ECLI:NL:RBDHA:2025:7358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
NL24.48199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag van een Mauritaanse nationaliteit met betrekking tot taalgebruik en tolkvoorzieningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2025, wordt het beroep van eiser, een man van Mauritaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 9 november 2024 een asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 3 december 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser stelt dat hij bedreigd wordt door de autoriteiten in zijn thuisland vanwege schulden van zijn neef en onveiligheid in zijn wijk. Tijdens de zitting op 11 februari 2025, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank concludeert dat de minister heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om eiser een tolk ter beschikking te stellen, aangezien eiser in de Franse taal kon communiceren. Eiser had aangevoerd dat hij in zijn moedertaal Soninke gehoord had moeten worden, maar de rechtbank oordeelt dat er geen tolken beschikbaar waren voor deze taal en dat eiser in staat was om in het Frans te communiceren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48199

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. F. Gieskes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Mauritaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1997. Hij heeft op 9 november 2024 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 3 december 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. Eisers beroep is op 11 februari 2025, samen met zijn verzoek om een voorlopige voorziening, [1] op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit, aan de hand van de beroepsgronden, hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eisers asielrelaas
4. Eiser heeft asiel aangevraagd vanwege bedreigingen door de politie en de autoriteiten als gevolg van schulden van zijn neef en vanwege bedreigingen en onveiligheid in de wijk.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft in het asielrelaas van eiser de volgende afzonderlijke relevante asielmotieven onderscheiden:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. bedreigingen vanwege de schulden van de neef;
3. bedreiging en onveiligheid in de wijk.
Verweerder vindt het eerste asielmotief geloofwaardig. Het tweede en derde asielmotief vindt hij ongeloofwaardig. Uit de verklaringen van eiser blijkt niet dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Eiser loopt bij terugkeer geen reëel risico op ernstige schade. De asielaanvraag wijst verweerder af als kennelijk ongegrond.
De datum van het tweede nader gehoor.
6. Eiser voert aan dat het onbegrijpelijk is dat verweerder op pagina 2 van het bestreden besluit spreekt over een aanvullend gehoor op “X november”. Eiser kan zich niet voorstellen dat het een verschrijving is, omdat de IND een professionele organisatie is met ervaren beslisambtenaren die over voldoende kennis en ervaring beschikken en omdat bij de besluiten het vier-ogen-beginsel wordt gehanteerd. Deze fout dient consequenties te hebben. Hierom kan het bestreden besluit niet in stand blijven, aldus eiser.
7. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat eiser op 16 november 2024 een aanmeldgehoor en op 23 november 2024 een nader gehoor heeft gehad. Op 29 november 2024 heeft nogmaals een nader gehoor plaatsgevonden. In het bestreden besluit staat:
“Op X november is getracht om nogmaals een nader gehoor met u af te nemen.”De rechtbank leest dit als een kennelijke verschrijving. Het rapport van dit tweede nader gehoor is aan eisers gemachtigde toegestuurd en die heeft bevestigd erover te beschikken. Eiser heeft niet toegelicht of onderbouwd dat hij door deze verschrijving in zijn belangen is geschaad. De rechtbank ziet dan ook geen reden aan de verschrijving consequenties te verbinden. De beroepsgrond slaagt niet.
Kon verweerder eiser horen in de Franse taal?
8. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet is gehoord in zijn moedertaal Soninke. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen.
9. Verweerder heeft eiser gehoord met behulp van een tolk in de Franse taal omdat geen tolk beschikbaar is voor de taal Soninke. Volgens verweerder beheerst eiser de Franse taal voldoende om in ieder geval een gesprek aan te gaan.
10. In artikel 38, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 staat:
Indien de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld zich omtrent de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning of het verlengen van de geldigheidsduur ervan te doen horen, wordt de vreemdeling gehoord in een taal waaraan de vreemdeling de voorkeur geeft, tenzij er een andere taal kan worden gebruikt die hij begrijpt en waarin hij helder kan communiceren.
Dit is de implementatie van het bepaalde in artikel 15, derde lid, aanhef en onder c, van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU). Hierin staat, voor zover hier van belang:
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een persoonlijk onderhoud plaatsvindt in zodanige omstandigheden dat een verzoeker de gronden voor zijn verzoek uitvoerig uiteen kan zetten. Met het oog hierop dienen de lidstaten: een tolk te kiezen die in staat is de communicatie tussen de verzoeker en de persoon die het persoonlijke onderhoud afneemt goed te doen verlopen. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de taal waaraan de verzoeker de voorkeur geeft tenzij er een andere taal kan worden gebruikt die hij begrijpt en waarin hij helder kan communiceren.
In artikel 3.109a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 staat:
De vreemdeling kan gebruik maken van de diensten van een tolk tijdens de in deze paragraaf bedoelde gehoren en op andere momenten waarop dat noodzakelijk is om zijn zaak voor te leggen, indien een goede communicatie zonder die diensten niet kan worden gewaarborgd.
11. De rechtbank neemt de volgende omstandigheden in aanmerking.
Verweerder heeft gesteld dat er geen tolken beschikbaar zijn in de taal Soninke. Hij heeft een schriftelijke verklaring van zijn “Senior Adviseur Tolkenzaken IND” van 3 december 2024 overgelegd die dit bevestigt. De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaring te twijfelen en heeft overigens zelf evenmin een tolk Soninke kunnen vinden om eiser bij te staan tijdens de zitting. Ter zitting heeft eiser ook niet langer bestreden dat er geen tolken in de taal Soninke beschikbaar zijn.
Uit het op ambtsbelofte opgemaakte ‘proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel’ van 9 november 2024 in het dossier blijkt dat eiser bij aankomst in Nederland met de medewerker van de Koninklijke Marechaussee heeft gesproken met behulp van een tolk Frans.
In het rapport van het aanmeldgehoor van 16 november 2024 staat dat ook dit gehoor is gehouden met behulp van een tolk Frans. Eiser heeft tijdens het gehoor duidelijk gemaakt dat hij op advies van zijn advocaat en vanwege mogelijke consequenties wenst te worden gehoord in zijn geboortetaal Soninke, maar de medewerker van verweerder heeft uitgelegd dat er geen tolk Soninke beschikbaar is en meegedeeld dat het gehoor in de Franse taal, waarin eiser op dat moment communiceerde met de tolk, wordt gehouden. Hierbij is gezegd dat als eiser iets niet begrijpt of moeilijk vindt, hij dat kan aangeven. De rechtbank leest in dit rapport geen problemen aan eisers kant bij het begrijpen van de tolk en bij het geven van antwoorden op de gestelde vragen. Uit het rapport blijkt ook dat eiser heeft verklaard dat het goed gaat in het Frans. [2] Aan het eind van het gehoor heeft eiser ook verklaard dat hij de tolk Frans heeft begrepen en geen op- of aanmerkingen heeft over de werkwijze van de tolk. [3]
Uit de rapporten van de nadere gehoren op 23 en 29 november 2024 blijkt dat ze beide zijn afgebroken omdat eiser weigerde te verklaren in het Frans en dat alleen in het Soninke wilde doen.
12. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat eiser in staat is gebleken helder in de Franse taal te communiceren. In de gegeven omstandigheden mocht verweerder van hem verwachten dat hij in ieder geval een serieuze poging deed om in het Frans te verklaren over zijn asielmotieven. De rechtbank constateert daarbij dat verweerder voldoende duidelijk heeft gemaakt dat het achterwege laten van verklaringen consequenties zou hebben. [4] De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting om eiser een tolk ter beschikking te stellen die een taal spreekt waarin eiser helder kan communiceren. Anders dan eiser ter zitting heeft betoogd, was verweerder ook niet gehouden om de behandeling van eisers asielaanvraag aan te houden tot er op enig moment een tolk Soninke beschikbaar zou zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Eiser heeft verder geen beroepsgronden aangevoerd. Zijn beroep is daarom ongegrond. Dit betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL24.48200
2.Rapport aanmeldgehoor, pagina 2.
3.Rapport aanmeldgehoor, pagina 8.
4.Rapport nader gehoor van 23 november 2024, pagina’s 3 en 4 en Rapport nader gehoor (dag 2) van 29 november 2024, pagina’s 2 en 3.