ECLI:NL:RBDHA:2025:7546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
24/3533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van maatschappelijke ondersteuning op basis van de Wmo 2015 en de procesbelangen van de eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een jongere die ondersteuning vraagt op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), en het college van burgemeester en wethouders van Gouda. Eiseres had een beroep ingesteld tegen een besluit van het college dat haar onvoldoende begeleiding toekende. Het college had in eerdere besluiten 7 uur specialistische begeleiding per week toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor een bepaalde periode, maar eiseres was van mening dat dit niet voldeed aan haar behoeften. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan naar de zelfredzaamheid en participatie van eiseres en dat de toekenning van begeleiding in overeenstemming was met de richtlijnen uit het handboek. Eiseres stelde dat het college de beperkingen onvoldoende in kaart had gebracht en dat er geen onafhankelijk onderzoek was verricht. De rechtbank oordeelde echter dat het college de nodige stappen had ondernomen en dat de motivering van de besluiten voldoende was. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang en de noodzaak voor het college om adequaat onderzoek te doen naar de ondersteuningsbehoeften van aanvragers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3533

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.M. Noorlander),
en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, het college

(gemachtigde: B. Holthuijsen)

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2023 (het primaire besluit) heeft het college 7 uur begeleiding specialistisch per week toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 22 juli 2023 tot en met 11 oktober 2023 en 5 uur begeleiding specialistisch per week in de vorm van een pgb voor de periode van 12 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024.
Bij besluit van 8 april 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hierbij waren de gemachtigden van eiseres en het college en [naam] (collega van de gemachtigde van het college) aanwezig.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2003. Zij heeft zich op 22 juli 2023 en op 1 augustus 2023 gemeld bij het college voor ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De meldingen zijn omgezet in een aanvraag. De begeleidster van eiseres vanuit Hayat Coaching heeft een begeleidingsplan ingediend en het college verzocht om 9,5 uur per week aan intensieve begeleiding toe te kennen.
1.2.
Bij besluit van 6 september 2023 heeft het college 3,5 uur specialistische begeleiding toegekend voor de periode van 15 september 2023 tot en met 15 september 2024.
1.3.
Op 11 september 2023 heeft eiseres zich gemeld bij het Loket Dak- en Thuislozen. Het college heeft van 11 september 2023 tot en met 11 oktober 2023 onderdak aan eiseres geboden in het Campanile hotel in Gouda.
1.4.
Vervolgens heeft het college op 11 oktober 2023 het primaire besluit genomen waarbij het besluit van 6 september 2023 is herzien. Het college heeft 7 uur specialistische begeleiding per week toegekend in de vorm van een pgb voor de periode van 22 juli 2023 tot en met 11 oktober 2023 en 5 uur specialistische begeleiding in de vorm van een pgb is voor de periode van 12 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024.
2. In de bezwaarfase heeft het college advies gevraagd bij de Bezwaarschriftencommissie Gouda. In het advies van 15 maart 2024 heeft de commissie geoordeeld dat het door het college verrichtte onderzoek niet aan de vereisten voldoet. De commissie heeft het college geadviseerd om nader onderzoek te doen naar de beperkingen van eiseres en meer expliciet te beschrijven wat precies de beperkingen zijn op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Ook diende het college aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk te maken hoe de ondersteuningsbehoefte was vertaald naar het aantal geïndiceerde uren. De commissie was ook van oordeel dat het onduidelijk was ter compensatie van welke beperkingen extra begeleidingsmomenten in de periode van 22 juli 2023 tot 11 oktober 2023 zijn toegekend.
3. In navolging van het advies heeft het college een beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) genomen waarbij het bezwaar gegrond is verklaard. Het college heeft de vaststelling van de beperkingen van eiseres geëxpliceerd in de rapportage van 4 april 2024 bij het bestreden besluit. De aard en omvang van maatschappelijke ondersteuning zijn gelijk gebleven.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Kortgezegd is zij het niet eens met de omvang, vorm en duur van de verstrekking. Het college heeft de gebreken die de commissie heeft geconstateerd niet hersteld. Het onderzoek is volgens eiseres daarom onzorgvuldig.
5. De rechtbank komt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres tot de volgende beoordeling van het beroep.
Procesbelang
5.1.
Het bestreden besluit ziet op een afgesloten periode in het verleden, namelijk de periode van 22 juli 2023 tot en met 31 januari 2024. De rechtbank ziet zich daarom allereerst voor de vraag gesteld of eiseres een belang heeft bij de beoordeling van het beroep.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak is er sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van beroep nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat er schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. [1]
5.3.
Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij kosten heeft gemaakt voor extra ondersteuning, dan wel dat zij nog financiële verplichtingen heeft jegens haar zorgverlener. Uit de door eiseres overgelegde urenbriefjes van de zorgverlener volgt dat over de maanden oktober, november en december 2023 nog onbetaalde uren openstaan. Ook heeft eiseres belang bij de beoordeling omdat er een andere beroepsprocedure loopt waarin dezelfde rechtsvragen aan de orde zijn. Gelet hierop heeft eiseres voldoende belang bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit. De rechtbank acht daarom in dit beroep procesbelang aanwezig.
Beoordeling van het bestreden besluit
6. Op grond van artikel 2.3.5 van de Wmo 2015 verstrekt het college een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de belanghebbende ondervindt, voor zover de belanghebbende deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
6.1.
Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015, vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en de af te wegen belangen. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn rechtspraak uiteengezet op welke manier een dergelijk onderzoek naar maatschappelijke ondersteuning moet plaatsvinden. [2] Hieruit volgt dat:
  • het college moet vaststellen wat de hulpvraag is;
  • het college moet vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving;
  • wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is;
  • het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn, moet het college een maatwerkvoorziening verlenen;
  • voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist een specifiek deskundig oordeel en advies niet zal kunnen ontbreken.
6.2.
In de eindrapportage van 4 april 2024, dat onderdeel vormt van het bestreden besluit, is een zelfredzaamheidsmatrix opgenomen. Het college heeft naar aanleiding van het advies van de bezwaarschriftencommissie de rapportage aangevuld met een nadere motivering. Per resultaatgebied heeft het college een situatieschets gegeven, de beperkingen van eiseres vastgesteld, welke doelen op dit gebied behaald kunnen worden en wat de noodzakelijke omvang van de ondersteuning is om deze doelen te kunnen behalen. Het college heeft hiermee de stappen zoals beschreven in 6.1. (impliciet) gevolgd. Uit de nadere motivatie blijkt dat het college in navolging van het advies van de bezwaarschriftencommissie het onderzoek heeft verbeterd.
7. Eiseres stelt dat het college de beperkingen die zij ondervindt in haar zelfredzaamheid en participatie onvoldoende in kaart heeft gebracht. Het college heeft, in tegenstelling tot wat de bezwaarschriftencommissie heeft geadviseerd, geen nader onderzoek verricht, maar heeft slechts de motivatie aangevuld. De manier waarop het college een omschrijving heeft gegeven van haar beperkingen is daarom onvoldoende, aldus eiseres.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende onderzocht heeft welke problemen eiseres ondervindt in haar zelfredzaamheid en participatie. Het college heeft daarmee op een logische manier inzichtelijk gemaakt wat de beperkingen van eiseres zijn. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het college geen nader onderzoek zou hebben verricht omdat er geen contact met haar of haar begeleidster is opgenomen. Zoals het college ter zitting heeft verklaard was er in de fase voorafgaand aan het bestreden besluit voldoende contact geweest en bestond er geen aanleiding om nogmaals met eiseres of haar begeleidster in gesprek te gaan. De rechtbank kan het college hierin volgen. Voor de stelling van eiseres dat het college een onafhankelijke deskundige had moeten inschakelen om een nader onderzoek te verrichten ziet de rechtbank geen aanleiding.
8. Eiseres stelt daarnaast dat het nog onduidelijk is op welke wijze het college aan de geïndiceerde ureninzet is gekomen. Het college is er volgens haar niet in geslaagd om aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk te maken welke ureninzet in de indicatieperiode noodzakelijk is om de doelen te bereiken. Ook heeft heet college niet de ureninzet van de begeleidster van eiseres bij de beoordeling betrokken, aldus eiseres.
8.1.
Deze grond slaagt evenmin. Uit de eindrapportage volgt voldoende duidelijk hoe het college de beperkingen van eiseres heeft vertaald naar het aantal geïndiceerde uren. Het college heeft hierbij gebruik gemaakt van het Handboek inzet ondersteuning en behandeling regio Midden-Holland (het handboek). Hoewel in dit handboek slechts richtlijnen zijn opgenomen is de rechtbank niet gebleken dat het college daar in geval van eiseres geen aansluiting bij mocht zoeken. Het college heeft voldoende gemotiveerd waarom in dit geval de richtlijnen konden worden gevolgd. Daarnaast heeft het college in geval van het resultaatgebied huisvesting 120 minuten voor de eerste periode en 60 minuten voor de tweede periode toegekend, in afwijking van de 30 minuten die volgens het handboek passend zijn. Hieruit volgt dat het college de richtlijnen heeft aangepast naar de individuele situatie van eiseres.
8.2.
Ook is de rechtbank niet gebleken dat het college de ureninzet uit het begeleidingsplan van Hayat Coaching niet bij de beoordeling heeft betrokken. Daar waar het college in de indicatie is afgeweken van de ureninzet uit het begeleidingsplan heeft het college gemotiveerd waar dit verschil vandaan komt. Het college heeft toegelicht dat het begeleidingsplan van Hayat Coaching ook begeleidingsmomenten bevat voor therapeutische doeleinden, terwijl dit geen doel is op grond van de Wmo 2015. De begeleidingsdoelen die zien op bewustwording en het bespreken van gevoelens, keuzes en gedrag komen volgens het college daarom niet in aanmerking voor een indicatie. De tijd die de begeleidster van eiseres vrijmaakt voor wandelen, het begeleiden naar afspraken of het meehelpen met het leeghalen van haar kamer, valt ook niet onder begeleiding in de zin van de Wmo 2015. Op het gebied van lichamelijke gezondheid is volgens het college geen ondersteuningsvraag vanuit de Wmo 2015. Gelet hierop heeft het college voldoende gemotiveerd waar de discrepantie tussen de indicatie en het begeleidingsplan vandaan komt. Bovendien is het college op sommige punten ook in het voordeel van eiseres afgeweken van het begeleidingsplan, aangezien er 30 minuten geïndiceerd is ten behoeve van het resultaatgebied middelengebruik, terwijl dit niet was opgenomen in het plan van Hayat Coaching.
8.3.
Voor zover eiseres in beroep haar standpunt handhaaft dat het college ten onrechte specialistische begeleiding heeft toegekend, terwijl intensieve begeleiding beter zou aansluiten bij haar hulpvragen, is dit volgens de rechtbank niet gebleken. Zoals het college heeft toegelicht is voor intensieve begeleiding op grond van de Wmo 2015 vereist dat eiseres 24 uur per dag toezicht nodig heeft, terwijl eiseres op geplande tijden en op afspraak met haar hulpvragen ondersteund kan worden. Eiseres heeft dit niet betwist.
9. Eiseres voert verder aan dat het onnavolgbaar is waarom het college meent dat eiseres na 11 oktober 2023 2 uur minder begeleiding nodig zou hebben ten aanzien van het resultaatgebied huisvesting. Volgens haar zou na beëindiging van het verblijf in het hotel Campanile juist meer begeleiding nodig zijn, aangezien de huisvestingsproblematiek vanaf dat moment nog urgenter is.
9.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat in de periode van 22 juli 2023 tot 11 oktober 2023 de indicatie met 2 uur was opgehoogd vanwege het verblijf van eiseres in het hotel. Als voorwaarde wordt vanuit het loket Dak en Thuislozen namelijk gesteld dat er dagelijks contact is met eiseres om het verblijf in hotel zonder overlast te laten verlopen. Volgens deze gebruikelijke constructie had er 2 uur extra voor begeleiding belegd moeten worden bij het loket Dak- en Thuislozen. Echter is deze ten onrechte bij de begeleidster van eiseres belegd. De rechtbank is van oordeel dat het college daarmee voldoende heeft gemotiveerd waar het verschil in ureninzet tussen de periode 22 juli 2023 tot en met 11 oktober 2023 en 12 oktober 2023 tot en met 31 januari 2024 vandaan komt.
10. Eiseres voert verder aan dat de indicatieduur te kort is. Dit leidt tot onrust bij eiseres en tot extra werkzaamheden bij haar begeleidster.
10.1.
Dit betoog slaagt evenmin. Juist in een crisissituatie, zoals in geval van eiseres, ligt het voor de hand om een indicatie voor een kortere periode af te geven. Volgens het college is het van belang om in de steeds veranderende situatie een vinger aan de pols te houden, zodat, indien daartoe noodzaak bestaat, de indicatie kan worden aangepast. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit bij eiseres voor onrust kan zorgen, is dit niet onevenredig bezwarend.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van
mr.F. Leichel, griffier. De uitspraak is bij vervroeging uitgesproken in het openbaar op
13 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 28 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1196.
2.Zie de uitspraken van de CrvB van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819 en van 11 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2182.