In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank had eerder, op 13 september 2024, bepaald dat de minister binnen acht weken na die uitspraak moest beslissen. Eiser stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden en dat er geen verweerschrift is ingediend door de verweerder. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat de minister een besluitmoratorium heeft ingesteld voor asielaanvragen van personen afkomstig uit Libanon. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen en verbindt hieraan een dwangsom van € 250,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 37.500,-. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.