
Naar aanleiding van deze afwijzing heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, op dezelfde dag dat de voorzieningenrechter uitspraak deed, had de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker in een andere zaak (zaaknummer NL24.42814). Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl en is bekendgemaakt op 25 april 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.