ECLI:NL:RBDHA:2025:7668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
NL25.19169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Gambiaanse nationaliteit hebbende, had op 22 april 2025 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 30 april 2025 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen, waaronder zijn stelling dat hij als asielzoeker Nederland is binnengekomen en dat hij beschikbaar was voor zijn overdracht op 10 maart 2025. De rechtbank concludeerde echter dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring, zoals het ontbreken van een geldig reisdocument en het frustreren van de overdracht, terecht waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat er voldoende gronden waren voor de maatregel en dat het beroep ongegrond was. Eiser kreeg geen schadevergoeding en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19169

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1996 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Ten aanzien van eiser is op 13 januari 2025 een overdrachtsbesluit genomen. Uit de stukken blijkt verder dat de termijn waarbinnen eiser moet worden overgedragen (aan Duitsland) nog niet is verstreken. De gekozen grondslag van de maatregel is dan ook juist.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Verweerder heeft daartoe als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiser betwist de zware en de lichte gronden. Hij voert aan dat hij als asielzoeker Nederland is binnengekomen en dat asielzoekers nooit op voorgeschreven wijze Nederland binnenkomen. Ten aanzien van zware grond 3k voert eiser aan dat hij op 10 maart 2025, ten tijde van zijn geplande overdracht wel degelijk beschikbaar was. Ten aanzien van de lichte gronden 4c en 4d stelt eiser dat hij op het Asielzoekerscentrum (AZC) verbleef en gebruik maakt van de faciliteiten van het Centraal Orgaan asielzoekers (COa)
5. Wat eiser heeft aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat er geen gronden zijn die de maatregel kunnen dragen. De zware grond 3a is feitelijk juist: Eiser beschikt niet over een geldig reisdocument met een visum, zodat hij niet op voorgeschreven wijze Nederland binnen is gekomen. Ten aanzien van de zware grond 3k heeft verweerder in de maatregel, onder verwijzing naar de melding ‘Tijdelijk buiten bereik autoriteiten’ van 10 maart 2025 overwogen dat eiser op die datum niet is verschenen op de afgesproken ophaaltijd voor de overdracht en ook overigens niet bereikbaar was en hieruit geconcludeerd dat eiser hiermee zijn overdracht heeft gefrustreerd. Naar het oordeel van de rechtbank is dat terecht, gelet ook op wat eiser in dit verband heeft verklaard tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling. Hieruit blijkt dat eiser zich rond het afgesproken tijdstip niet bereikbaar heeft gehouden en zelf geen enkele actie heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat hij kon worden overgedragen. Ook zware grond 3k is dus juist. De zware gronden 3a en 3k zijn voldoende om de maatregel te dragen, in de zin dat daarmee het significante risico op onttrekking aan het toezicht wordt aangenomen. De overige gronden hoeven daarom geen bespreking.
6. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot aan de opheffing daarvan op enig moment onrechtmatig is geweest.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 6 mei 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.