ECLI:NL:RBDHA:2025:7743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
NL25.3121 en NL25.3122
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige nationaliteit en identiteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt Jemenitische en Somalische nationaliteit te hebben, heeft op 31 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 22 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 18 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de minister niet. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft gehad met Al Shabaab in Somalië en dat hij niet kan terugkeren naar Jemen vanwege de oorlog. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig zijn. De minister heeft op basis van taalanalyses en inconsistenties in de verklaringen van eiser geconcludeerd dat zijn asielrelaas niet inhoudelijk kan worden beoordeeld. De rechtbank volgt deze conclusie en wijst het beroep van eiser af, evenals het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.3121 en NL25.3122
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Hij heeft op 31 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 januari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en A.H. Hassan als tolk. Namens verweerder is met voorafgaand bericht geen gemachtigde verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Jemenitische en de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is geboren in Jemen en heeft daar zijn eerste twee jaar geleefd. Daarna heeft hij zonder verblijfsvergunning in Saoedi-Arabië geleefd. Hij is herhaaldelijk uitgezet naar Somalië. Toen hij na de derde uitzetting in Somalië bleef, kreeg eiser problemen met Al Shabaab. Zij hebben hem gevangengenomen en een doodsvonnis opgelegd omdat hij niet met hen samen wilde werken. Eiser kan vanwege Al Shabaab niet leven in Somalië en vanwege de oorlog niet in Jemen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser; en
de problemen van eiser met Al Shabaab.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig en heeft daarom het asielrelaas van eiser niet inhoudelijk beoordeeld. Eiser heeft zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet aangetoond met documenten. De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel. [2] Eiser heeft namelijk in zijn verhoor bij de politie aangegeven alleen Arabisch Jemenitisch te spreken, terwijl later duidelijk is geworden dat hij het Somalisch vloeiend beheerst. Uit uitgevoerde taalanalyses blijkt dat het Arabisch van eiser eenduidig niet tot de Jemenitische spraakgemeenschap is te herleiden en dat het Somalisch van eiser eenduidig tot de Zuid-Somalische taalgemeenschap is te herleiden. Daarnaast heeft eiser inconsistent verklaard over welke identificerende documenten hij heeft aangevraagd en in bezit heeft gehad. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over zijn nationaliteit en wanneer hij op welke plek heeft gewoond. Verweerder wijst de asielaanvraag van eiser af als kennelijk ongegrond omdat eiser verweerder heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Het bestreden besluit is gebrekkig voorbereid en gebrekkig gemotiveerd. Eiser heeft verweerder geen valse informatie verstrekt. Eiser spreekt zowel Arabisch als Somalisch. Verweerder heeft daarnaast onvoldoende uitgelegd waarom hij tegenwerpt dat eiser inconsistent heeft verklaard over het aanvragen en verkrijgen van identiteitsdocumenten. Verweerder heeft namelijk de verklaring dat de oom van eiser voor hem een Somalische identiteitskaart heeft geregeld, niet betrokken bij het besluit. Eiser heeft zowel de Somalische als de Jemenitische nationaliteit; enige verwarring daarover heeft eiser met zijn verklaringen weggenomen. Eiser heeft tot slot moeite met exacte data, maar heeft in ieder geval geen twee jaar in Somalië verbleven voordat hij vluchtte.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder mocht hierbij betrekken dat eiser wisselend heeft verklaard over welke talen hij spreekt en dat hij hierover informatie heeft achtergehouden en valse informatie heeft verstrekt. Dit heeft eiser gedaan door niet direct te verklaren dat hij de Somalische taal beheerst en daar later op terug te komen. De grond van eiser dat hem niet mag worden tegengeworpen dat hij bij de politie niet direct heeft verklaard dat hij het Somalisch beheerst is niet nader onderbouwd en kan daarom niet slagen. Daarnaast is uit de taalanalyse gebleken dat de spraak van eiser eenduidig niet te herleiden is tot de Jemenitische spraakgemeenschap en niet overeenkomt met de spraak van een moedertaalspreker van het Arabisch. Verweerder mocht dit op basis van de verklaringen van eiser wel verwachten. De verklaring van eiser voor het feit dat hij geen Jemenitisch accent heeft, namelijk dat hij veel langer in Saoedi-Arabië heeft gewoond, doet hier niet aan af. Verweerder heeft in de besluitvorming namelijk deugdelijk gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser niet overeenkomen met de resultaten van de taalanalyse. Verweerder mocht bij de geloofwaardigheidsbeoordeling ook betrekken dat eiser uiteenlopend heeft verklaard over hoe lang hij in Somalië heeft verbleven. Dat hij niet goed is in het onthouden van data verklaart niet dat zijn inschattingen uiteenlopen van enkele maanden tot twee jaar. De stelling van eiser dat hij wilde zeggen dat hij in totaal meer dan een jaar in Somalië heeft verbleven, neemt niet weg dat onduidelijk blijft waarom hij ook een periode van twee jaar heeft aangeduid. Ook mocht verweerder erop wijzen dat eiser inconsistent heeft verklaard over het aanvragen van identiteitsdocumenten. Verweerder wijst er in dat kader terecht op dat eiser verschillende mensen noemt die de ID-kaart zouden hebben aangevraagd en verschillende plekken waar de kaart zou zijn aangevraagd. Bovendien heeft eiser het ene moment verklaard dat de ID-kaart echt is, terwijl hij op een ander moment heeft verklaard dat het om een valse kaart gaat. De verklaring die eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht, namelijk dat hij via zijn oom een Somalische identiteitskaart heeft geregeld, hoefde verweerder niet op een andere conclusie te brengen. Die verklaring blijft namelijk tegenstrijdig aan verschillende andere verklaringen van eiser. De rechtbank wijst er tot slot op dat verweerder in het voornemen heeft geconcludeerd dat hij de Jemenitische nationaliteit ongeloofwaardig acht. De rechtbank volgt eiser dus niet in zijn betoog dat verweerder heeft nagelaten om eisers Jemenitische nationaliteit op geloofwaardigheid te toetsen.
6.2.
Verweerder heeft gelet op het bovenstaande niet ten onrechte geconcludeerd dat de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig zijn. Omdat een asielmotief volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter alleen maar betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling, [4] hoefde verweerder geen inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas uit te voeren.
6.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat onduidelijk is waarheen hij zou moeten terugkeren. In het bestreden besluit stelt verweerder immers gemotiveerd dat eiser moet terugkeren naar Somalië of Jemen. [5]

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft.
7.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7.2.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie artikel 31, zesde lid, onder c van de Vw 2000.
3.Zie artikel 30b, eerste lid, onder c van de Vw 2000.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
5.Zie pagina 5 van het bestreden besluit.