RECHTBANK DEN HAAG
zaaknummers: AWB 24/12807en 24/12808
uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter van 18 april 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. J.H.E. Wanrooij),
de minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. I.A.G. Lodders).
Inleiding
1. Eiseres heeft de Thaise nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1969. Zij verblijft sinds 2004 in Nederland. Eiseres was vanaf 14 augustus 2012 in het bezit van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- en gezinslid.
2. De minister heeft met een besluit van 20 mei 2021 de verblijfsvergunning van eiseres met terugwerkende kracht ingetrokken vanaf 6 januari 2021, vanwege de beëindiging van de relatie met haar ex-partner. Hiertegen heeft eiseres destijds geen bezwaar gemaakt.
3. Eiseres heeft op 14 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor verlenging van de geldigheidsduur van haar al ingetrokken verblijfsvergunning. De minister heeft deze aanvraag afgewezen met het besluit van 30 november 2023 (het primaire besluit). Hier heeft eiseres bezwaar tegen gemaakt.
4. Het bezwaar van eiseres is met het besluit van 16 juli 2024 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. Ook heeft eiseres een voorlopige voorziening ingediend om hangende het beroep Nederland niet te hoeven verlaten.
5. De rechtbank heeft het beroep en de voorlopige voorziening op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde deelgenomen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig mevrouw J. Ywangsuwan.
Bestreden besluit (in essentie weergegeven)
6. De minister stelt dat eiseres (veel) te laat om een verlenging van haar verblijfsvergunning heeft gevraagd. Dit betekent dat zij aan nadere voorwaarden moet voldoen, waaronder het mvv-vereiste. De minister vindt wat eiseres heeft aangevoerd onvoldoende om haar vrij te stellen van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM.Als het gaat over de kinderen van eiseres dan is hiervoor van belang dat sprake moet zijn van familie- of gezinsleven. De dochter van eiseres was ten tijde van de aanvraagprocedure 21 jaar en geldt als jongvolwassene. Met haar is geen sprake van familie- of gezinsleven, omdat zij al jaren zelfstandig leeft en niet meer bij eiseres woont. Zij voorziet in haar eigen levensonderhoud. Eiseres ziet haar slechts één à twee keer per week. Verder is niet gebleken van meer dan normale afhankelijkheid tussen eiseres en haar dochter. De zoon van eiseres was ten tijde van de aanvraag 17 jaar. Om deze reden neemt de minister wel aan dat sprake is van gezinsleven van eiseres met haar zoon. Dit betekent echter niet direct dat eiseres recht heeft op een verblijfsvergunning.
7. In het kader van de artikel 8 EVRM-beoordeling moet de minister ook een belangenafweging uitvoeren en het belang van eiseres en haar zoon wegen tegen dat van de Nederlandse overheid. In de belangenafweging in het bestreden besluit heeft de minister zowel de aspecten in het voordeel, als de aspecten in het nadeel van eiseres meegewogen. De minister concludeert dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt.
8. Volgens de minister blijkt niet dat er objectieve belemmeringen voor eiseres zijn om naar Thailand terug te gaan. Eiseres heeft in Thailand familie waar zij contact mee heeft onderhouden, er zijn dus mensen waar zij op kan steunen bij terugkeer. Bovendien is eiseres gewend aan de cultuur en gewoonten in Thailand. Zij is in Thailand naar school geweest en pas op haar vierendertigste naar Nederland gekomen. Het is mogelijk om op afstand met de kinderen in Nederland contact te blijven houden, bijvoorbeeld door (video)bellen of sociale media. Ook kunnen eiseres en de kinderen elkaar blijven bezoeken.