In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 21 februari 2024, waarin de minister aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleende met ingang van 1 november 2022. Eiser is het niet eens met deze ingangsdatum. De rechtbank heeft het beroep aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen die zijn gesteld bij een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem op 19 oktober 2023. In een latere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 januari 2025 werd geoordeeld dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel bepaald wordt door het moment waarop een vreemdeling zijn asielwens kenbaar maakt. Partijen hebben ingestemd om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank stelt vast dat er geen geschil meer is over de ingangsdatum van de verblijfsvergunning. Beide partijen zijn het erover eens dat de juiste ingangsdatum 24 oktober 2022 is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en stelt de ingangsdatum vast op 24 oktober 2022. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 907,-. De rechtbank ziet geen reden om een lagere wegingsfactor toe te passen, aangezien het geschilpunt niet licht van aard is, wat blijkt uit de gestelde prejudiciële vragen.