Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1973 en de Roemeense nationaliteit te hebben.
Inspanningsverplichting en de informatieplicht
2. Eiser stelt dat verweerder de inspanningsverplichting heeft geschonden. Verweerder wist op 2 december 2024 dat de gevangenisstraf van eiser zou eindigen op 26 december 2024. Verweerder was dan ook vanaf 2 december 2024 gehouden om inspanningen te verrichten om te voorkomen dat eiser na zijn strafrechtelijke detentie in bewaring zou worden gesteld. Verweerder heeft echter tijdens deze periode geen inspanningen verricht. Ter zitting heeft verweerder erkend dat hij zijn inspanningsverplichting heeft geschonden.
3. Eiser voert verder aan dat verweerder de maatregel van bewaring niet overeenkomstig artikel 5.3, eerste lid, van het Vbaan hem heeft uitgereikt. Uit de uitspraak van de Afdelingvan 24 juli 2024 volgt dat verweerder met het uitreiken van een informatiefolder niet aan zijn informatieplicht voldoet.
4. Het niet voldoen aan de inspanningsplicht en de informatieplicht maakt de maatregel van bewaring pas onrechtmatig als de met de bewaring te dienen belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
5. De rechtbank is van oordeel dat de te maken belangenafweging in het voordeel van verweerder uitvalt. Ten aanzien van de geschonden inspanningsverplichting, overweegt de rechtbank dat er geen concrete aanknopingspunten bestaan dat eiser eerder zou zijn overgedragen aan Roemenië als verweerder zijn inspanningsverplichting niet had geschonden. Daarbij komt dat verweerder na het opleggen van de maatregel van bewaring voldoende voortvarend heeft gehandeld in het kader van eisers overdracht. Op 27 december 2024 heeft verweerder aan het Openbaar Ministerie (OM) verzocht om eventueel bezwaar tegen het vertrek van eiser kenbaar te maken. Op 30 december 2024 heeft verweerder een vertrekgesprek met eiser gehouden en heeft verweerder een vlucht naar Roemenië aangevraagd. Op 31 december 2024 is een vluchtakkoord ontvangen. Eiser wordt op korte termijn, 7 januari 2025, overgedragen.
6. Over de schending van de informatieplicht, overweegt de rechtbank als volgt. Dat eiser niet schriftelijk in een taal die hij verstaat op de hoogte is gesteld van de redenen van bewaring, betekent niet dat hij niet wist waarom hij in bewaring is gesteld. Tijdens het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring is met behulp van een tolk met eiser gesproken over de redenen waarom hij mogelijk in bewaring zal worden gesteld. Verder is eiser door middel van de informatiebrief, in een taal die hij voldoende machtig is, op de hoogte gesteld van de redenen van de maatregel van bewaring, van de mogelijkheid van het instellen van beroep en het verkrijgen van kosteloze rechtsbijstand. Eiser heeft ook, met behulp van een rechtsbijstandverlener, beroep ingesteld tegen de maatregel. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad.
7. Tot slot weegt het in het voordeel van verweerder dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken als hij niet in bewaring verblijft. Eiser is ongewenst verklaard en verbleef dan ook onrechtmatig in Nederland. Daarbij komt dat hij ervan wordt verdacht dat hij op 23 juli 2024 een nieuwe woninginbraak heeft gepleegd, waarvoor hij op 31 oktober 2024 is veroordeeld door de rechtbank Rotterdam. Het onttrekkingsrisico zal de rechtbank hieronder nader bespreken.
8. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Als zware grondenstaat daartoe in de maatregel vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3h: tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
en als lichte grondenwordt vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
9. Eiser betwist alle zware en lichte gronden.
10. De rechtbank is ten aanzien van zware grond 3b van oordeel dat deze zware grond feitelijk juist is. Eiser heeft verklaard dat hij sinds 20 juli 2024 in Nederland verblijft. Hij is echter bij besluit van 17 oktober 2013, uitgereikt aan eiser op 24 oktober 2013, ongewenst verklaard. Voor zover eiser veronderstelt dat de ongewenstverklaring voor een duur van 10 jaar was opgelegd, volgt dit niet uit de beschikking. De ongewenstverklaring blijft van kracht totdat deze wordt opgeheven. Eiser verbleef dus onrechtmatig in Nederland. Niet is gemotiveerd betwist dat hij zich niet heeft gemeld bij de bevoegde autoriteiten. Ook zware grond 3h is feitelijk juist. Verweerder heeft ter zitting erkend dat in het tekstblok bij deze zware grond niet is gemotiveerd dat uit de ongewenstverklaring een risico op onttrekking aan het toezicht volgt. Verweerder heeft er evenwel terecht op gewezen dat in de gehele maatregel van bewaring voldoende is toegelicht dat uit deze zware grond ook een onttrekkingsrisico volgt. Ondanks de ongewenstverklaring verblijft eiser immers in Nederland. Hij houdt zich daarmee niet aan de Nederlandse wet- en regelgeving. Daarnaast is hij op 31 oktober 2024 door de rechtbank Rotterdam veroordeeld voor een woninginbraak, gepleegd op 23 juli 2024. De ongewenstverklaring is tegen eiser uitgevaardigd, omdat hij ook in het verleden meerdere keren is veroordeeld voor woninginbraken. De lichte grond 4c is eveneens feitelijk juist en voorzien van een nadere toelichting. Dat hij wel een verblijfplaats heeft in Duitsland, maakt niet dat verweerder deze grond niet kan tegenwerpen. Eiser staat namelijk niet ingeschreven in de Basis Registratie Personen (BRP).
11. De gronden 3b, 3h en 4c kunnen de conclusie rechtvaardigen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken of de voorbereiding van het vertrek of de uitzetting zal ontwijken of belemmeren. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. Wat is aangevoerd over de lichte grond 4d behoeft daarom geen bespreking.
12. Eiser stelt tot slot dat zicht op overdracht ontbreekt, omdat uit het dossier niet blijkt of verweerder aan het OM heeft gevraagd of het OM bezwaar heeft tegen eisers overdracht. Verweerder heeft ter zitting de correspondentie met het OM aan het dossier toegevoegd. Hieruit volgt dat verweerder op 27 december 2024 heeft gevraagd of er bezwaar bestaat tegen eisers overdracht. Op 30 december 2024 is gereageerd dat het OM geen bezwaar hebben. Er is dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat zicht op overdracht ontbreekt.
13. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
14. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
15. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.