ECLI:NL:RBDHA:2025:7501

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
C/09/683965/KG RK 25-547
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een kort geding procedure

Op 1 mei 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. Het verzoeker wilde dat de gewraakte rechter, mr. H.J. Vetter, de behandeling van een kort geding zou voortzetten, maar stelde daarbij nadere eisen aan de wijze waarop dit diende te gebeuren. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoeker niet om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, maar om de voortgang van de procedure te beïnvloeden. De wrakingsprocedure is niet bedoeld voor het bewerkstelligen van een vervolg van de behandeling met specifieke eisen van de verzoeker.

De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, aangezien hij eerder al twee wrakingsverzoeken had ingediend die niet waren gehonoreerd en die bovendien onredelijke vertraging van de rechtspleging veroorzaakten. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/20
zaak- /rekestnummer: C/09/683965 / KG RK 25-547
Beslissing van 1 mei 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. H.J. Vetter,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek, ingekomen ter griffie op 18 april 2025.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak, alsmede over het dossier van het eerdere wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in het kort geding met nummer C/09/680411 / KG ZA 25-143 tussen [bedrijf 1] B.V. en
mr. [naam 1] als eiseressen en verzoeker, [bedrijf 2] B.V. en [naam 2] als gedaagden.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
  • de rechter heeft in deze zaak geen onderzoek gedaan en stelde geen vragen aan de advocaat van de wederpartij van verzoeker en ook niet aan die wederpartij zelf;
  • de rechter heeft niet doorgevraagd op de gevorderde dwangsom. Dat is een bewijs dat de rechter partijdig is;
  • verzoeker heeft van de rechter geen gelegenheid gekregen te antwoorden op de uitspraken van de advocaat van de wederpartij en [naam 2] (de zogenoemde tweede ronde).
Verder heeft verzoeker in zijn wrakingsverzoek geëist dat er een vervolg van de behandeling van het kort geding, met de rechter als voorzitter, wordt ingepland om hem in de gelegenheid te stellen om te reageren op de uitspraken van de advocaat van de wederpartij en [naam 2] . Ook dient er, volgens verzoeker, een woordelijk proces-verbaal opgemaakt te worden waarin alles integraal genoteerd wordt wat op 9 april 2025 in de rechtszaal is uitgesproken, inclusief de audio-opnames die door verzoeker zijn afgespeeld.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit het wrakingsverzoek volgt dat verzoeker wenst dat de door hem gewraakte rechter de behandeling van het kort geding voortzet. Daarbij stelt verzoeker nadere eisen aan de wijze waarop de rechter dit moet doen. Gelet hierop kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet anders geconcludeerd worden dan dat verzoeker de rechter met geen ander doel heeft gewraakt dan om een vervolg van de behandeling van het kort geding door de rechter te bewerkstelligen waarbij de rechter in de verdere behandeling tegemoetkomt aan door verzoeker gestelde eisen. Hiervoor is de wrakingsprocedure niet bedoeld. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek dan ook afwijzen.
3.3.
Verzoeker heeft in deze procedure nu twee wrakingsverzoeken gedaan die beide niet zijn gehonoreerd. Deze wrakingsverzoeken hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar omdat direct duidelijk is dat het verzoek ongegrond is, wordt aan dat debat niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van het kort geding wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
 de verzoeker;
 de partijen in de hoofdzaak ( [bedrijf 2] B.V. c.s. en [bedrijf 1] B.V. c.s. p/a hun advocaat
mr. J.W. Volkers);
 de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.A.W. Schippers, J.E. Bierling en E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.