ECLI:NL:RBDHA:2025:7313
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Eiser, geboren in 1996 en van Nigeriaanse nationaliteit, heeft eerder in Frankrijk asiel aangevraagd en stelt dat hij een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling in Frankrijk. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Frankrijk. De rechtbank bevestigt het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Nederland erop mag vertrouwen dat Frankrijk zijn verplichtingen nakomt. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn situatie in Frankrijk zo ernstig is dat overdracht aan Frankrijk onevenredige hardheid zou betekenen. De rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 mei 2025.