ECLI:NL:RBDHA:2025:7087
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening; beroep ongegrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraakse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 8 januari 2025. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft op 4 april 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat eiser eerder een asielaanvraag in Duitsland heeft ingediend en dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan worden verwacht opnieuw een asielaanvraag in Duitsland in te dienen en dat er risico's zijn op schending van het non-refoulementbeginsel. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de overdracht aan Duitsland rechtvaardigen. Eiser heeft niet aangetoond dat klagen bij de Duitse autoriteiten onmogelijk of zinloos is.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.