In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 24 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, die zowel de Syrische als de Libanese nationaliteit bezit, heeft beroep ingesteld omdat de minister niet binnen de gestelde termijn van acht weken na een eerdere uitspraak van de rechtbank een besluit heeft genomen op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maximale beslistermijn van 21 maanden, die geldt voor asielaanvragen van personen afkomstig uit Syrië en Libanon, is overschreden. Hierdoor is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, rekening houdend met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.