ECLI:NL:RBDHA:2025:7359

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
NL24.11623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en reguliere verblijfsvergunning van Russische eiseres met medische afhankelijkheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2025 wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Russische eiseres beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven vanwege een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek. De eiseres, geboren in 1943, heeft op 15 maart 2024 asiel aangevraagd, waarbij zij zich beroept op haar vrees voor vervolging in Rusland vanwege haar politieke overtuiging en de huidige oorlog tussen Rusland en Oekraïne. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de eiseres over haar politieke overtuiging onvoldoende zijn erkend door de verweerder, die in eerdere beslissingen geen rekening heeft gehouden met de expliciete uitspraken van de eiseres over de oorlog. De rechtbank concludeert dat de vrees van de eiseres voor vervolging niet zwaarwegend genoeg is om te spreken van een gegronde vrees voor vervolging of een risico onder artikel 3 EVRM. Daarnaast wordt de afwijzing van de reguliere verblijfsvergunning beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen de eiseres en haar dochter, die haar medische zorg biedt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor de afwijzing van de reguliere verblijfsvergunning, maar laat de afwijzing van de asielaanvraag in stand. De rechtbank draagt de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen over de reguliere verblijfsvergunning, rekening houdend met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11623

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. K. Ross),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vw [1] . Deze uitspraak gaat ook over de afwijzing van een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM [2] . Eiseres is het met deze afwijzingen niet eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag en de reguliere verblijfsvergunning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven omdat het besluit een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek bevat
.Toch krijgt eiseres geen gelijk, omdat verweerder in het verweerschrift en ter zitting alsnog een nadere draagkrachtige motivering heeft gegeven. De rechtbank komt met betrekking tot de reguliere verblijfsvergunning tot de conclusie dat verweerder die niet heeft mogen afwijzen omdat de motivering van verweerder dat er van familieleven geen sprake is, onvoldoende is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft de Russische nationaliteit en is geboren op [datum] 1943. Eiseres heeft op 15 maart 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiseres heeft tijdens deze procedure een beroep gedaan op familie- en privéleven in de zin van artikel 8 EVRM. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 februari 2024 de asielaanvraag afgewezen en ook geen reguliere verblijfsvergunning toegekend.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Op 17 oktober 2024 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen waarbij uitstel van vertrek is gegeven op grond van artikel 64 van de Vw. Dit uitstel is gegeven tot 10 augustus 2025.
2.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres is op 4 december 2021 met een toeristenvisum naar Nederland gekomen om haar dochter, schoonzoon en kleinkinderen in Nederland te bezoeken. Bij afloop van het toeristenvisum of vlak daarvoor heeft eiseres asiel aangevraagd. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat ze door het huidige conflict tussen Rusland en Oekraïne niet terug kan keren naar Rusland. Dit vanwege het volgende. De familie van eiseres in Nederland is gedeeltelijk afkomstig uit Oekraïne. Eiseres vreest dat ze bij terugkeer naar Rusland wordt gezien als buitenlandse agente en als landverrader, door de banden die zij heeft met haar familie in Nederland en ook de banden die zij heeft met Oekraïne. Verder is eiseres werkzaam geweest als arts en bij openbare organisaties in Rusland, en vreest zij te worden opgeroepen voor de dienstplicht of te worden gebruikt voor propagandadoeleinden bij terugkeer. De algemene oorlogssituatie in Rusland zorgt er ten slotte voor dat eiseres gevaar loopt voor eventuele aanvallen, en geen toegang heeft tot de medische zorg in Rusland. Eiseres heeft verschillende medische aandoeningen, waar momenteel geen medicijn of behandeling voor beschikbaar is. Dit geldt te meer omdat de Russische overheid toegang tot medische zorg blokkeert voor mensen die zich negatief uitspreken over Rusland. Eiseres zou bij terugkeer naar Rusland leven in volledige isolatie, zonder steun of hulp van familieleden.
Het bestreden besluit
4. Het bestreden besluit omvat zowel de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als de afwijzing van het beroep van eiseres op artikel 8 EVRM.
4.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Door de Russische overheid worden gezien als westerse agente;
Dienstplichtig en oproepbaar voor de mobilisatie voor de oorlog in Oekraïne;
Problemen vanwege Oekraïense familiebanden;
Lidmaatschap van de Russische openbare organisatie van veteranen (gepensioneerden) van oorlog, arbeid en strijdkrachten en recht handhavende instanties.
Het eerste en vijfde element heeft verweerder geloofwaardig geacht. Het tweede, derde en vierde element heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. De geloofwaardig geachte elementen, het eerste en het vijfde, heeft verweerder getoetst aan het VN-Vluchtelingenverdrag en artikel 3 EVRM. Eiseres is echter geen verdragsvluchteling zoals bedoeld in het VN-Vluchtelingenverdrag omdat deze elementen niet te herleiden zijn tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Ook de angst van eiseres voor isolatie in Rusland en gebrek aan goede zorg raken volgens verweerder niet aan één of meer van de gronden van het Vluchtelingenverdrag of zullen niet leiden tot schending van artikel 3 EVRM.
4.2.
Verweerder heeft in het besluit ook geen reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM toegekend. Tussen eiseres en haar kleinkinderen wordt geen familie- of gezinsleven aangenomen omdat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden die de gebruikelijke omgang overstijgen. Eiseres heeft bijvoorbeeld geen enorm grote rol bij het opvoeden van haar kleinkinderen, en is in het verleden altijd alleen kort op bezoek geweest. Tussen eiseres en haar dochter wordt ook geen familie-of gezinsleven aangenomen omdat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De zorg die eiseres krijgt van haar dochter kan ook door derden of een zorginstelling in het land van herkomst worden verleend. Verweerder heeft een belangenafweging verricht en die is negatief uitgevallen voor eiseres.
Wat is het oordeel van de rechtbank over de beroepsgronden gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres?
Dienstplicht
5. Eiseres voert aan dat uit de ambtsberichten [3] die over Rusland gaan een beeld naar voren komt waarbij er sprake is van mobilisatie van ouderen en de regels voor mobilisatie worden overtreden. Eiseres is, ondanks haar hoge leeftijd en haar gezondheidsklachten, oproepbaar als reservist. Eiseres verwijst in dit kader naar een uitspraak van deze rechtbank van 18 oktober 2024 [4] en van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 1 september 2023 [5] .
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom het niet geloofwaardig is dat eiseres gemobiliseerd gaat worden of nog dienstplichtig is. Niet in geschil is dat uit de ambtsberichten naar voren komt dat ook na oktober 2022 reservisten zijn gemobiliseerd, en ook reservisten met gezondheidsklachten. Maar uit het ambtsbericht blijkt ook dat in juli 2023 de mobilisatieleeftijd is verhoogd tot maximaal 70 jaar alleen voor mannen in de hoogste rangen. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres door haar hoge leeftijd geen reservist meer kan zijn. Uit het ambtsbericht blijkt niet dat dit anders is gelet op haar eerdere beroep als arts. Van dienstweigering kan ook geen sprake zijn, nu eiseres niet oproepbaar is. Dat de Russische autoriteiten zich niet houden aan de officiële regelgeving maakt dit, wegens gebrek aan concretisering voor de situatie van eiseres, niet anders De beroepsgrond slaagt niet.
Het door de Russische overheid worden gezien als westerse agente
6. Eiseres voert aan dat op grond van de Russische wet (nr. 255) iemand tot buitenlands agent kan worden verklaard als diegene buitenlandse steun krijgt en/of onder buitenlandse invloed staat en als diegene activiteiten uitvoert op het gebied van politiek, doelbewuste informatievergaring en het creëren of verspreiden van berichten. Eiseres zal bij terugkeer contact houden met haar familie in Nederland. Zij vreest afgeluisterd te worden. Het veelvoudig contact met haar familie in Nederland zal zeker opvallen, waarbij de autoriteiten bij het afluisteren erachter zullen komen dat eiseres zich kritisch uit over de oorlog met Oekraïne. Ter onderbouwing hiervan overlegt eiseres een artikel waaruit volgt dat er in Rusland verhoogde aandacht bestaat voor landverraad en spionage en een uitspraak van deze rechtbank van 3 juli 2023 [6] . Daarnaast zal zij bij terugkeer de aandacht trekken van haar omgeving, omdat zij langdurig in het westen heeft verbleven. De Russische autoriteiten hanteren een mate van willekeur bij vervolging.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ongeloofwaardig heeft kunnen achten dat eiseres kan worden gezien als een westerse agente of landverrader, nu zij niet voldoet aan de vereisten om tot buitenlands agent te worden verklaard. Eiseres valt niet onder het artikel nu zij geen activiteiten uitvoert op het gebied van politiek, doelbewuste informatievergaring en het creëren of verspreiden van berichten. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat niet iedereen die zich tegen de oorlog in Oekraïne uitspreekt of familie heeft in het buitenland onder wet nr. 255 valt. De rechtbank is het met verweerder eens dat het enkele feit dat eiseres telefonisch contact zal hebben met haar gezinsleden in Nederland bij terugkeer naar Rusland onvoldoende is om te concluderen dat eiseres vanwege dit contact zal worden vervolgd. Anders dan het geval was in de uitspraak van 3 juli 2023, is er bij eiseres geen sprake van kritische geluiden over de oorlog of Poetin op sociale media. De beroepsgrond slaagt niet.
Politieke overtuiging
7. Eiseres heeft in de aanvullende gronden van beroep aangevoerd dat verweerder haar politieke overtuiging onzorgvuldig heeft getoetst, nu dit is behandeld in het kader van het element “het door de Russische overheid worden gezien als westerse agente”. Eiseres heeft een duidelijk politiek standpunt ingenomen voor wat betreft de oorlog met Oekraïne, en heeft dit ook kenbaar gemaakt in het nader gehoor. Eiseres heeft op zitting aangevoerd dat uit de jurisprudentie volgt dat er niet terughoudend mag worden omgegaan met een politieke overtuiging. Het is in dit kader volgens eiseres niet voldoende om te stellen dat zij zich in het verleden niet heeft uitgesproken over Rusland, nu er geen oorlog was toen eiseres uit Rusland vertrok. Er is door verweerder miskend dat er sprake is van een politieke overtuiging van eiseres en het gevaar dat zij hierom vreest is niet getoetst. Verweerder moet in dit kader de ambtsberichten en landeninformatie meenemen. Eiseres wijst in dit kader op het rapport van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst [7] . Eiseres verwijst ook naar een uitspraak van deze rechtbank van 18 oktober 2024 waarin wordt aangenomen dat ook gewone individuele burgers onder de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten kunnen komen en dat sprake is van een willekeurig patroon van vervolging. [8]
7.1.
Verweerder heeft op de zitting primair het standpunt ingenomen dat verweerder de vrees vanwege een politieke overtuiging materieel wel heeft getoetst, door te betrekken dat ze zich niet kritisch heeft uitgelaten op sociale media. Van een politieke belangstelling is dus niet gebleken. Verder heeft eiseres in het nader gehoor geuit dat ze geen politieke belangstelling heeft. Subsidiair heeft verweerder het standpunt ingenomen dat voor zover een politieke overtuiging wel geloofwaardig zou zijn, dit niet tot een ander oordeel leidt. Verweerder acht het immers niet aannemelijk dat eiseres in de negatieve aandacht staat of komt te staan van de Russische autoriteiten, nu zij geen kritiek uit of heeft geuit op sociale media.
7.2.
De rechtbank stelt voorop dat uit het arrest S.A. [9] volgt dat de vervolgingsgrond ‘politieke overtuiging’ ruim moet worden uitgelegd en dat ook opvattingen, gedachten en meningen onder deze vervolgingsgrond kunnen vallen. De beoordeling van de vrees voor vervolging wegens een politieke overtuiging moet op individuele basis worden beoordeeld. In het kader van die beoordeling moeten de bevoegde nationale autoriteiten vaststellen of de gebleken omstandigheden een dusdanige bedreiging vormen dat de vreemdeling, gezien zijn of haar individuele situatie, goede gronden heeft om te vrezen daadwerkelijk te zullen worden vervolgd. In deze context zijn de sterkte van de politieke overtuiging die de vreemdeling stelt te hebben en eventueel verrichtte activiteiten om die overtuiging te promoten relevante elementen voor de beoordeling van de vrees. Deze elementen spelen immers een rol bij de beoordeling van het risico dat zij de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging in het land van herkomst van de verzoeker hebben gewekt of kunnen wekken en dat de verzoeker bij terugkomst naar dat land kan worden vervolgd.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte in de verklaringen van eiseres geen politieke overtuiging heeft gelezen, nu zij expliciete uitspraken heeft gedaan over de oorlog tussen Rusland en Oekraïne in het nader gehoor. Op pagina 5 van het nader gehoor zegt zij namelijk,
“Rusland is bezig met een agressieve oorlog. Ik ben tegen deze oorlog. Op dit moment, wat er in Oekraïne gebeurt dat noem ik genocide, een uitroeiing van het volk. Ik snap het doel van de oorlog niet”.Op pagina 6 van het nader gehoor zegt zij nogmaals, “
Op dit moment is er een genocide van de Oekraïense volk aan de gang.” En op pagina 13 zegt zij over het zich moeten inzetten voor het Russische leger bij terugkeer naar Oekraïne:
“Dat kan ik niet doen want dat past niet bij mijn moreel en dat past niet bij mijn politieke standpunt. Ik zie Rusland als aanvaller”.In lijn met de bovengenoemde jurisprudentie had verweerder dit uitdrukkelijk moeten erkennen als afzonderlijk element, en moeten beoordelen of dit element geloofwaardig was en de vrees ten gevolge hiervan voldoende aannemelijk is. Dit kan niet, zoals verweerder heeft gesteld, impliciet als onderdeel van het element “het door de overheid worden gezien als westerse agente” omdat dit een andere lading dekt. De rechtbank volgt ook niet het standpunt van verweerder ter zitting, dat er van een politieke overtuiging geen sprake is omdat eiseres heeft verklaard geen belangstelling te hebben voor de politiek, nu deze verklaring ziet op de politieke interesse van eiseres van voor de huidige oorlog met Oekraïne. [10] Deze beroepsgrond slaagt.
7.4
Het bestreden besluit dient te worden vernietigd vanwege een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek. De rechtbank ziet echter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a van de Awb, de rechtsgevolgen in stand te laten, gelet op het volgende.
7.5
De rechtbank is met verweerder van oordeel, dat de vrees van eiseres voor vervolging niet zwaarwegend genoeg is om te kunnen spreken van een gegronde vrees voor vervolging of een artikel 3 EVRM risico. Bij het beoordelen hiervan is van belang hoe sterk een politieke overtuiging is, hoe deze wordt uitgeoefend, hoe deze wordt uitgeoefend in de toekomst en eventuele problemen in het verleden als gevolg van het hebben van deze politieke overtuiging. Eiseres is niet politiek actief of actief op sociale media, en uit zich alleen kritisch over de oorlog tegenover haar familieleden. Er is niet gebleken van redenen voor de Russische autoriteiten om bij terugkeer de telefoongesprekken van eiseres af te luisteren. Onder deze omstandigheden is het niet aannemelijk dat de Russische autoriteiten op de hoogte zullen raken van de mening van eiseres over de oorlog en dat eiseres om die reden te vrezen heeft voor de Russische autoriteiten. Het enkele feit dat eiseres contact zal onderhouden met de familieleden in Nederland, en dat in deze gesprekken wellicht de oorlog ter sprake komt, is onvoldoende om gegronde vrees wel aannemelijk te achten. Daarmee heeft verweerder alsnog deugdelijk gemotiveerd waarom de geloofwaardige asielmotieven niet leiden tot de conclusie dat er een rechtsgrond bestaat voor verlening van een verblijfsvergunning asiel als genoemd in artikel 29, eerste lid, onder a of b van de Vw.
Wat is het oordeel van de rechtbank over de beroepsgronden gericht tegen de afwijzing van de reguliere verblijfsvergunning van eiseres op grond van artikel 8 EVRM?
8. De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van het EHRM [11] volgt dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, een vraag van feitelijke aard is. De beantwoording daarvan is afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Het EHRM heeft in verschillende arresten factoren aangewezen die relevant kunnen zijn bij de vraag of sprake is van deze meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Van belang kan bijvoorbeeld zijn of de familieleden hebben samengewoond, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de medische omstandigheden, de banden met het land van herkomst en of de gezinsleden in het land van herkomst behoorden tot hetzelfde gezin. [12]
Bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar kleinkinderen
9. Eiseres heeft aangevoerd dat er familieleven bestaat tussen eiseres en haar kleinkinderen vanwege de grote rol die zij heeft in het dagelijks leven van haar kleinkinderen. Dit ziet op emotioneel, praktisch, educatief en cultureel gebied. De band die eiseres met haar kleinkinderen heeft overstijgen volgens haar de gebruikelijke banden tussen grootouders en hun kleinkinderen. Er is door verweerder te weinig belang gehecht aan de hechte en persoonlijke banden tussen eiseres en haar kleinkinderen. Eiseres wijst in dit kader op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 23 november 2022. [13] Hierbij is van belang dat eiseres samenwoont met haar kleinkinderen en dit ook had willen doen als dat eerder mogelijk was geweest.
9.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van hechte en persoonlijke banden tussen eiseres en haar kleinkinderen. Eiseres is alleen kort op bezoek geweest bij haar kleinkinderen. Er is niet gebleken dat de band die eiseres heeft met haar kleinkinderen de gebruikelijke omgang overstijgt, zoals bijvoorbeeld in de situatie dat een grootouder de zorg over de kleinkinderen heeft overgenomen. Dat eiseres sinds haar laatste vertrek uit Rusland bij haar kleinkinderen woont, leidt er niet toe dat de gebruikelijke omgang wel wordt overstegen. Het is namelijk vanzelfsprekend dat een grootouder op een bepaalde manier een rol inneemt in het leven van zijn of haar kleinkinderen, aldus verweerder. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij niet meer bij haar kleinkinderen op bezoek zal kunnen gaan. Er is dan ook geen sprake van familieleven tussen eiseres en haar kleinkinderen dat op basis van artikel 8 EVRM beschermd moet worden.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de band die eiseres met haar kleinkinderen heeft, niet de gebruikelijke omgang overstijgt zodat er geen sprake is van hechte en persoonlijke banden in de zin van artikel 8 EVRM. De rechtbank volgt verweerder dat niet is gebleken dat eiseres de zorg draagt over haar kleinkinderen, of dat er andere redenen zijn om aan te nemen dat er persoonlijke en hechte banden zijn die de gebruikelijke omgang overstijgen. Dat eiseres momenteel samenwoont met haar kleinkinderen is niet voldoende om dit wel aan te nemen.
Bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar dochter
10. Eiseres heeft aangevoerd dat er familieleven bestaat tussen haar en haar dochter, vanwege de medische situatie waarin zij zich bevindt. Eiseres heeft inmiddels uitstel van vertrek gekregen gebaseerd op haar medische situatie. Hierin is het advies van Bureau medische advisering (BMA-advies) van 16 oktober 2024 meegewogen waarin is opgenomen dat eiseres niet kan reizen tenzij zij na haar reis direct wordt overgedragen aan een opvolgende mantelzorger. Op de zitting heeft eiseres nog gewezen op het nieuwste BMA-advies van 28 augustus 2024. Ook dit toont volgens eiseres aan dat er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar dochter.
10.1.
Verweerder handhaaft het standpunt dat er geen sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen eiseres en haar dochter. Er wordt door verweerder niet aangenomen dat er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar dochter. Verweerder heeft op de zitting gesteld dat het BMA-advies van 28 augustus 2024 dit standpunt niet verandert, nu de zorg die daarin wordt genoemd niet enkel en alleen door haar dochter geboden hoeft te worden. Mantelzorg kan ook door derden of een zorginstelling worden verleend in Rusland.
10.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet goed heeft gemotiveerd, dat er geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. In de BMA-adviezen van 16 oktober 2023 en 28 augustus 2024 zijn de medische omstandigheden van eiseres inzichtelijk gemaakt. Daarbij wordt de nadruk gelegd op de zorg die eiseres behoeft. In het advies van 16 oktober 2023 staat dat uit het medisch dossier blijkt dat mantelzorg essentieel is voor het welslagen van de medische behandeling en dat het aannemelijk is dat haar dochter haar helpt met medicatie. In het advies van 28 augustus 2024 staat dat mantelzorg als voorheen wordt verleend door haar dochter en dat deze zeker deels is aan te merken als essentieel voor het slagen van de behandeling. Er staat ook in dat eiseres zichzelf niet meer zelfstandig kan handhaven. De rechtbank leidt hieruit af, dat eiseres thans geheel of gedeeltelijk afhankelijk is van de zorg van haar dochter. Daarmee heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd, dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn in de zin van artikel 8 EVRM.
10.3
Het voorgaande betekent dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er tussen eiseres en haar dochter geen familieleven is. Deze beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
11. Gelet op r.o. 10.2 en 10.3 is de afwijzing regulier ondeugdelijk gemotiveerd en in strijd is met artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het bestreden besluit dan ook vernietigen voor zover het ziet op de verblijfsvergunning regulier.
11.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder, voor zover dat ziet op de verblijfsvergunning regulier, een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
11.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1)

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 20 februari 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit voor zover die zien op de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijven;
- draagt verweerder voor zover het bestreden besluit ziet op de reguliere verblijfsvergunning op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Doorman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie het Algemeen Ambtsbericht Russische Federatie van 14 februari 2025 en 31 maart 2023.
7.Het rapport van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, “
9.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688.
10.Pagina 24 van het Nader Gehoor.
11.Zie de uitspraken van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1187, 1188 en 1189.
12.Arrest Kruškić tegen Kroatië, 2 november 2014 (zaaknummer 10140/13) en vgl. uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4685).