ECLI:NL:RBDHA:2025:7543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
NL25.10581 NL25.10583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak hebben eisers, twee broers, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie vanwege het niet tijdig beslissen op hun aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank had eerder bepaald dat de minister binnen acht weken na de uitspraak van 21 augustus 2024 moest beslissen op deze aanvragen. Aangezien de minister deze termijn heeft overschreden, hebben eisers beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de beroepen gegrond zijn, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en heeft vastgesteld dat de beroepen ontvankelijk zijn, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen en verbindt hieraan een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-. Daarnaast worden de proceskosten van eisers vergoed tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 10 april 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL25.10581 en NL25.10583

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1]en
[eiser 2], eisers, V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend na de uitspraak van deze rechtbank, en zittingsplaats van 21 augustus 2024.1 In die uitspraak staat onder meer dat de minister binnen acht weken na verzending van die uitspraak moet beslissen op de aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvragen). Eisers stellen nu beroepen in, omdat de minister binnen die termijn geen beslissing heeft genomen op de aanvragen.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaken niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.2
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.3

Zijn de beroepen van eiser ontvankelijk?

3. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 21 augustus 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van nieuwe besluiten.4 Ondanks het ontbreken van een ingebrekestellingen zijn de beroepen van eisers dus ontvankelijk.
1. Zaaknummers NL24.40783 en NL24.40784
2 Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
Zijn de beroepen van eisers gegrond?
4. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn alsnog besluiten heeft genomen op de aanvragen. De beroepen zijn kennelijk gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
5. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.5
6. De minister heeft niet verzocht om een langere nadere beslistermijn. Uit het dossier blijkt ook niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere beslistermijn moet opleggen. De rechtbank legt de minister daarom een nadere beslistermijn op van twee weken. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.

Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?

7. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet-naleven daarvan een dwangsom.6 Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) bepaald dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ABRvS heeft echter in haar uitspraak van 30 november 20227 geoordeeld dat deze bepaling uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de minister wél opdraagt om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en dat de bestuursrechter aan het niet naleven door de minister een dwangsom verbindt.
8. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hebben vastgesteld.8 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 37.500,-.
5 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
Conclusie en gevolgen
9. De beroepen zijn gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat de minister binnen twee weken alsnog besluiten op de aanvragen bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
10. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hun een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
11. De rechtbank beschouwt deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Immers, eisers zijn broers, zij hebben dezelfde advocaat en de aanvragen zijn gelijktijdig ingediend. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend.9 Dit geldt ook voor de te verbeuren rechterlijke dwangsom.10

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het met besluiten gelijk te stellen niet tijdig nemen van besluiten;
  • draagt de minister op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog besluiten op de aanvragen bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-, toe te kennen in zaaknummer NL25.10581;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50, toe te kennen in zaaknummer NL25.10581.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van N.B. Yalcinkaya, griffier.
9 Artikel 3 van het Bpb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 april 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.