ECLI:NL:RBDHA:2025:7429

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
NL25.4137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en besluitmoratorium Libanon

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank had eerder, op 13 september 2024, bepaald dat de minister binnen acht weken na die uitspraak moest beslissen. Eiser stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden en dat er geen verweerschrift is ingediend door de verweerder. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat de minister een besluitmoratorium heeft ingesteld voor asielaanvragen van personen afkomstig uit Libanon. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen en verbindt hieraan een dwangsom van € 250,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 37.500,-. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4137
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. C. Mayne),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 13 september 2024.1 In die uitspraak staat onder meer dat de minister binnen acht weken na verzending van die uitspraak moet beslissen op de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag). Eiser stelt nu beroep in, omdat de minister binnen die termijn geen beslissing heeft genomen op de aanvraag.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.2
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.3
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
3. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 13 september 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.4 Bij besluit van 24 november 20245 heeft de minister met ingang van 29 november 2024 een besluitmoratorium ingesteld voor asielaanvragen van personen afkomstig uit Libanon. In beginsel zou dit betekenen dat de minister niet hoeft de beslissen op de asielaanvraag van eiser. Echter, zoals in de uitspraak van 13 september 2024 ook al door de rechtbank is vastgesteld, is de maximale beslistermijn van 21 maanden6 inmiddels verstreken.
1. Zaaknummer NL24.30615.
2 Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
4. Ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling en de gelding van het besluitmoratorium voor asielaanvragen van personen afkomstig uit Libanon, is het beroep van eiser dus kennelijk ontvankelijk en gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
5. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.7
6. Uit de beschikbare stukken in het dossier blijkt dat eiser inmiddels een nader gehoor heeft gehad. In de uitspraak van 13 september 2024 heeft de rechtbank de minister een nadere beslistermijn van acht weken gegeven. De minister heeft de wettelijke maximale beslistermijn en de door de rechtbank opgelegde nadere beslistermijn ruimschoots overschreden. De minister heeft hiervoor geen reden gegeven. De rechtbank ziet nu dan ook geen aanleiding om af te wijken van het beginsel om een nadere beslistermijn van twee weken op te leggen. De rechtbank acht het niet onmogelijk om thans binnen deze termijn tot een zorgvuldige besluitvorming te komen.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
7. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet-naleven daarvan een dwangsom.8 Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) is bepaald dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter in haar uitspraak van 30 november 20229 geoordeeld dat deze bepaling uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de minister wél opdraagt om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en dat de bestuursrechter aan het niet naleven door de minister een dwangsom verbindt.
8. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hebben vastgesteld.10 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 37.500,-.
5 Staatscourant van 28 november 2024, nr. 38599.
6 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
7 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
10 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat de minister binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 februari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.