ECLI:NL:RBDHA:2025:7518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
NL24.23022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsrecht door gebrek aan contact met gemachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2025 uitspraak gedaan over het beroep van een eiser tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie. De minister had op 11 oktober 2021 het EU-verblijfsrecht van de eiser beëindigd, hem opgedragen Nederland te verlaten en hem ongewenst verklaard. Het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd op 7 mei 2024 ongegrond verklaard. De eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar op 6 maart 2025 heeft de gemachtigde van de eiser laten weten dat zij niet zal verschijnen op de geplande zitting, omdat er al enige tijd geen contact meer is met de eiser. De minister heeft aangegeven geen zitting nodig te achten, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling belang heeft bij zijn procedure zolang er contact is met zijn gemachtigde. Aangezien de gemachtigde heeft aangegeven geen contact meer te hebben met de eiser, concludeert de rechtbank dat de eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn verblijfsrecht, vertrekplicht en ongewenstverklaring. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 april 2025, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23022
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),

en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. I.A.G. Lodders).

Procesverloop

1. In het besluit van 11 oktober 2021 heeft de minister het EU-verblijfsrecht van eiser beëindigd, beslist dat hij Nederland moet verlaten en hem ongewenst verklaard. In het bestreden besluit van 7 mei 2024 heeft de minister het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 6 maart 2025 heeft de gemachtigde van eiser bericht dat zij niet zal verschijnen op de op 11 maart 2025 geplande zitting omdat zij al enige tijd geen contact meer heeft met eiser. De minister heeft vervolgens desgevraagd meegedeeld geen zitting nodig te achten. De rechtbank heeft het onderzoek daarom voorafgaand aan de zitting gesloten.
1.3.
Eiser is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Uit vaste rechtspraak1 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het uitgangspunt is dat een vreemdeling, zolang deze nog contact houdt met zijn gemachtigde, belang heeft bij zijn procedure om een verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen. Omdat uit het bericht van de gemachtigde van eiser van 6 maart 2025 blijkt dat zij geen contact meer heeft met eiser, neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op een beoordeling van zijn verblijfsrecht, vertrekplicht en de ongewenstverklaring. Eiser heeft dus geen procesbelang bij een beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk beoordeelt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1 Uitspraken van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662 en van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4049.