ECLI:NL:RBDHA:2025:7176
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring voor huisvesting in Den Haag met betrekking tot dakloosheid en hardheidsclausule
In deze zaak heeft eiseres een urgentieverklaring aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat zij dakloos is. De aanvraag werd afgewezen op 12 april 2024, en het bezwaar daartegen werd op 9 oktober 2024 eveneens afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing. De rechtbank heeft op 3 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Eiseres heeft aangevoerd dat zij een urgent huisvestingsprobleem heeft, omdat zij en haar kinderen geen vaste woonplek hebben. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de afwijzing van de urgentieaanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Den Haag. De rechtbank heeft vastgesteld dat dakloosheid volgens het beleid geen urgent probleem is en dat eiseres had kunnen gebruikmaken van de daklozenopvang, wat zij heeft geweigerd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de situatie van eiseres is veranderd, aangezien haar kinderen niet langer uit huis zijn geplaatst, maar dit maakt niet dat de eerdere afwijzing onterecht was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt en geen griffierecht terugkrijgt.