ECLI:NL:RBDHA:2025:7320
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser behandeld. Eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Eiser vreest echter voor zijn leven bij een mogelijke overdracht naar Frankrijk en heeft zorgen over de opvang en behandeling die hij daar kan verwachten. Hij verwijst naar verschillende bronnen en uitspraken die zijn vrees onderbouwen, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag niet in behandeling genomen hoeft te worden en dat het beroep kennelijk ongegrond is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.