ECLI:NL:RBDHA:2025:7686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
NL24.49526
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv aanvraag nareis

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 8 april 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn heeft overschreden en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.

De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank heeft het bedrag vastgesteld op € 907,-, rekening houdend met de ingeschakelde juridische hulp en de aard van de zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 april 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49526
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Hijma),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. D. Kanters).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis (de aanvraag).
De minister heeft op 3 april 2025 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, referent, tolk en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.1
Is het beroep van eiseres gegrond?
2. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen de minister had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
1. Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
3. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.2 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.3
4. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.4 Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende nadere beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
5. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Daarin wordt gemotiveerd verzocht om een nadere beslistermijn van vier weken. De rechtbank vindt het passend om te bepalen dat de minister binnen een termijn van vier weken na verzending van de uitspraak moet beslissen.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
6. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hebben vastgesteld.5 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen de onder 5 genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de gemachtigde, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de minister het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
2 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
3 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de minister op om binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 april 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.