ECLI:NL:RBDHA:2025:7577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
AWB 25-194
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus - Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit COA tot overplaatsing naar opvang voor meerderjarigen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) behandeld. Eiser, die een asielaanvraag heeft ingediend en zijn geboortedatum betwist, is overgeplaatst naar een opvang voor meerderjarigen. Het COA heeft op 30 december 2024 besloten dat er geen concrete aanknopingspunten zijn om de door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) vastgestelde leeftijd van eiser te betwijfelen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank concludeert dat het COA zorgvuldig heeft gehandeld door de minister om informatie te vragen over de leeftijdsbepaling van eiser en dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen die de leeftijdsbepaling van de minister in twijfel trekken. De rechtbank wijst erop dat eiser geen identificerende documenten heeft overgelegd en dat hij bij eerdere schouwen als meerderjarig is beoordeeld. De rechtbank bevestigt dat het COA in beginsel mag uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij er concrete redenen zijn om aan deze leeftijd te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het besluit van het COA blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/194

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Pals),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, COa,

(gemachtigde: mr. L. van Els).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiser tegen het besluit van het COa tot overplaatsing van eiser naar een opvang voor meerderjarigen. Bij besluit van het COa van 30 december 2024 heeft het COa de gemachtigde van eiser laten weten dat zij geen concrete aanknopingspunten ziet dat de door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gehanteerde leeftijd niet juist zou zijn. Het COa zal daarom niet overgaan tot terugplaatsing van eiser naar een opvang voor alleenstaande minderjarigen.
1.1.
Eiser heeft op 5 september 2023 een asielaanvraag ingediend en daarbij verklaard dat hij is geboren op [geboortedatum 1] 2007. De minister heeft bij kennisgeving gewijzigde leeftijdsgegevens van 8 september 2023 de geboortedatum van eiser gewijzigd naar [geboortedatum 2] 2005. Eiser heeft op 29 november 2024 bezwaar gemaakt tegen de leeftijdswijziging door de minister.
1.2.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, samen met zaak AWB 24/195, op 12 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het COa.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om het COa gelegenheid te geven om op de aanvullende gronden van eiser van 11 februari 2025 te reageren.
1.5.
Het COa heeft bij brief van 28 februari 2025 op de aanvullende gronden gereageerd. De gemachtigde van eiser heeft op 17 april 2025 (inhoudelijk) op de brief van het COa gereageerd.
1.6.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een tweede zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een tweede zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een tweede zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit van het COa waartegen eiser beroep heeft ingesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat ging vooraf aan de overplaatsing?
4. Eiser heeft op 5 september 2023 een asielaanvraag ingediend en daarbij verklaard dat hij is geboren op [geboortedatum 1] 2007. Eiser is niet in het bezit van identificerende documenten. Eiser is met toepassing van de werkinstructie (WI 2023/6) geschouwd door zowel de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) als de gehoormedewerker van de IND. De conclusie bij beide schouwen is dat eiser evident meerderjarig is. De minister heeft eiser daarom de geboortedatum [geboortedatum 2] 2005 toegekend. Na het aanmeldgehoor heeft de minister een (Dublin)onderzoek in Italië opgestart. Uit dit onderzoek is gebleken dat eiser in Italië met de geboortedatum [geboortedatum 1] 2000 geregistreerd staat. De Italiaanse autoriteiten hebben de minister laten weten dat de registratie niet op basis van documenten heeft plaatsgevonden, dat geen leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden, dat geen familieleden in Italië aanwezig zijn en dat geen informatie beschikbaar is over familieleden of andere zorgverleners buiten het Dublin gebied. De minister houdt daarom de geboortedatum aan die na de schouw is vastgesteld. De minister heeft bij kennisgeving gewijzigde leeftijdsgegevens van 8 september 2023 de geboortedatum van eiser gewijzigd naar deze datum, [geboortedatum 2] 2005. Onder ‘oude gegevens’ staat op de kennisgeving vermeld de geboortedatum [geboortedatum 2] 2007. Het COa heeft op 8 september 2023 het bericht over wijziging van de leeftijd van eiser van de minister ontvangen en heeft eiser per 9 september 2023 overgeplaatst naar een opvang voor meerderjarigen. Op 29 november 2024, toen zijn gemachtigde bekend werd met de kennisgeving, heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de overplaatsing. Op 30 december 2024 heeft het COa het bestreden besluit genomen, waarbij een memo van 27 februari 2025 van de minister over de leeftijdsbepaling van eiser als bijlage is gevoegd aan het verweerschrift.
4.1.
Dit beroep is één van drie beroepen waarmee eiser probeert, nog voordat op 8 mei 2025 zijn nader gehoor plaatsvindt, als minderjarige te worden geregistreerd omdat hij bij zijn nader gehoor als minderjarige wil worden behandeld. Hij wil dat de minister uitgaat van de geboortedatum zoals op de kennisgeving vermeld onder ‘oude gegevens’, namelijk [geboortedatum 2] 2007. Eiser heeft, naast dit beroep, ook beroep ingesteld tegen het besluit van de minister tot het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van eiser tegen de kennisgeving van de gewijzigde identiteitsgegevens (zaaknummer NL25.17944) en tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister op zijn verzoek om als minderjarige te worden geregistreerd (zaaknummer NL25.423).
Mocht het COa uitgaan van de leeftijdsregistratie van de minister?
5. Het COa stelt zich op het standpunt dat zij in beginsel mag uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn om hieraan te twijfelen. [2] Ten aanzien van wat eiser heeft aangevoerd over de schouw en de verklaringen van de zus, heeft het COa zich opnieuw verstaan met de minister waarna de minister een memo en een aanvullende memo aan het COa heeft verstrekt. Eiser is geschouwd door de IND en AVIM. Beide komen tot de conclusie dat eiser evident meerderjarig is. Het COa ziet daarom geen aanleiding om de minister niet te volgen in zijn conclusie dat eiser meerderjarig is. Bovendien is eiser volgens de eerder gehanteerde geboortedatum van [geboortedatum 1] 2007 inmiddels 18 jaar. Waar nodig kan en wordt ook passende begeleiding aangeboden en georganiseerd op locaties waar meerderjarige bewoners worden opgevangen.
5.1.
Eiser betoogt dat hij concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht tegen de leeftijdswijziging op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de gewijzigde leeftijd. Op 8 mei 2025 vindt het nader gehoor plaats in zijn asielprocedure. Zolang eiser ten onrechte als meerderjarig geregistreerd staat, heeft hij geen toegang tot procedurele waarborgen die gelden voor minderjarigen tijdens een nader gehoor, zoals speciale medewerkers en een andere vraagstelling. Volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 mei 2024 [3] heeft het COa een eigen verantwoordelijkheid om te voorkomen dat een minderjarige vreemdeling in een opvang voor meerderjarigen wordt geplaatst. In dat kader wijst eiser op het arrest Darboe en Camara/Italië van het EHRM waarin het EHRM heeft geoordeeld dat de presumptie van minderjarigheid geldt als er twijfel is over de leeftijd van de vreemdeling. [4]
5.2.
In geschil is of het COa mocht uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister. Voor de beantwoording van die vraag moet worden beoordeeld of eiser concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn leeftijd.
5.3.
Zoals overwogen door de Afdeling in de uitspraak van 15 mei 2024 [5] , mag het COa in beginsel uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn vastgestelde leeftijd. In dat geval dient het COa navraag te doen bij de minister over de leeftijdsbepaling en daarover in samenspraak met de minister zelf een standpunt te vormen in het kader van de opvangbehoeften van de vreemdeling.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het COa zorgvuldig gehandeld door de minister om informatie te vragen over de leeftijdsbepaling van eiser en vervolgens een eigen standpunt te vormen over eisers opvangbehoeften. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die afbreuk kunnen doen aan de memo van 27 februari 2025 en de aanvullende memo van de minister en op grond waarvan het COa niet van de leeftijdsbepaling door de minister heeft mogen uitgaan. Eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd dan wel documenten die maken dat aan de vastgestelde leeftijd moet worden getwijfeld. Eiser is verder bij twee schouwen evident meerderjarig bevonden. De stelling van eiser dat hij ten tijde van de registratie in Italië ziek was en dat geen tolk aanwezig was, is niet onderbouwd of concreter gemaakt. Verder blijkt uit de verklaring van de zus van eiser tijdens haar gehoor in 2014 dat eiser toen 19 jaar oud was. Hoewel de achternamen van de broers en zussen in de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor zijn gecorrigeerd, geldt dit niet voor de leeftijd van eiser. [6] De leeftijd van eiser is ook later in de procedure niet gecorrigeerd. De minister stelt daarom niet ten onrechte dat op basis van de verklaring van de zus van eiser niet kan worden uitgegaan van minderjarigheid. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen aanknopingspunten naar voren heeft gebracht als gevolg waarvan het COa niet van de leeftijdsbepaling door de minister heeft mogen uitgaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.5.
De rechtbank volgt niet eisers standpunt dat het COa op grond van het arrest Darboe en Camara na de leeftijdsbepaling door de minister nog moest uitgaan van de minderjarigheid van eiser, de ‘presumptie van minderjarigheid’. Eiser is tot de leeftijdsbepaling behandeld overeenkomstig dit vermoeden. Naar het oordeel van de rechtbank strekt het arrest niet zover dat het COa, zodra de meerderjarigheid van een vreemdeling ter discussie wordt gesteld, moet uitgaan van de minderjarigheid en de vreemdeling in een minderjarigenopvang moet (terug)plaatsen. Dit volgt ook niet uit de Afdelingsuitspraak van 15 mei 2024.
5.6.
Het COa heeft er verder op gewezen dat binnen de opvangvoorzieningen voor meerderjarigen voldoende mogelijkheden bestaan voor extra begeleiding. Gebleken is dat eiser sport, zich oriënteert op werk en uit de gesprekken volgt dat het op alle terreinen (zelfzorg, dagstructuur, sociaal netwerk, persoonlijk welbevinden, externe contacten en toekomstplanning) goed met hem gaat. Eiser heeft verder niet geconcretiseerd wat hij binnen de reguliere opvang tekortkomt in het kader van zijn opvangbehoeften en kan daarover alsnog met het COa in gesprek gaan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit om eiser over te plaatsen naar een opvanglocatie voor meerderjarigen in stand blijft. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus - Visschers, rechter, in aanwezigheid van
mr.S. Berendsen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.ABRvS 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011.
4.Eiser wijst ter onderbouwing op EHRM 21 juli 2022, ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUD000579717 (
6.Correcties en aanvullingen op het rapport van eerste gehoor, p. 2.