ECLI:NL:RBDHA:2025:7643
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk door niet betalen griffierecht
Deze uitspraak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie van 31 mei 2024. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat verzoekster het griffierecht niet heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening. In dit geval bedroeg het griffierecht € 187,-.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen geldige reden heeft gegeven voor het niet betalen van het griffierecht. Verzoekster had eerder verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar heeft geen nadere stukken ingediend ter onderbouwing van haar verzoek, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank. De nota voor het griffierecht is op 23 november 2024 verzonden en verzoekster had tot 21 december 2024 de tijd om te betalen, maar heeft dit nagelaten.
Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten dat het verzoek niet inhoudelijk kan worden behandeld en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 Awb. Verzoekster krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is op 9 april 2025 openbaar gemaakt.