ECLI:NL:RBDHA:2025:7643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
NL24.25946
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk door niet betalen griffierecht

Deze uitspraak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie van 31 mei 2024. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat verzoekster het griffierecht niet heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening. In dit geval bedroeg het griffierecht € 187,-.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen geldige reden heeft gegeven voor het niet betalen van het griffierecht. Verzoekster had eerder verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar heeft geen nadere stukken ingediend ter onderbouwing van haar verzoek, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank. De nota voor het griffierecht is op 23 november 2024 verzonden en verzoekster had tot 21 december 2024 de tijd om te betalen, maar heeft dit nagelaten.

Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten dat het verzoek niet inhoudelijk kan worden behandeld en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 Awb. Verzoekster krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is op 9 april 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25946
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , V-nummer: [V-nummer] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A. Orhan),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de minister van 31 mei 2024.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Verzoekster heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
2. Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening doet, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 187,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de voorzieningenrechter is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoekster niets aan kan doen.
4. Verzoekster heeft bij het indienen van haar verzoek gevraagd of zij het griffierecht niet hoeft te betalen, omdat zij dit bedrag niet kan betalen. De rechtbank heeft haar op 26 juni 2024 en op 5 november 2024 verzocht haar verzoek voor vrijstelling van het betalen van het griffierecht met nadere stukken te onderbouwen. De rechtbank heeft hierop niks ontvangen. De voorzieningenrechter heeft verzoekster op 20 november 2024 een brief gestuurd waarin staat dat haar verzoek is afgewezen en dat zij het griffierecht wel moet betalen. De nota voor het betalen van het griffierecht, verzonden op 23 november 2024, is op 26 november 2024 door verzoekster ontvangen. Daarin staat dat verzoekster het griffierecht binnen vier weken moet betalen, bij gebreke waarvan er rekening mee moet worden gehouden dat de gerechtelijke procedure niet inhoudelijk zal worden behandeld. Verzoekster moest voor 21 december 2024 betalen.
5. De voorzieningenrechter heeft het bedrag niet ontvangen. Verzoekster heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het verzoek zal niet inhoudelijk worden behandeld en de voorzieningenrechter zal geen uitspraak over het verzoek doen. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Verzoekster krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 april 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.