ECLI:NL:RBDHA:2025:7026
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Emaus – Visschers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na vertrek van eiser
In deze zaak heeft eiser op 30 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 10 februari 2025 afgewezen, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiser. De rechtbank had een zitting gepland op 16 april 2025, maar heeft deze ingetrokken omdat partijen geen behoefte aan een zitting hebben geuit. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Dit oordeel is gebaseerd op informatie van de minister, die op 19 maart 2025 meldde dat eiser op 27 februari 2025 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) is geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken (MOB). De gemachtigde van eiser heeft op 26 maart 2025 bevestigd dat er geen contact meer is met eiser, wat de rechtbank doet concluderen dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat een vreemdeling belang heeft bij zijn beroep als zijn gemachtigde na de MOB-melding nog contact heeft gehad. Aangezien dit niet het geval is, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft en dat het beroep niet inhoudelijk beoordeeld hoeft te worden. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.