ECLI:NL:RBDHA:2025:7055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
NL25.11664 en NL25.11665
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens kennelijke ongegrondheid en inconsistenties in verklaringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 april 2025, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 21 februari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 7 maart 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening op 15 april 2025. Eiser stelt dat hij van jongs af aan seksueel misbruikt en mishandeld is door vier mannen in Pakistan, maar de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser inconsistent en ongeloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser de kern van zijn asielrelaas raken. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.11664 en NL25.11665
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 21 februari 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 maart 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 15 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, T. Putt als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Pakistaanse nationaliteit en stelt geboren te zijn op [geboortedatum] 2003, verweerder gaat uit van de datum [geboortedatum] 2005 zoals in zijn echt bevonden paspoort staat vermeld. Eiser heeft – kort gezegd – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij van jongs af aan – tot aan het moment van vertrek – na het overlijden van zijn vader door vier mannen seksueel misbruikt en mishandeld is in het dorp waar hij woonde. Van het misbruik zijn videobeelden gemaakt door de daders waarop eiser herkenbaar en zichtbaar is. Eiser heeft een litteken op zijn voorhoofd opgelopen tijdens het misbruik. Bij terugkeer vreest eiser voor ergere mishandelingen en voortzetting van het misbruik. Tot slot vreest eiser voor vervolging in Pakistan als de compromitterende video’s geopenbaard worden en men eiser als homoseksueel zal gaan zien.
2.1.
Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • het misbruik door vier mannen en de daaruit volgende problemen.
2.2.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Dat eiser seksueel is misbruikt en mishandeld door vier mannen en hierdoor problemen heeft ondervonden acht verweerder niet geloofwaardig. De verklaringen van eiser vormen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel. Verweerder stelt dat eiser wisselend en ongerijmd heeft verklaard over zijn leeftijd ten tijde van het overlijden van zijn vader en de start van het misbruik. Ook werpt verweerder eiser tegen summier verklaard te hebben over waarom hij geen aangifte heeft gedaan en geen inspanningen heeft verricht om zijn problemen in Pakistan op te lossen of te onderzoeken of hij elders in het land kon wonen. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet consistent heeft verklaard over hoe het litteken op zijn hoofd is ontstaan. Tot slot werpt verweerder eiser tegen tegenstrijdig verklaard te hebben over het werk van zijn moeder. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. [1] Verweerder heeft aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod van twee jaar. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom de asielaanvraag als kennelijk ongegrond is afgewezen. Verweerder heeft de bestreden besluitvorming op meerdere punten onvoldoende gemotiveerd. Allereerst is de kennelijkheid van de tegenstrijdigheid en inconsequentie van de verklaringen onvoldoende toegelicht. Daarnaast is het standpunt van verweerder dat eiser de wisselende verklaringen niet gecorrigeerd heeft en de reden voor de wisselingen niet heeft toegelicht, onvoldoende gemotiveerd. Verweerder is niet inhoudelijk ingegaan op de verklaring van eiser hierover: namelijk dat eiser zich vergist heeft in het moment van het overlijden van zijn vader, en zo ook in het moment van het begin van het misbruik. Eiser koppelt dit moment namelijk aan de dood van zijn vader. Ook blijkt niet waarom verweerder het vreemd vindt dat eiser geen bescherming van een NGO of internationale organisatie heeft ingeroepen, nooit aangifte heeft gedaan bij de politie, en ook geen advocaat heeft ingeschakeld, terwijl dit voor hem wel mogelijk geweest zou zijn. Eiser komt echter van het platteland, beschikt niet over voldoende financiële middelen, en een aangifte tegen rijkeren die compromitterende beelden van hem hebben, heeft geen zin. Verder verwerpt eiser de stelling van verweerder dat hij bij zijn oma kan wonen en voert hij aan dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst aan het binnenlands vestigingsalternatief. Ook voert eiser aan dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over het ontstaan van het litteken op zijn hoofd. Tot slot vindt eiser dat hij met de correcties en aanvullingen een plausibele verklaring heeft gegeven voor hoe de fout in de vertaling met betrekking tot het werk van zijn moeder tot stand is gekomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheidsbeoordeling
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het door eiser gestelde misbruik en de daaruit volgende problemen ongeloofwaardig mogen vinden. Verweerder heeft mogen vinden dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.1.
Op basis van de verslaglegging van het nader gehoor en wat ter zitting is aangevoerd, heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij inconsistent heeft verklaard over zijn leeftijd en het moment waarop het misbruik heeft plaatsgevonden. In eerste instantie heeft eiser verklaard dat hij ongeveer 7 jaar oud was toen misbruik begon, [3] later geeft hij aan dat dit begon tot hij 5 of 6 jaar oud was. [4] Op het moment dat eiser geconfronteerd wordt met deze tegenstrijdigheden verklaart hij niet in 2005 geboren te zijn zoals in zijn paspoort staat, maar in 2003. [5] Hij licht toe dat voor jongens in Pakistan het geboortejaar wordt achtergehouden. Verweerder hoeft eiser hierin niet te volgen, nu hij deze stelling niet heeft onderbouwd. Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij zichzelf tegenspreekt wanneer eiser later in het gehoor zegt twee jaar jonger te zijn. Dit rijmt niet met de eerdere verklaring van eiser dat hij twee jaar eerder geboren zou zijn. Ook tijdens de zitting heeft eiser wisselend verklaard over zijn geboortejaar: eerst antwoordt eiser dat 2005 zijn geboortejaar is en vervolgens verklaart hij dat hij in 2003 is geboren. Eiser voert aan dat hij het begin van het misbruikt koppelt aan het overlijden van zijn vader. Aangezien dit een tijd geleden is, heeft hij zich vergist in het moment van overlijden van zijn vader, en zo dus ook in het moment waarop het misbruik zou zijn begonnen. Verweerder hoeft deze uitleg van eiser niet te volgen, nu dit de kern van zijn asielrelaas raakt. Eiser heeft geen andere redenen aangedragen waarom hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn leeftijd toen het misbruik begon. Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij tegenstrijdig en inconsistent heeft verklaard met betrekking tot de tijdlijn van de gestelde gebeurtenissen omtrent het misbruik en zijn leeftijd en dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielmotief.
4.2.
De rechtbank is het met eiser eens dat verweerder hem niet kan tegenwerpen dat hij geen enkele inspanning heeft verricht om bescherming in te roepen van NGO’s of internationale organisaties, hij nooit naar de politie is gestapt en hij geen advocaat heeft ingeschakeld. Hoewel er in het algemene ambtsbericht over Pakistan staat dat het mogelijk is om aangifte te doen en hulp te krijgen van NGO’s, heeft eiser aangevoerd dat er uit het ambtsbericht ook blijkt dat er een gevangenisstraf van maximaal levenslang staat op seksuele handelingen tussen hetzelfde geslacht. [6] Zonder nadere toelichting van verweerder begrijpt de rechtbank niet waarom het niet inroepen van bescherming en het niet doen van een aangifte de geloofwaardigheid van het asielmotief van eiser aantast gelet op de context van het asielrelaas. Verweerder heeft dit ook niet op zitting kunnen verduidelijken. Dit betekent echter niet dat de uitspraak gegrond is nu verweerder de tegenstrijdige verklaringen over de tijdlijn omtrent het misbruik en eisers leeftijd, die de kern van het asielrelaas raken, heeft mogen tegenwerpen. Voor wat betreft het elders wonen heeft verweerder slechts gereageerd op wat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd.
4.3.
Op basis van de verslaglegging van de gehoren en wat ter zitting is aangevoerd, heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij inconsistent heeft verklaard over hoe hij het litteken op zijn hoofd heeft opgelopen. In het aanmeldgehoor heeft eiser verklaard dat hij met een stok op zijn hoofd is geslagen en daar een litteken aan over heeft gehouden. [7] Later verklaart eiser in het nader gehoor dat hij het litteken op zijn voorhoofd tijdens het misbruik heeft gekregen, omdat hij tegen de muur werd geduwd en er iets scherps zijn voorhoofd raakte. [8] Ter zitting heeft eiser echter toegelicht dat het litteken op het voorhoofd is ontstaan doordat hij met een stok is geslagen. Gezien het voorgaande heeft verweerder de verklaringen van eiser over het ontstaan van het litteken op zijn voorhoofd tegenstrijdig mogen vinden. Verweerder heeft deze tegenstrijdigheid dan ook mogen tegenwerpen.
4.4.
Verder heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij niet consistent heeft verklaard over het werk van zijn moeder. Eiser heeft hierover verklaard dat zij na de dood van eisers vader gedwongen was om te gaan werken, waardoor ze geen tijd had voor eiser en dat hij daarom buiten liefde en aandacht zocht. [9] Later ontkent eiser dat zijn moeder moest werken en verklaart hij dat zijn moeder altijd al een huisvrouw was, eiser zou eerder bedoeld hebben dat ze alleen was en alles geregeld had. [10] In de correcties en aanvullingen voert eiser vervolgens aan dat er sprake is geweest van een vertaalfout en dat het zou gaan om huishoudelijke werkzaamheden en niet om werk. [11] Verweerder heeft deze verklaring van eiser niet hoeven volgen. Eiser heeft zelf verklaard dat zijn moeder ging werken en heeft hieraan gekoppeld dat hij zelf nog te jong was om te gaan werken. Niet valt in te zien dat eiser hier doelde op huishoudelijke werkzaamheden. De rechtbank volgt hierin het standpunt van verweerder dat de verklaringen van eiser omtrent het werk van zijn moeder niet consistent zijn en heeft dit eiser mogen tegenwerpen. Verweerder heeft mogen vinden dat de inconsistente verklaringen van eiser over het werk van zijn moeder afbreuk doen aan de geloofwaardigheid dat hij buiten op zoek ging naar liefde en aandacht.
Binnenlands beschermingsalternatief
4.5.
Verweerder beoordeelt de bescherming van de vreemdeling alleen nadat is vastgesteld dat de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor vervolging als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 óf daden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. [12] Verweerder heeft in haar beschikking geconcludeerd dat eiser bij terugkeer naar zijn voormalige woonplaats in Pakistan geen gegronde vrees voor vervolging heeft en geen reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft verdere toetsing aan het beleid met betrekking tot het binnenlands vestigingsalternatief dus achterwege mogen laten.
Kennelijke ongegrondheid
4.6.
In het voornemen en het bestreden besluit heeft verweerder eiser tegengeworpen dat hij op verschillende punten tegenstrijdig en inconsistent heeft verklaard. Van belang bij de beoordeling van de kennelijkheid is dat het gaat om opvallende tegenstrijdige en inconsequente verklaringen die zien op de kern van eisers asielrelaas. [13] De tegenstrijdigheid in de verklaringen van eiser met betrekking tot de tijdlijn van de gestelde gebeurtenissen omtrent het misbruik en zijn leeftijd raakt de kern van het asielrelaas, en is voldoende voor kennelijke tegenstrijdigheid. Gezien deze dergelijk evidente inconsequenties heeft verweerder de aanvraag kennelijk ongegrond mogen verklaren.

Conclusie en gevolgen

5. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
5.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
5.2.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw.
3.Verslag van het nader gehoor, p. 4.
4.Idem, p. 8.
5.Idem.
6.Algemeen Ambtsbericht Pakistan (5 juli 2024), p. 69.
7.Verslag van het aanmeldgehoor, p. 12.
8.Verslag van het nader gehoor, p. 13.
9.Idem, p. 4.
10.Idem, p. 15.
11.Correcties en aanvullingen nader gehoor, p. 1.
12.C2/3.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (C).
13.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1943.