ECLI:NL:RBDHA:2025:7193
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinprocedure van een Pakistaanse vreemdeling met betrekking tot Zwitserland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Pakistaanse vreemdeling. De eiser had op 25 januari 2025 een asielaanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie weigerde deze in behandeling te nemen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er structurele tekortkomingen in de Zwitserse asielprocedure zijn die zijn overdracht aan Zwitserland onveilig zouden maken. Eiser had geen objectieve informatie over de situatie in Zwitserland gepresenteerd en zijn stellingen over het ontbreken van rechtsbijstand en de inhoudelijke beoordeling van zijn zaak waren niet onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag van eiser niet aan hem moest worden toevertrouwd, en dat er geen reden was om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.