ECLI:NL:RBDHA:2025:7612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
NL25.1386
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Kirgizische eiser wegens ongeloofwaardigheid van asielrelaas en risico's bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Kirgizische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1986, heeft op 26 juli 2022 een opvolgende aanvraag ingediend na een eerdere afwijzing in 2019. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 6 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van eiser over zijn problemen met de Kirgizische autoriteiten ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft op 17 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de minister.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielmotieven van eiser niet voldoende zijn onderbouwd. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat hij bij terugkeer naar Kirgizië een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank wijst erop dat eerdere uitspraken en de inhoud van de overgelegde documenten niet leiden tot een andere conclusie. Eiser heeft ook aangevoerd dat de minister niet heeft voldaan aan de vergewisplicht en dat de vertalingen van zijn verklaringen tijdens het gehoor onzorgvuldig waren, maar deze argumenten worden door de rechtbank verworpen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag, zonder proceskostenvergoeding voor eiser.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1386
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: R.A. Mandersloot).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser is van Kirgizische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1986. Eiser heeft op 26 juli 2022 een opvolgende aanvraag tot verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 januari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2025 op zitting behandeld, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep (zaaknummer NL25.1387). Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Avakyan als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of de minister de opvolgende asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eerdere asielaanvraag
5. Eiser heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn eerdere asielaanvraag. Eiser heeft de Kirgizische nationaliteit en behoort tot de Kirgizische en Oezbeekse bevolkingsgroep. Hij volgde in Kirgizië een opleiding aan de politieacademie en werd in juni 2010 samen met andere cadetten naar het zuiden van Kirgizië gestuurd om de orde te handhaven. Eiser heeft toen hulp geboden aan de tegenstanders, de Oezbeken. Eiser stelt dat hij vanwege zijn steun aan de Oezbeken en zijn Oezbeekse afkomst problemen heeft met de Kirgizische autoriteiten.
6. Op 25 september 2018 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bij besluit van 5 augustus 2019 heeft de minister deze aanvraag afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31 van de Vw. De minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de verklaringen van eiser over zijn rol bij de gevechten in het zuiden van Kirgizië in juni 2020 en de problemen die hij daarna stelt te hebben ondervonden, ongeloofwaardig zijn. Bij uitspraak van 11 november 2020 van deze rechtbank en deze zittingsplaats is het beroep (NL19.20423) van eisers ongegrond verklaard, welke uitspraak in hoger beroep (202006578/1/V3) is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Met deze procedure staat in rechte vast dat het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht.

Huidige asielaanvraag

7. Eiser heeft op 26 juli 2022 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiser hetzelfde asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiser heeft verder aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest voor de Kirgizische autoriteiten, omdat hij hen beschuldigd heeft van marteling en mishandeling. Dit blijkt uit brieven die hij heeft gestuurd naar de autoriteiten, waarin hij hen oproept om strafrechtelijke vervolging in te stellen. Ook heeft eiser aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat er tegen hem een strafrechtelijke procedure is gestart, maar dat deze zaak als geheim is geclassificeerd. Ter onderbouwing heeft eiser nieuwe documenten overlegd:
- expertrapport van professor [A] van 3 juni 2022;
- brief van eisers moeder aan de voorzitter van de ‘State Committee for National Security’ van 16 januari 2021;
- brief van de ‘Main Investigation Department van de State Committee for National Security’ aan het hoofd van de ‘General Prosecutor’s Office’ van 26 januari 2021;
- brief van de ‘Military Prosecutor’s Office’ aan eisers moeder van 25 februari 2021;
- brief van de ‘General Prosecutor’s Office’ aan de ‘Deputy Military Prosecutor’ van 26 mei 2021;
- e-mail van NGO Golos Svobody van 4 november 2021;
- e-mail van professor [B] van 22 december 2020;
- kopie paspoorten familieleden;
- diverse mediaberichten;
- verzoek aan ‘Main Department of Internal Affairs of Osh’ van 27 augustus 2019;
- brief eisers moeder ‘Inaction of the Military Prosecutor’s Office van 24 maart 2023;
- brief eisers moeder aan de voorzitter van de ‘State Committee for National Security’ van 16 januari 2021;
- verklaring inzake registratie van adresgegevens;
- brief ‘National Police of Ecuador’ van 4 september 2017;
- brief ‘National Police of Ecuador’ van 11 september 2017;
- klacht over afgifte niet-geregistreerd paspoort in 2013 van 26 maart 2023.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met de Kirgizische autoriteiten.
8.1.
De minister acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De minister acht het echter ongeloofwaardig dat eiser problemen heeft met de Kirgizische autoriteiten, omdat het asielrelaas in de eerste asielprocedure over zijn steun aan de Oezbeken en de problemen die hij daardoor zou hebben ondervonden ongeloofwaardig is geacht en de nieuw overlegde documenten niet leiden tot een andere conclusie. Op grond van het geloofwaardig bevonden motief (te weten identiteit, nationaliteit en herkomst) kan eiser niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en is niet aannemelijk dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw, aldus de minister. De minister heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. Ook is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren.
Onzorgvuldige vertaling en verslaglegging van het gehoor
9. Eiser stelt dat de minister de problemen met de Kirgizische autoriteiten ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Daartoe voert eiser eerst aan dat niet alle verklaringen die hij tijdens het gehoor van 26 juli 2023 (het gehoor) heeft afgelegd, juist zijn vertaald. Daarnaast voert eiser aan dat de verslaglegging van het gehoor onzorgvuldig is. Ter onderbouwing heeft eiser in beroep enkele documenten overgelegd waaruit volgens hem de correcte vertaling van zijn verklaringen tijdens het gehoor blijken. Het gaat om de documenten ‘Volledige verklaring en beëdigde vertaling van de onafhankelijke vertaler in het Nederlands’en ‘Foutieve vertaling, verkeerde interpretaties en omissie in de vertaling’.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft terecht gewezen op het feit dat tijdens het gehoor gebruik is gemaakt van een registertolk, en dat eiser toen heeft aangegeven de tolk te verstaan en begrijpen.1 Ook heeft eiser op zijn laptop een geluidsopname gemaakt van het gehoor en deze opname naderhand besproken met een tolk die eiser zelf hiervoor heeft benaderd. Op 27 juli 2023 heeft eiser correcties en aanvullingen ingediend. Eiser heeft niet uitgelegd waarom hij pas in beroep deze vertalingen heeft overgelegd en waarom hij niet bij de correcties en aanvullingen heeft aangegeven wat er volgens hem niet klopte aan het verslag van het gehoor. Alleen al daarom slaagt het betoog niet. Daarbij komt dat uit de vertalingen die eiser heeft overgelegd niet volgt dat het asielrelaas van eiser op essentiële punten anders is dan waar de minister op grond van het verslag van het gehoor van is uitgegaan. Tijdens de zitting heeft eiser hierover desgevraagd verklaard dat de minister ten onrechte ervan is uitgegaan dat hij militair is geweest, terwijl hij bij de politie heeft gewerkt. De rechtbank volgt dit niet. Uit het bestreden besluit, blz. 3, blijkt namelijk dat de minister heeft onderkend dat eiser stelt dat hij bij de politie heeft gewerkt. Verder merkt de rechtbank op dat in het verslag van het gehoor weliswaar enkele type- en taalfouten bevat, en dat een aantal zinnen niet goed lopen, maar de rechtbank ziet niet in dat de minister hierdoor of door de volgens eiser onjuiste vertaling en verslaglegging is uitgegaan van een onjuist of onvolledig asielrelaas. Eiser heeft verder niet toegelicht waartoe de door hem overgelegde documenten zouden moeten leiden. Het betoog slaagt niet.
Onderzoek Bureau Documenten en de vergewisplicht
10. Eiser stelt dat de minister niet heeft voldaan aan haar vergewisplicht. Eiser voert aan dat het onderzoek van Bureau Documenten naar onder meer brieven van de Kirgizische autoriteiten onvoldoende is gemotiveerd en dat onduidelijk is welke waarde de minister aan de documenten hecht. Daarnaast heeft eiser op 25 november 2024 verzocht om teruggave van de door Bureau Documenten onderzochte documenten, zodat hij een contra-expertise kan laten uitvoeren. De minister heeft dit nagelaten. Eiser stelt dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad. Ook is het voor eiser onduidelijk of de enveloppen van de overgelegde documenten bij het onderzoek zijn betrokken.
10.1.
Het is vaste rechtspraak dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring een deskundigenadvies is.2 De minister mag er in beginsel van uitgaan dat een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolge redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag de minister niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vaagt de minister Bureau Documenten om een reactie op wat de betrokkene over het advies heeft aangevoerd.3
11. De rechtbank overweegt het volgende. Vanwege het ontbreken van vergelijkingsmateriaal heeft Bureau Documenten geen uitspraak kunnen doen over de echtheid, de opmaak en de afgifte van de documenten en of de documenten inhoudelijk juist zijn. Bureau Documenten heeft dus niet vastgesteld dat de documenten authentiek zijn en ook niet vastgesteld of deze vals of vervalst zijn of niet. De bevindingen van Bureau Documenten zijn duidelijk en de conclusies sluiten aan de bij de bevindingen. Dat eiser geen inzicht heeft in de hoeveelheid beschikbaar vergelijkingsmateriaal en of dit materiaal op relevante punten overeenkomsten vertoont met de door hem aangeleverde documenten, vormt geen aanknopingspunt om te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van het onderzoeksresultaat. De minister mocht daarom uitgaan van het onderzoek van Bureau Documenten. Er is dus geen sprake van een situatie waarbij de minister nadere invulling had moeten geven aan de vergewisplicht.
12. Verder overweegt de rechtbank dat eiser, hoewel hij de documenten nog niet heeft teruggekregen voor een contra-expertise, niet in zijn belangen is geschaad. Ter zitting heeft de minister erkend dat er iets mis is gegaan met de teruggave van de documenten. Toch heeft de minister kunnen stellen dat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad, aangezien de minister wel is uitgegaan van de inhoud van de documenten. De door eiser geuite problemen met de Kirgizische autoriteiten worden echter, met inachtneming van de inhoud van de documenten, niet als geloofwaardig beschouwd. Omdat de minister uitgaat van de inhoud van de documenten, is eiser niet in zijn belangen geschaad en is de vraag of Bureau Documenten ook onderzoek heeft gedaan naar de enveloppen niet relevant.
Beoordeling relevante stukken
13. Eiser stelt dat de minister niet alle relevante documenten heeft meegenomen in de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas en het risico dat hij loopt bij terugkeer. Zo heeft de minister het expertrapport van professor [A] en de e-mail van professor [B] niet in de beoordeling betrokken. Ook heeft de minister de brief van de Kirgizische Military Prosecutors Office onjuist geïnterpreteerd. De minister merkt deze brief aan als afkomstig van het openbaar ministerie, maar dat klopt niet. Daarnaast is het Military Prosecutors Office niet bevoegd om politieagenten (zoals eiser destijds was in Kirgizie) te vervolgen. Eiser voert verder aan dat de minister zijn verklaringen tijdens het gehoor van 26 juli 2023 niet heeft meegenomen, en ook de WhatsApp-gesprekken niet als ondersteunend bewijs heeft meegenomen in de beoordeling.
14. De rechtbank oordeelt dat de minister ter zitting terecht heeft gesteld dat eiser met de aangehaalde stukken niet voldoende heeft onderbouwd dat hij bij terugkeer naar Kirgizië een persoonlijk risico loopt op problemen met de autoriteiten. De minister heeft daarbij terecht opgemerkt dat de e-mail van professor [B] spreekt van een verhoogd risico op ernstige schade als eiser namen heeft genoemd in zijn brieven aan de autoriteiten, maar dat dit niet betekent dat er in het geval van eiser ook een reëel risico is. Daarbij heeft de minister erop gewezen dat eiser in het gehoor heeft verklaard dat hij namen heeft genoemd in zijn klacht gericht aan het openbare ministerie, via de organisatie Golos Svobody.4 In de correcties en aanvullingen heeft eiser aangevuld dat hij hiermee bedoelt dat hij in de communicatie met mensenrechtenorganisaties de namen van de agenten heeft genoemd en dat die namen ook zijn genoemd in de verzoeken die deze organisaties namens eiser hebben gedaan. Van deze correspondentie heeft eiser geen documenten overgelegd. De minister heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt omdat hij namen van agenten zou hebben genoemd. Ook heeft de minister terecht vastgesteld dat uit de overgelegde documenten niet blijkt dat eiser strafrechtelijk wordt vervolgd. Dat de minister de brief van het Kirgizische Military Prosecutors Office volgens eiser ten onrechte aanmerkt als een brief van het openbaar ministerie neemt niet weg dat uit deze brief blijkt dat er geen strafrechtelijke procedure is gestart door het Military Prosecutors Office. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij strafrechtelijk wordt vervolgd. Verder heeft de minister ter zitting benadrukt dat de Whatsapp-gesprekken wel zijn betrokken in het bestreden besluit.5 Hiertoe heeft de minister zich in het besluit en het daarin ingelaste voornemen op het standpunt gesteld dat de Whatsapp-gesprekken tussen eiser, zijn moeder en zijn broer over dat zijn moeder op 26 juni 2023 zou zijn gehoord door de Kirgizische autoriteiten geen objectief bewijs zijn en dat deze gesprekken, ook in combinatie met de overige overgelegde documenten, niet aannemelijk maken dat eiser problemen heeft met de Kirgizische autoriteiten. Over het expertrapport van professor [A] merkt de rechtbank op dat eiser tijdens het gehoor heeft verklaard dat hij hiermee zijn herkomst en etniciteit wil onderbouwen. Aangezien de minister de nationaliteit, herkomst en identiteit van eiser geloofwaardig heeft bevonden, hoefde de minister in het bestreden besluit niet in te gaan op dat rapport.
Problemen wegens activiteiten op social media
15. Eiser stelt dat hij door de Kirgizische autoriteiten wordt gemonitord vanwege zijn activiteiten op social media. Hij voert aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de risico’s die daaruit voortvloeien bij terugkeer naar Kirgizië.
16. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser bij terugkeer naar Kirgizië problemen met de autoriteiten zal ondervinden wegens activiteiten op social media. De minister heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser niet met documenten aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk berichten heeft geplaatst op social media. Eiser heeft voldoende tijd gehad om dit standpunt met documenten te onderbouwen, maar heeft dit nagelaten. De enkele stelling dat eiser wel berichten heeft geplaatst is onvoldoende. Verder heeft de minister ter zitting benadrukt dat in het bestreden besluit is overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Kirgizische autoriteiten en gemonitord wordt. Daarbij heeft de minister ter zitting terecht opgemerkt dat uit de door eiser aangehaalde bronnen blijkt dat monitoring een mogelijkheid is wanneer men zich negatief uitlaat op social media over de Kirgizische autoriteiten. Omdat eiser niet heeft onderbouwd dat hij berichten heeft gepost op social media, heeft hij ook niet aannemelijk gemaakt dat hij wordt gemonitord.
Daarbij heeft de minister ook erop gewezen dat eiser heeft verklaard dat zijn familie sinds de eerste asielaanvraag geen problemen hebben ondervonden. De minister heeft kunnen stellen dat eiser niet heeft voldaan aan het individualiseringsvereiste en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Kirgizische autoriteiten.
17. Gelet op al het voorgaande heeft de minister afdoende gemotiveerd dat eiser de door hem gestelde problemen met de Kirgizische autoriteiten niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister hoeft eiser daarom ook geen voordeel van de twijfel te geven in de zin van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. F.J. Attema, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. Zie verslag van het gehoor van 26 juli 2023, p. 3 en 23.
2 Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:636.
3 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2581, overweging 5.1.
4 Zie verslag van het gehoor van 26 juli 2023, p. 13.
5 Zie het bestreden besluit van 6 januari 2025, p 3.