ECLI:NL:RBDHA:2025:7321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
NL24.49076 en NL24.49078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Moldavische gezinnen en het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot België

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van Moldavische eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen afgewezen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van hun asielaanvragen. De rechtbank heeft de zaak op 1 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de eisers aanwezig was, maar de verweerder niet. De eisers, een gezin met twee minderjarige kinderen, hebben in augustus 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar hun aanvragen zijn niet in behandeling genomen omdat zij eerder in België asiel hebben aangevraagd.

Eisers betogen dat België niet voldoet aan de verplichtingen onder het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en verwijzen naar een AIDA-rapport en recente nieuwsberichten die de opvangcrisis in België beschrijven. De rechtbank oordeelt echter dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij overdracht aan België een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen en dat de besluiten van de minister om de aanvragen niet in behandeling te nemen, in stand blijven. De rechtbank wijst de beroepsgronden van de eisers af en verklaart de beroepen ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.49076 en NL24.49078

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer 1] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer 2] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
(hierna tezamen: eisers)
(gemachtigde: R.S. Frickus)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvragen met het bestreden besluiten van 6 december 2024 niet in behandeling genomen omdat België ervoor verantwoordelijk is.
1.1
De rechtbank heeft het beroep van eisers op 1 april 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eisers is verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1998. Eiseres is geboren op [geboortedatum 2] 2000. De dochter van eisers is geboren op [geboortedatum 3] 2020 en de zoon van eisers is geboren op [geboortedatum 4] 2023. Eisers hebben de Moldavische nationaliteit. Op 29 augustus 2024 hebben eisers in Nederland asiel aangevraagd. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen, omdat zij eerder in België asiel hebben aangevraagd. België is daarom volgens verweerder verantwoordelijk voor de behandeling van hun asielaanvragen. [1]
Wat vinden eisers in beroep?
3. Eisers voeren aan dat ten aanzien van België niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan en dat zij hierover niet bij de Belgische rechter kunnen klagen. Er zijn van nieuwe ontwikkelingen, sinds de uitspraak van de Afdeling [2] van 13 maart 2024 [3] zijn de wachttijden voor opvang in België verder opgelopen. Ter onderbouwing verwijzen eisers naar een uitspraak van rechtbank Den Haag, het AIDA rapport en twee nieuwsberichten. [4] Uit het AIDA-rapport volgt dat ook families – naast alleenstaande mannen – minder zeker zijn van opvang in België en dat asielzoekers die op straat belanden geen effectieve rechtsbijstand krijgen. Dat in de noodopvang voorrang wordt gegeven aan gezinnen neemt niet weg dat gezinnen bij gebrek aan opvangplekken op straat moeten zwerven. De Belgische staatssecretaris heeft in een gesprek met EenVandaag bevestigd dat zij niet kan garanderen dat gezinnen niet op straat moeten slapen. [5] Dit is in strijd met artikel 4 van het Handvest [6] . Uit de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 18 juli 2023 volgt dat België niet in staat is om gerechtelijke uitspraken uit te voeren over het bieden van opvang, dit levert een schending van het recht op een eerlijk proces op. [7] Sinds deze uitspraak is er nog geen verandering gekomen in de uitvoering van gerechtelijke beslissingen over opvang. Uit voormeld AIDA rapport blijkt dat asielzoekers die door de opvangcrisis op straat belanden geen effectieve rechtsbijstand krijgen. Het bestreden besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen en onjuist gemotiveerd en kan geen stand houden.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eisers niet in behandeling hoefde te nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank geeft eisers geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe en waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
Mag verweerder voor België uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Het algemene uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat België zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eisers aannemelijk maken dat het asiel- en opvangsysteem in België dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan België een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [8] of artikel 4 van het Handvest. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, pas sprake zijn als die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo. [9]
7. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers er niet in geslaagd om het voorgaande aannemelijk te maken. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2024, waarin de Afdeling heeft erkend dat er in België tekortkomingen in de opvangvoorzieningen zijn, maar dat de enkele schending van opvangverplichtingen onvoldoende is voor het oordeel dat ten aanzien van België niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling is van oordeel dat dit geen fundamentele systeemfout is die de bijzondere drempel van zwaarwegendheid bereikt. De informatie in het AIDA-rapport (update 2023) waar eisers op hebben gewezen wijkt niet wezenlijk af van de informatie die in deze uitspraak is betrokken. Uit de pagina in het AIDA-rapport waar eisers naar verwijzen blijkt dat de opvangvoorzieningen in de zomer van 2023 een punt bereikten waarop in de opvang geen plek was voor alle gezinnen, hieruit volgt daarentegen ook dat dit in augustus 2023 al is opgelost. Voor eisers als partners is daarbij van belang dat wegens het gebrek aan reguliere opvangplaatsen bij de toewijzing van plaatsen voorrang wordt gegeven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen. Na registratie van hun asielverzoek wordt aan hen onmiddellijk een opvangplaats toegewezen. Uit de nieuwsberichten en uitspraken van de Belgische staatssecretaris volgt niet dat kwetsbare personen structureel te maken hebben met opvangproblemen. Eisers hebben geen argumenten naar voren gebracht die leiden tot een ander oordeel dan al door de Afdeling is gegeven. De rechtbank overweegt verder nog dat uit de gehoren van eisers ook blijkt dat ze opvang hebben gehad in België. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in België een reëel risico lopen op een onmenselijk of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest. De verwijzing naar de uitspraak van rechtbank Den Haag van 19 juli 2024 maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. In die uitspraak gaat het namelijk over een alleenstaande mannelijke vreemdeling en die uitspraak ziet dus een op andere situatie dan de situatie van eisers.
Kunnen eisers bij de Belgische autoriteiten klagen?
8. Eisers voeren verder aan dat België niet in staat is om gerechtelijke uitspraken over opvang uit te voeren, wat een schending oplevert van het recht op een eerlijk proces. Ook zouden eisers in het geheel niet bij de Belgische autoriteiten kunnen klagen. Er zijn geen aanwijzingen dat deze stellingen juist zijn. De Afdeling heeft voormelde uitspraak van het EHRM van 18 juli 2023 in haar uitspraak van 13 maart 2024 betrokken en is tot het oordeel gekomen dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. Verder wijst de rechtbank er nog op dat de passage in het AIDA rapport over rechtsbijstand waar eisers op hebben gewezen (p. 107) ziet op alleenstaande mannen die op straat belanden omdat bij de opvang voorrang wordt gegeven aan kwetsbaren. Op p. 57 van hetzelfde rapport staat dat de Belgische Vreemdelingenwet gratis rechtsbijstand door een advocaat aan alle asielzoekers garandeert, in elke fase van de procedure en in alle soorten procedures. Anders dan eisers betogen, mag van hen worden verwacht dat zij zich bij terugkeer naar België bij voorkomende problemen tot de autoriteiten wenden.
9. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepsgronden slagen niet. Dat betekent dat het beroep ongegrond is en de besluiten van verweerder om de asielaanvragen van eisers niet in behandeling te nemen omdat België ervoor verantwoordelijk is, in stand blijven.
11. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van
J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 30, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zie de uitspraak van rechtbank Den Haag van 19 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:11372, zie het AIDA Country Report Belgium (2023 update) pagina 104, zie DeMorgen van 6 augustus 2024 ‘Asielzoekers belanden ook in Antwerpen of straat: ‘De Opvangcrisis breidt zich uit als een olievlek’ en RTL van 30 augustus 2024 ‘België sluit deur voor alleenstaande mannelijke asielzoekers; Ín strijd met Europese wetgeving’.
5.Zie EenVandaag van 25 november 2024 ‘In België is er een nieuwe asielcrisis, eerst waren het alleen mannen, nu slapen ook families op straat’.
6.Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.Zie de uitspraak van het EHRM van 18 juli 2023 (Camara v. Belgium), ECLI:CE:ECHR:2023:0718JUD004925522, r.o. 110-122.
8.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
9.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.