ECLI:NL:RBDHA:2025:7292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
NL24.52236
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiseres uit Turkije wegens onvoldoende bewijs voor bescherming tegen huiselijk geweld

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres, een vrouw uit Turkije, die sinds 2008 slachtoffer is van huiselijk geweld. Eiseres heeft op 4 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 24 december 2024 is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 24 februari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres in het algemeen bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het in haar individuele geval niet mogelijk is om bescherming te vragen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.52236

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Akhiat),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres is het daarmee niet eens. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het besluit van de minister om de asielaanvraag af te wijzen in stand kan blijven. De minister heeft namelijk voldoende gemotiveerd dat eiseres in het algemeen bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het in haar individuele geval niet mogelijk is om bescherming te vragen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Inleiding

2. Eiseres heeft op 4 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 24 december 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingediend tegen dit besluit.
2.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van de minister. De zoon van eiseres, [persoon A], was ook aanwezig op de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres komt uit Turkije. Zij legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij sinds 2008 slachtoffer is van huiselijk geweld. Eiseres en haar zoon zijn mentaal en fysiek mishandeld door de echtgenoot van eiseres. In 2008 heeft eiseres aangifte gedaan tegen haar echtgenoot, maar daar is weinig mee gedaan. In juni 2022 vond er een incident plaats waarbij de echtgenoot van eiseres haar sloeg. Eiseres wil een echtscheiding, maar haar echtgenoot wil dit niet en bedreigt haar. In Turkije kan eiseres geen bescherming krijgen. Eisers is uit Turkije vertrokken om haarzelf en haar zoon te beschermen. Bij terugkeer vreest eiseres dat haar echtgenoot haar zal vinden en haar zal bedreigen of fysiek iets aandoet.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) Problemen met de echtgenoot van eiseres.
4.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat beide elementen geloofwaardig zijn. Toch geeft dit de minister geen aanleiding om aan eiseres een verblijfsvergunning asiel te geven. Eiseres heeft haar vrees voor vervolging en het risico op reële schade namelijk niet aannemelijk gemaakt. Bovendien heeft eiseres zelf benoemd dat er procedures zijn in Turkije om haar te beschermen. Haar aanklacht in 2008 is in behandeling genomen en daarna is ze niet meer naar de autoriteiten gegaan. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar echtgenoot haar kan vermoorden of dat ze zich niet op een andere plek in Turkije kan vestigen. De relevante elementen van eiseres zijn daarmee niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Heeft de minister voldoende gemotiveerd dat eiseres bij terugkeer bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten?
5. Eiseres voert aan dat de minister ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat eiseres kan rekenen op adequate bescherming door de Turkse autoriteiten vanwege huiselijk, gendergerelateerd geweld. Aan haar wordt ook ten onrechte tegengeworpen dat ze na de aangifte tegen haar echtgenoot in 2008 niet opnieuw aangifte heeft gedaan. Eiseres durfde niet nogmaals aangifte te doen omdat ze bij haar aangifte in 2008 niet serieus werd genomen door de politie. Ook werd het geweld vanuit haar echtgenoot intensiever nadat ze aangifte tegen hem had gedaan in 2008. Dat eiseres volgens de minister eerder bij haar echtgenoot had moeten weggaan omdat ze vreesde voor haar leven is onterecht en legt de schuld bij het slachtoffer in een gewelddadige relatie (
victim blaming). De minister werpt eiseres ook ten onrechte tegen dat eiseres geen reden heeft om aan te nemen dat haar echtgenoot haar nog zou zoeken. Ter onderbouwing van haar betoog wijst eiseres op het arrest Opuz van het EHRM van 9 juni 2009 [1] en een sociaal onderzoeksrapport van [persoon B].
5.1.
Bij het bepalen of een vreemdeling hulp van de autoriteiten in het land van herkomst kan krijgen, moet eerst worden onderzocht of in het betreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Hiervoor wordt gekeken naar informatie over de algemene situatie in dat land, in het bijzonder ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties. Pas als deze vraag positief is beantwoord, wordt bekeken of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk of bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Als niet aannemelijk is gemaakt dat het vragen van bescherming gevaarlijk of bij voorbaat zinloos moet worden geacht, kan alleen het tevergeefs inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn om te helpen. [2]
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd dat de Turkse autoriteiten in het algemeen bescherming bieden tegen huiselijk, gendergerelateerd geweld en dat eiseres daarom bij terugkeer naar Turkije bescherming kan krijgen van de autoriteiten. De rechtbank is zich er allereerst van bewust dat de ervaringen van eiseres met een gewelddadige relatie voor haar uiterst ernstig moeten zijn geweest en dat dit voor haar beangstigende omstandigheden zijn. Vast staat dat de minister het relaas van eiseres geloofwaardig acht. In het verweerschrift heeft de minister hier aan toegevoegd dat hij het betreurt dat eiseres slachtoffer is geworden van dit geweld en dat de minister eiseres op geen enkele wijze het gevoel heeft willen geven dat sprake is van
victim blaming. Ondanks dat dit element geloofwaardig is geacht, leidt dit niet zonder meer tot de conclusie dat aan eiseres een verblijfsvergunning moet worden verleend. De toets die de rechtbank in het geval van eiseres moet verrichten is, zoals onder 5.1 weergeven, of in het algemeen bescherming aan haar kan worden geboden door de Turkse autoriteiten. Als die bescherming in het algemeen aan haar kan worden geboden, dan is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat deze bescherming in haar individuele geval niet kan worden gegeven door de Turkse autoriteiten omdat dit bij voorbaat zinloos is. De rechtbank is van oordeel dat deze toets tot een voor eiseres ongunstige uitkomst leidt en legt dat hieronder verder uit.
Bescherming in het algemeen door de Turkse autoriteiten5.3. De minister heeft in de besluitvorming voldoende deugdelijk gemotiveerd dat de Turkse autoriteiten in het algemeen bescherming kunnen bieden in het geval van huiselijk geweld. Uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije van augustus 2023 (ambtsbericht) blijkt dat vrouwen in Turkije veelvuldig te maken krijgen met huiselijk geweld en het niet makkelijk is daartegen beschermende en preventieve maatregelen te nemen. Ondanks die situatie bestaat er echter wel Turkse wetgeving die daarop is gericht en die daadwerkelijk optreden tegen huiselijk geweld mogelijk maakt. Uit het ambtsbericht volgt verder dat de autoriteiten een contactverbod kunnen opleggen, dat er diverse vrouwenorganisaties zijn die vrouwen in dergelijke situaties bijstaan en dat er ‘blijf-van-mijn-lijfhuizen’ zijn. [3] Dat blijkt ook uit eiseres’ eigen verklaring dat er in 2008 een huisverbod aan haar echtgenoot is opgelegd.
Bescherming op individueel niveau door de Turkse autoriteiten
5.4.
Verder heeft de minister voldoende gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet op individueel niveau bescherming kan inroepen van de Turkse autoriteiten. Eiseres heeft zich voor het laatst tot de Turkse autoriteiten gewend in 2008. Dat is lang geleden. Er zijn ernstige dingen gebeurd, waarvan eiseres de impact nog steeds merkt. Ze slikt antidepressiva en staat onder behandeling van een psycholoog. Ook heeft eiseres aangegeven dat ze weinig vertrouwen heeft dat ze in haar concrete geval bescherming kan inroepen. De rechtbank acht het invoelbaar dat eiseres zich langere tijd zich niet meer heeft gewend tot de Turkse autoriteiten. Daarmee is alleen niet voldaan aan de strenge eis die geldt in dit soort zaken, namelijk dat eiseres aannemelijk moet maken dat het bij voorbaat zinloos of onmogelijk is om zich te wenden tot de autoriteiten. Dat de aangifte in 2008 weinig heeft opgeleverd is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat een aangifte bij voorbaat geen kans van slagen kan hebben. Zoals de minister in het verweerschrift terecht opmerkt staat op geen enkele manier vast dat de Turkse autoriteiten op eenzelfde manier zullen omgaan met een melding van huiselijk geweld als de lokale politie heeft gedaan in 2008. Voor zover eiseres stelt dat de minister haar ten onrechte tegenwerpt dat zij geen reden heeft om aan te nemen dat haar echtgenoot haar nog zou zoeken, kan dit betoog niet slagen. Indien de echtgenoot van eiseres naar haar op zoek is mag, met het oog op wat hiervoor is geoordeeld, worden aangenomen dat zij de bescherming van de Turkse autoriteiten kan inroepen.
5.5.
Het beroep van eiseres op het arrest Opuz leidt niet tot een ander oordeel, omdat het in die uitspraak gaat over de effectiviteit van het strafrechtelijk systeem in Turkije, terwijl het in de zaak van eiseres gaat om de vraag of in het algemeen bescherming kan worden geboden en of het vragen om bescherming bij de Turkse autoriteiten bij voorbaat zinloos is. Gelet op het voorgaande beantwoordt de rechtbank die eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend. Ook het door eiseres overgelegde sociaal onderzoeksrapport van [persoon B] van 21 februari 2025 leidt niet tot een andere conclusie. De minister merkt terecht op dat van het rapport geen vertaling is overgelegd, maar de rechtbank zal het rapport bij de beoordeling betrekken, aangezien de minister inhoudelijk op het rapport heeft kunnen reageren en ook de rechtbank van de inhoud kennis heeft kunnen nemen aan de hand van een vertaalprogramma. Daarop afgaande staat in het rapport beschreven dat eiseres slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, dat de overheid niet veel steun geeft en dat haar wordt geadviseerd om bescherming te zoeken. De rechtbank leest in het rapport niet dat eiseres wordt geadviseerd om te vluchten naar het buitenland. Het rapport bevat in zoverre geen nieuwe gezichtspunten. Dat eiseres slachtoffer is van huiselijk geweld is immers geloofwaardig geacht en zoals onder 5.3 is overwogen heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij geen bescherming kan inroepen van de Turkse autoriteiten.

Conclusie en gevolgen

6. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat zij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister heeft de aanvraag daarom terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijkt krijgt en de afwijzing van haar asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.EHRM 9 juni 2009, 2009, appl. no. 33401/02 (
2.Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 augustus 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD9606.
3.Algemeen Ambtsbericht Turkije augustus 2023, pagina 61 en 62.