Beoordeling door de rechtbank
2. Eiser verklaart dat hij de Afghaanse nationaliteit heeft en is geboren op [datum] 2002. Hij stelt te vrezen voor de Taliban. Daarbij verklaart eiser dat zijn vader tot de machtsovername door de Taliban in 2021 als soldaat voor de Afghaanse overheid heeft gewerkt. Na de machtsovername werden eiser en zijn vader gezocht door de Taliban. Eiser is daarna ondergedoken bij zijn tante. Eisers vader en oom zijn op een gegeven moment opgepakt door de Taliban, waarna eiser is gevlucht. Daarnaast verklaart eiser dat hij niet wil leven onder de leefregels van de Taliban en zich daaraan niet wil conformeren.
3. Verweerder beoordeelt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser als geloofwaardig. Verweerder beoordeelt eisers verklaringen over zijn gestelde problemen met de Taliban als ongeloofwaardig, omdat deze verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen (artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw). Verweerder heeft daarbij aan eiser onder meer tegengeworpen dat hij niet voldoende concreet kon verklaren wanneer de Taliban bij hem aan de deur kwam, terwijl dit voor eiser een ingrijpende gebeurtenis was. Ook heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij, terwijl hij was ondergedoken, wel naar zijn werk bleef gaan, ondanks zijn vrees voor de Taliban. Voorts is tegengeworpen dat eiser niet kan toelichten waarom hij in de negatieve aandacht van de Taliban zou staan vanwege zijn vaders werkzaamheden.
4. Verweerder concludeert dat eiser geen vluchteling is zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.Niet is gebleken dat eiser een gegronde vrees heeft voor vervolging. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder concludeert dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als ongegrond. Dit besluit geldt ook als een terugkeerbesluit. Op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw, moet eiser Nederland binnen vier weken verlaten.
Eisers beroepsgronden
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte zijn asielaanvraag heeft afgewezen. Verweerder heeft ten onrechte eisers problemen met de Taliban ongeloofwaardig bevonden. Daarbij stelt eiser dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Eiser verwijst naar het advies van MediFirst, waarin is aangegeven dat er rekening moet worden met pijnlijke gebeurtenissen die eiser in het verleden heeft meegemaakt. Eiser vindt dat hij voldoende samenhangend en aannemelijk heeft verklaard. Met landeninformatie heeft eiser geprobeerd duidelijk te maken op welke wijze de Taliban opereert en dus waarom eiser en zijn vader in de negatieve aandacht staan. Dat eiser zich daarbij baseert op vermoedens is logisch, omdat hij niet alle details kan weten. Verder wijst eiser er – met verwijzing naar landeninformatie van Vluchtelingenwerk - op dat hij, als sjiitische moslim, heeft te vrezen voor verschillende vormen van geweld door de Taliban en IKSP. Ook stelt eiser dat hij is verwesterd en bij terugkeer het risico loopt op problemen met de Taliban. Hij had een gemarginaliseerd leven in Afghanistan en wil niet leven onder de leefregels van de Taliban.
6. Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt verleend aan de vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat hij verdragsvluchteling is en in zijn land van herkomst te vrezen heeft voor vervolging of bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Dit volgt uit artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw.
7. Een aanvraag wordt op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw, afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Als een vreemdeling (een deel van) zijn verklaringen niet met documenten kan onderbouwen, worden, op grond van artikel 31, zesde lid, van de Vw, de verklaringen geloofwaardig geacht wanneer aan de in dat lid genoemde voorwaarden is voldaan.
Geloofwaardigheid van eisers verklaringen
8. De rechtbank volgt niet dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader, gelet op de gestelde pijnlijke gebeurtenissen die eiser zou hebben meegemaakt. Verweerder heeft rekening gehouden met het advies van MediFirst. Uit dat advies volgt dat er geen medische klachten zijn gebleken en geen beperkingen zijn die het gehoor belemmeren. Opgemerkt is dat eiser heeft aangegeven pijnlijke gebeurtenissen te hebben meegemaakt in het verleden, waarop is geadviseerd eiser op zijn gemak te stellen en hem de tijd te geven om antwoord te geven op de gestelde vragen. Eiser heeft zelf aangegeven dat hij geen exacte data kan noemen, maar wel bij benadering kan aangeven wanneer gebeurtenissen hebben plaatsgehad. In het gehoor is eiser erop gewezen dat hij pauzes kan vragen en de gehoormedewerker heeft meermaals gevraagd aan eiser of het goed met hem ging. Op de momenten dat eiser emotioneel werd, is hem de ruimte gegeven.Eiser heeft in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor ook niet aangegeven dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn situatie. Tot slot is niet gebleken dat verweerder in het bestreden besluit overigens onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Eisers referentiekader maakt niet dat verweerder niet van eiser kan verlangen dat hij samenhangend en aannemelijk verklaart.
9. In het bestreden besluit heeft verweerder gemotiveerd toegelicht waarom hij vindt dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser heeft de tegenwerpingen als zodanig niet bestreden. Verweerder stelt terecht dat eiser met de door hem genoemde landeninformatie niet aannemelijk heeft gemaakt waarom hij dan wel zijn vader persoonlijk werden gezocht door de Taliban. Het enkele vermoeden dat eiser daaraan zegt te ontlenen is niet voldoende. Daarbij werpt verweerder niet ten onrechte tegen dat eiser heeft kunnen leven onder het bewind van de Taliban en hij naar zijn werk kon blijven gaan, ondanks zijn gestelde bestaande vrees voor de Taliban. In tegenstelling tot eisers standpunt, heeft verweerder niet van eiser verlangd dat hij exacte data benoemd. Dat wordt ook niet aan hem tegengeworpen.
Is eiser verder verdragsvluchteling dan wel loopt eiser bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico op ernstige schade?
10. Met eisers stelling dat hij in Afghanistan een gemarginaliseerd leven leidde, hij als sjiiet geen kansen kreeg om te studeren of te werken en werd achtergesteld, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij zodanig is gediscrimineerd dat dit moet worden aangemerkt als vluchtelingenrechtelijke vervolging. Eiser heeft zijn standpunt niet nader onderbouwd. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser ruim een jaar onder de Taliban heeft geleefd zonder problemen en dat hij werk en onderdak had. Verder heeft eiser met de enkele opmerking dat hij zich niet wil conformeren aan de leefregels van de Taliban, waarbij hij zijn baard moet laten staan, niet aannemelijk gemaakt dat hij zodanig is verwesterd dat niet meer van hem kan worden gevergd zich na terugkeer in Afghanistan aan te passen.
11. In Afghanistan is geen sprake van een situatie waarin de mate van willekeurig geweld zo hoog is dat een vreemdeling door zijn enkele aanwezigheid al een risico loopt, zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Daarmee is het aan eiser aannemelijk te maken dat hij individueel een verhoogd risico en daarmee een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van ernstige schade als gevolg van willekeurig geweld, dan wel dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade als gevolg van tegen zijn persoon gericht geweld.
12. Eisers standpunt, dat hij vanwege een terugkeer uit Europa en zijn inmiddels ‘westerse’ levensstijl, een reëel risico op ernstige schade loopt, volgt de rechtbank niet. Daarbij wijst de rechtbank op recente uitspraken van de Afdeling.De Afdeling heeft geoordeeld dat uit openbare bronnen niet is gebleken dat vreemdelingen uit Afghanistan, alleen al omdat zij in een westers land hebben verbleven, een reëel risico op ernstige schade lopen.Eiser heeft geen andere, recentere, landeninformatie overgelegd dan de informatie waarop de Afdeling zich heeft gebaseerd. De rechtbank ziet dan ook geen reden om anders te oordelen.
13. Eiser heeft verder naar voren gebracht dat hij als Sadat/sjiiet een risico loopt om te worden blootgesteld aan ernstige schade. Uit de landeninformatie van Vluchtelingenwerk van 1 juli 2024,waarnaar eiser heeft verwezen, volgt dat de extremistische groepering Islamic State Khorasan Province (ISKP) sjiitische moslims beschouwt als afvalligen, waardoor zij een legitiem doelwit zijn om te doden. Uit de informatie volgt dat daadwerkelijk aanslagen worden gepleegd. Sjiitische groepen zijn, zowel voor als na de machtsovername door de Taliban, slachtoffer geworden van gerichte aanvallen. In het bestreden besluit is verweerder echter voldoende ingegaan op het risico op ernstige schade dat eiser loopt vanwege zijn etniciteit. Verweerder heeft verwezen naar zijn landenbeleid van 23 januari 2024, waaruit niet volgt dat sjieten in het algemeen of de bevolkingsgroep Sadat in het bijzonder systematisch staan blootgesteld aan een reëel risico op ernstige schade. Ook wijst verweerder erop dat eiser ruim een jaar zonder problemen onder de Taliban heeft geleefd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in Kabul, een etnisch diverse stad, persoonlijk een bijzonder risico loopt. De rechtbank volgt verder verweerders standpunt, zoals toegelicht ter zitting dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij, als sjiiet, een verhoogd risico loopt om te worden blootgesteld aan ernstige schade als gevolg van willekeurig geweld en wel zodanig dat gesproken kan worden van een reëel risico.
14. Omdat eiser niet als verdragsvluchteling wordt aangemerkt en geen reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Afghanistan, heeft verweerder eisers asielaanvraag terecht afgewezen als ongegrond.