ECLI:NL:RBDHA:2025:7261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
NL24.52237
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Turkse afkomst wegens onvoldoende onderbouwing van vervolgingsvrees

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Turkije. Eiser heeft op 4 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 24 december 2024 is afgewezen. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep aangetekend. De rechtbank heeft op 24 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren. Eiser heeft aangevoerd dat hij van kinds af aan fysiek en psychisch mishandeld is door zijn vader en dat hij geen bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat eiser in het algemeen bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het in zijn individuele geval niet mogelijk is om bescherming te vragen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.52237

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Akhiat),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het daarmee niet eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het besluit van de minister om de asielaanvraag af te wijzen in stand kan blijven. De minister heeft namelijk voldoende gemotiveerd dat eiser in het algemeen bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het in zijn individuele geval niet mogelijk is om bescherming te vragen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 4 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 24 december 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingediend tegen dit besluit.
2.2.
De rechtbank heeft beroep op 24 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. De moeder van eiser, [persoon A], was ook aanwezig op de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is van kinds af aan fysiek en psychisch mishandeld door zijn vader. Zijn vader was vaak agressief en eiser was zijn leven niet zeker. Daarom heeft hij met zijn moeder Turkije verlaten.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) Problemen met de vader van eiser.
4.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat beide elementen geloofwaardig zijn. Toch geeft dit de minister geen aanleiding om aan eiser een verblijfsvergunning asiel te geven. Eiser heeft zijn vrees voor vervolging en het risico op reële schade namelijk niet aannemelijk gemaakt. Dat eiser uit Turkije komt is op zichzelf onvoldoende om een vluchteling te zijn. De geloofwaardige relevante elementen zijn ook niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Kan eiser bescherming krijgen in Turkije?
5. Eiser voert aan dat hij geen bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten. De aangifte die eisers moeder in 2008 heeft gedaan tegen eisers vader heeft niet veel opgeleverd. Eiser was bij vertrek uit Turkije nog minderjarig. Los van de vraag of het mogelijk is voor een minderjarig kind om zelfstandig aangifte te doen tegen een ouder kan het van een kind in een situatie met huiselijk geweld niet verlangd worden dát hij aangifte doet. De minister erkent dit niet. De minister werpt eiser ook ten onrechte tegen dat hij geen reden heeft om aan te nemen dat zijn vader hem nog zou zoeken.
5.1.
Bij het bepalen of een vreemdeling hulp van de autoriteiten in het land van herkomst kan krijgen, moet eerst worden onderzocht of in het betreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Hiervoor wordt gekeken naar informatie over de algemene situatie in dat land, in het bijzonder ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties. Pas als deze vraag positief is beantwoord, wordt bekeken of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk of bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Als niet aannemelijk is gemaakt dat het vragen van bescherming gevaarlijk of bij voorbaat zinloos moet worden geacht, kan alleen het tevergeefs inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn om te helpen. [1]
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd dat de Turkse autoriteiten in het algemeen bescherming kunnen bieden en dat eiser daarom bij terugkeer naar Turkije bescherming kan krijgen van de autoriteiten. Uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije van augustus 2023 (ambtsbericht) volgt namelijk dat er Turkse wetten zijn die mishandeling strafbaar stellen. [2] In het ambtsbericht is weliswaar gerapporteerd over problemen die zich kunnen voordoen bij het vragen van bescherming, maar nergens blijkt dat het doen van aangifte per definitie geen zin zou hebben. De aangifte die eisers moeder in 2008 heeft ingediend tegen eisers vader is in behandeling genomen en had tot gevolg dat er een contactverbod van vijf dagen is opgelegd. Dat de aangifte van eisers moeder in 2008 van mishandeling van de moeder weinig heeft opgeleverd is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat een aangifte bij voorbaat geen kans van slagen kan hebben. Op geen enkele manier is aannemelijk dat de Turkse autoriteiten op een vergelijkbare manier zullen omgaan met een melding van huiselijk geweld door eiser als de lokale politie heeft gedaan na de aangifte van de moeder van eiser in 2008. De rechtbank begrijpt dat eiser bij zijn vertrek uit Turkije minderjarig was en dat het doen van aangifte daarom niet zonder meer van hem verwacht kon worden op dat moment. De toets die de rechtbank moet verrichten is echter of de minister zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het inroepen van bescherming door de Turkse autoriteiten bij voorbaat zinloos is. Gelet op het voorgaande beantwoordt de rechtbank die vraag bevestigend. Voor zover eiser stelt dat de minister hem ten onrechte tegenwerpt dat hij geen reden heeft om aan te nemen dat zijn vader hem nog zou zoeken, kan dit betoog niet slagen omdat eiser dit niet nader heeft onderbouwd. Bovendien mocht de minister er van uitgaan dat eiser bescherming kan inroepen van de Turkse autoriteiten indien eisers vader naar hem op zoek zou zijn.

Conclusie en gevolgen

6. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister heeft de aanvraag daarom terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 augustus 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD9606.
2.Artikel 232 en artikel 86 van het Turkse wetboek van strafrecht.