ECLI:NL:RBDHA:2025:7174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
NL25.16660
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot overdracht aan België

Op 25 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie betrokken was. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag van een verzoeker die in bewaring was gesteld in afwachting van gedwongen overdracht aan België. De minister had op 2 april 2025 besloten de aanvraag van de verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, omdat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag.

De verzoeker heeft op 9 april 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit en op 19 april 2025 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, gezien de korte termijn tot de overdracht aan België op 28 april 2025.

De verzoeker voerde aan dat hij bij overdracht aan België in een situatie terecht zou komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Hij verwees naar eerdere uitspraken en stelde dat hij psychisch kwetsbaar was, wat extra reden zou zijn om de voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het beroep van de verzoeker geen redelijke kans van slagen had, omdat de Belgische autoriteiten zich inspannen om de opvang van asielzoekers te verbeteren. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16660

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. J-A. Nijland),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. Bij besluit van 2 april 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoeker heeft op 9 april 2025 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld [1] en op 19 april 2025 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen omdat verzoeker in bewaring is gesteld in afwachting van gedwongen overdracht aan België.
1.2.
De minister heeft op 23 april 2025 op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [2] Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een
voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is er sprake van spoedeisend belang?
3. Met de kennisgeving van 23 april 2025 is aan verzoeker medegedeeld dat hij op 28 april 2025 om 11 uur wordt overgedragen aan de autoriteiten van België.
3.1.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de korte termijn tot de overdracht maakt dat in dit geval sprake is van onverwijlde spoed. De rechtbank oordeelt daarom dat het verzoek om voorlopige voorziening ontvankelijk is en zal overgaan tot een inhoudelijke beoordeling daarvan.

Heeft het beroep van verzoeker een redelijke kans van slagen?4. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter de minister te verbieden hem over te dragen aan België tot vier weken nadat de rechtbank op het beroep heeft beslist. Hiertoe voert hij aan dat hij bij overdracht aan België in een toestand terecht komt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Verzoeker verwijst naar diverse stukkenin de lopende hoger beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen een eerdere uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 4 juli 2024.Dit vormt volgens hem een reden om af te wijken van een eerdere uitspraak door een meervoudige kamer van deze rechtbank op 2 april 2025.In dit verband wijst verzoeker specifiek op een reactie van 13 april 2025 uit deze hoger beroepsprocedure. Tot slot is verzoeker psychisch kwetsbaar en dat is volgens hem extra reden om de voorlopige voorziening te treffen en het verzoek op zitting te behandelen.

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft op 2 april 2025 geoordeeld dat de minister voor België nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit deze uitspraak blijkt dat er in België nog steeds problemen zijn met de opvang van asielzoekers en de vraag naar opvangplaatsen hoog is. Toch is het aantal asielzoekers dat op een wachtlijst staat sinds augustus 2024 sterk afgenomen. De wachttijd voor een plek in de opvang is korter geworden en asielzoekers die niet meteen een reguliere opvangplaats krijgen, kunnen gebruikmaken van noodopvang of daklozenopvang. De afgelopen jaren is de capaciteit voor opvang voortdurend uitgebreid. De Belgische autoriteiten proberen ook door veranderingen in wetten en regels meer ruimte te creëren voor opvang. Dit laat zien dat de autoriteiten van België zich inzetten om zowel het aantal beschikbare plaatsen te verhogen als om de bestaande capaciteit efficiënter te gebruiken. Uit deze berichtgeving blijkt geen onverschilligheid van de Belgische autoriteiten. Gelet op het voorgaande heeft het beroep van verzoeker geen redelijke kans van slagen en mag hij worden overgedragen aan België.
De stukken uit de lopende hoger beroepsprocedure bij de Afdeling maken dit oordeel niet anders. De door verzoeker overgelegde stukken vormen geen reden om af te wijken van de eerdergenoemde uitspraak van 2 april 2025. Verzoeker legt namelijk niet duidelijk uit waarom afgeweken moet worden van het oordeel van 2 april 2025, behalve dat uit een eerdere reactie op 13 april 2025 zou blijken dat de Belgische autoriteiten onverschillig staan tegenover de opvangproblematiek in België. Hiermee legt verzoeker niet specifiek uit hoe de inhoud van deze informatie verschilt van de informatie die is meegenomen in het oordeel van 2 april 2025.
Voor zover verzoeker stelt dat hij psychisch kwetsbaar is en dat dit aanleiding vormt om de voorlopige voorziening te treffen en het verzoek op zitting te behandelen, slaagt dit betoog ook niet. Verzoeker heeft dit namelijk verder niet onderbouwd met (medische) stukken.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL25.16659.
2.Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.
3.Het hoger beroepschrift van de minister van 11 juli 2024; het verweerschrift van verzoeker van 18 juli 2024; de aanvullende reacties van verzoeker van 29 augustus 2024 en 10 september 2024; de reactie van de minister op de aanvullende vragen van 11 maart 2025 en 24 maart 2025; de reactie van verzoeker van 13 april 2025.
4.Zaaknummer: NL24.18274.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 2 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:5581.