ECLI:NL:RBDHA:2025:7283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
NL25.11560
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, van Ivoriaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 28 april 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft.

De rechtbank overweegt dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij medische zorg nodig heeft voor zijn astma en dat hij problemen ondervindt met de registratie van zijn leeftijd in Duitsland. De rechtbank oordeelt echter dat de minister deze omstandigheden terecht niet als reden heeft aangemerkt om de aanvraag in Nederland te behandelen. Eiser heeft geen recente medische stukken overgelegd die zijn stellingen onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat de minister niet verplicht was om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen, omdat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet relevant zijn voor de beoordeling van de overdracht aan Duitsland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat eiser kan worden overgedragen aan Duitsland, zonder recht op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11560

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [v-nummer:] ,
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt van Ivoriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] . De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 maart 2025 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, [1] op 28 april 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. De minister heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
1.2.
Op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt apart beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Verwijzing naar zienswijze
5. De rechtbank overweegt dat de algemene stelling van eiser in beroep dat de zienswijze als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De minister is in het besluit ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze waarvan eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de minister daarop volgens hem niet juist of niet toereikend is niet bespreken.
Medische omstandigheden en leeftijdsregistratie
6. Eiser voert aan dat hij in Nederland medische behandeling heeft gekregen voor zijn astmaklachten en dat hij deze behandeling niet kan voortzetten als hij wordt overgedragen aan Duitsland. Hij stelt dat hij in Duitsland geen medische zorg heeft ontvangen voor zijn astma. In Nederland is hij onderzocht door een arts van het GZA en hij wacht momenteel op een doorverwijzing naar het ziekenhuis.
6.1.
Eiser voert verder aan dat hij zijn paspoort in Duitsland is kwijtgeraakt en dat de Duitse autoriteiten weigeren zijn eerder opgegeven foutieve leeftijd aan te passen. Volgens eiser leidt dit tot problemen in Duitsland, die hij zelf niet kan oplossen.
6.2.
De beroepsgronden slagen niet. De minister heeft de medische omstandigheden van eiser, alsmede de omstandigheden met betrekking tot de registratie van zijn leeftijd in Duitsland, kenbaar betrokken in het bestreden besluit en heeft terecht geconcludeerd dat deze omstandigheden geen aanleiding geven om de asielaanvraag van eiser in Nederland in behandeling te nemen. Eiser heeft geen (recente) medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij onder specialistische behandeling staat of dat een dergelijke behandeling noodzakelijk is. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat er geen aanwijzingen zijn dat Nederland het meest aangewezen land is om eiser medische zorg te bieden. Daarbij heeft de minister terecht van belang geacht dat de medische voorzieningen in Duitsland als gelijkwaardig worden beschouwd en ook beschikbaar zijn voor Dublinclaimanten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Daarin is eiser niet geslaagd. Gelet hierop kan ten aanzien van Duitsland worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat eiser zich bij eventuele problemen dient te beklagen bij de daarvoor geëigende instanties in Duitsland, dan wel bij de (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser zich, voor zover het betreft de medische behandeling of de registratie van zijn leeftijd, heeft gewend tot de daartoe bevoegde instanties of hogere autoriteiten in Duitsland. Ook is niet gebleken dat deze mogelijkheid ontbreekt of bij voorbaat zinloos is.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Voor zover eiser meent dat, gelet op zijn medische behandeling in Nederland en de problemen met de registratie van zijn leeftijd in Duitsland, aanleiding bestond voor de minister om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen, overweegt de rechtbank als volgt. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [3] volgt dat omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, niet van betekenis zijn voor de vraag of sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die overdracht aan Duitsland onevenredig hard maken. [4] De door eiser gestelde problemen met het ontbreken van medische zorg voor zijn astmaklachten in Duitsland en de problemen rondom de registratie van zijn leeftijd, zien op de vraag of Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. De door eiser aangevoerde omstandigheden zijn daarom niet relevant voor de beoordeling of de minister gebruik had moeten maken van de in artikel 17 van de Dublinverordening neergelegde bevoegdheid.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Strating, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt en op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL25.11561.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1653.